N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Veiling Oude gympen, manuscripten en kunst van Dalí, Matisse en Picasso: deze week begint de veiling van de inboedel van Freddie Mercury, de in 1991 overleden zanger van Queen. De vraagprijzen worden nu al flink overboden.
Contactafdruk van de foto’s die fotograaf Mick Rock maakte voor het album Queen II uit 1974, het tweede studioalbum van de band, met een geschatte waarde 5.000 tot 7.000 pond. Foto Sotheby’s
In een door witte heteromannen gedomineerde rockwereld viel Freddie Mercury (1946-1991) op door zijn extravagante, androgyne uitdossingen. De zanger en frontman van de Britse rockgroep Queen kleedde zich op het podium en in videoclips in glittercatsuits, Japanse kimono’s en vrouwenkleding.
Vanaf woensdag veilt Sotheby’s in Londen al de kledingstukken en podiumattributen van Mercury en ook zijn huisraad. Dat doet het veilinghuis onder de noemer Freddie Mercury: A World of His Own. Verdeeld over zes veilingen zullen tot en met 13 september 1.500 kavels worden aangeboden met in totaal 30.000 voorwerpen. Ze zijn alle afkomstig uit Garden Lodge, het 28 kamers tellende victoriaanse huis in Kensington in West-Londen waar Mercury de laatste elf jaar van zijn leven woonde.
Hoogtepunten, in rock-historisch opzicht, zijn de manuscripten van beroemde songs, zijn instrumenten, en de vele kostuums, sieraden en andere podiumattributen van Mercury. Zoals de kroon en koningsmantel met nephermelijn die hij droeg tijdens zijn laatste Queen-tournee in 1986 (verwachte opbrengst 68.000-90.000 euro). De eerste opzet van de songtekst van ‘We Are The Champions’, geschreven op negen blaadjes, waaronder briefpapier van luchtvaartmaatschappij British Midland Airways (225.000-340.000 euro). En, het absolute topstuk, de Yamaha-vleugel waarop Mercury ‘Bohemian Rhapsody’ en andere hits componeerde. Richtprijs: 2,3 tot 3,5 miljoen euro.
Het Tiffany-snorkammetje (richtprijs 400-600 pond) staat inmiddels op 30.000 pond. Foto Sotheby’s
Voorliefde voor Japan
Als verzamelaar van kunst en antiek had Mercury een voorliefde voor krullerig (nep)antiek en Japanse kunst- en gebruiksvoorwerpen. In de avondveiling van woensdag is het enige echt kostbare kunstwerk een geschilderd vrouwenportret van de negentiende Franse kunstenaar James Tissot (minstens een half miljoen euro). Daarnaast bezat Mercury een paar bladen met grafiek van Dalí, Matisse en Picasso en vele houtdrukken uit Japan.
In de derde veiling, op 8 september, komen de meubels van Mercury onder de hamer. Onder het aanbod veel twintigste-eeuwse meubels in neo-stijlen, witte porseleinen beeldjes, Perzische kleden, Meissen-servies en vazen van Daum en Lalique.
Zijn voorliefde voor Japan spreekt uit de online-veiling In Love with Japan, die op 11 september eindigt. Daarin de nodige oude prenten, lakdoosjes, waaiers en kimono’s.
Het vrolijkst, zeker voor de fans met een kleinere portemonnee, zijn de twee Crazy Little Things online-veilingen waarmee Sotheby’s op 12 en 13 september afsluit.
Die bevatten een mer à boire aan prullaria: poezenbeeldjes, geinige peper- en zoutstelletjes, geborduurd tafellinnen, ingelijste gouden platen, collecties boeken en tijdschriften, lidmaatschapskaarten en (soms smotsige) T-shirts en andere kledingstukken.
Het paar afgetrapte hoge Adidas-gympen is getaxeerd op minimaal 3.500 euro. Foto Sotheby’s
Persoonlijke objecten
Ondanks het enorme aanbod zullen souvenirjagers vermoedelijk diep in de buidel moeten tasten. Een paar afgetrapte hoge Adidas-gympen (maat 8,5) is getaxeerd op minimaal 3.500 euro. Een verzameling van 265 privé-foto’s uit de jaren tachtig: minstens 6.000 euro.
Bij de al geopende online-veilingen blijken de richtprijzen bovendien weinig om het lijf te hebben. Vooral bij de meer persoonlijke objecten lopen de biedingen flink op. Een paar afgetrapte witte klompen die Mercury in de jaren zeventig intensief droeg, richtprijs 3.000-5.000 pond, stond maandag al op 16.000 pond (inclusief veilingkosten impliceert dat een rekening van 25 mille). Een Adidas-sporttas vol vlekken (100-150 pond) stond op 6.000 pond en een Tiffany-snorkammetje (richtprijs 400-600 pond) zelfs op 30.000 pond.
De Adidas-sporttas vol vlekken (richtprijs 100-150 pond) staat inmiddels op 6.000 pond. Foto Sotheby’s
Mercury, geboren als Farrokh Bulsara in het sultanaat Zanzibar (het huidige Tanzania), vermaakte zijn huis plus inboedel aan Mary Austin, begin jaren zeventig zijn partner en later zijn belangrijkste erfgenaam. Austin woonde sinds de dood van de zanger in Garden Lodge en liet het interieur goeddeels intact. Of het huis ook wordt verkocht, staat nog niet vast.
Het veilinghuis verwachtte in april bij de aankondiging van de veilingen een opbrengst van minstens 6 miljoen pond, zo’n 6,8 miljoen euro. Gezien de hoge biedingen bij de online-veilingen lijkt dat een voorzichtige schatting.
Een deel van de opbrengsten schenkt Austin aan twee liefdadigheidsinstellingen: de Mercury Phoenix Trust, door Queen-leden Brian May en Roger Taylor en Queen-manager Jim Beach opgericht na de dood van Mercury, en de Elton John Aids Foundation. Mercury overleed aan de gevolgen van aids.
De witte klompen met een richtprijs 3.000-5.000 pond, stond maandag al op 16.000 pond. Foto Sotheby’s
Nederland is een Mahlerland. Als een orkest in Nederland een symfonie van componist Gustav Mahler (1860 – 1911) op het programma zet, dan is dat bijna garantie voor een volle zaal – en dus programmeren orkesten Mahler maar wat graag. Terecht, Mahlers symfonieën zijn prachtig! Deze gids is voor wie de Mahler-klok wel hoort klingelen (is dat een verwijzing naar het vijfde deel van Mahlers Derde symfonie? Misschien.), maar nog niet (helemaal) weet waar de klepel hangt.
Waar komt de traditie vandaan?
Onze nationale liefde voor de Oostenrijkse componist hebben we te danken aan Willem Mengelberg, de chef van het Concertgebouworkest tussen 1895 en 1945. Hij was groot fan van Mahler en haalde hem regelmatig naar Nederland om te gast-dirigeren.
Op veel plekken begint het publiek in die tijd enorm van Mahler te houden, maar hier in Nederland hield de ‘cultus’ (zoals sommige critici het noemden) wel heel erg stand. In 1920 viert Mengelberg zijn vijfentwintigjarig jubileum met een groot Mahlerfeest: het Concertgebouworkest voert alle symfonieën van Mahler uit. De Mahlertraditie is geboren.
En nu?
In 1920 moet het Mahlerfeest nog als een hedendaags in memoriam hebben gevoeld, maar in 1995 is de liefde voor Mahler in steen gebeiteld: 75 jaar na het eerste Mahlerfeest wordt er een tweede Mahlerfestival georganiseerd, dan samen met de Wiener en Berliner Philharmoniker. Veel sneller, in 2020, stond de derde editie op het programma; een festijn waar nogal verlekkerd naar uitgekeken werd omdat de beste orkest van de wereld die Mahler ooit dirigeerde zouden komen spelen: naast de orkesten uit Amsterdam, Wenen en Berlijn ook de New York Philharmonic.
‘Zouden komen’, want: corona. Nu, vijf jaar later, gaat het Mahlerfeest alsnog door. Wel deels met iets minder bekende orkesten, maar dat mag de pret niet drukken. Dus of je nou voor bijna 2000 euro een eersterangs passe-partout in het Concertgebouw hebt, of de gratis livestreams in het Vondelpark Mahlerpaviljoen of op NPO2 Extra meepikt – óf op welk ander moment dan ook een symfonie van Mahler wil luisteren: deze Mahlergids met feitjes, achtergrond en luistertips kan je op elk moment verderhelpen. En als klap op de vuurpijl verschijnt na elke symfonie een recensie van de uitvoering in het Mahlerfestival, steeds de dag na de uitvoering.
Lees ook
Geen klassiek genre zó monumentaal en prestigieus als de symfonie
Eerste symfonie: de ‘titaan’
Af in: 1896 (eerste versie 1888)
Koffieautomaatfeitje: De Eerste was niet Mahlers eerste. Eerder componeerde hij al minstens twee ongenummerde symfonieën. Maar als je een van de allergrootste symfonische componisten uit de muziekgeschiedenis bent, dan kun je van je eersteling maar beter een episch, innovatief en alomvattend statement maken. Dat had Mahler goed in de gaten toen hij ‘nummer 1’ boven deze noten schreef.
Achtergrond: De Eerste was aanvankelijk een symfonisch gedicht in vijf delen, met lyrische titels en een uitgebreid ‘programma’ dat verhelderde wat de muziek allemaal wilde zeggen. Na de première in Boedapest in 1889 voegde Mahler nog de titel Der Titan toe voor uitvoeringen in 1893 en 1894. Maar daarna veranderde hij van inzicht: zijn muziek moest op zichzelf staan. Exit titels én het tweede deel, ‘Blumine’ (dat nog vaak zelfstandig wordt uitgevoerd).
Binnen de resulterende vierdelige symfonievorm maakte Mahler opvallende keuzes die kenmerkend zouden blijken voor zijn stijl. Het scherzo is bijvoorbeeld een ‘Ländler’, een volksdans in driekwartsmaat: het contrast tussen die boertige dansvorm en Mahlers orkestratievernuft is typerend.
Uitgelichte momenten:
In de uitgesponnen langzame introductie is de hoofdrol voor de houtblazers, die bij Mahler prominente solo-instrumenten worden.
Het derde deel is een treurmars gebaseerd op ‘Vader Jacob’, maar dan in mineur – Mahler gebruikte graag bekende melodieën. De contrabas, die in symfonisch repertoire zelden een solorol heeft, introduceert het thema.
Koffieautomaatfeitje: Mahler krijgt een writer’s block nadat hij het openingsdeel ‘Totenfeier’ op piano voorspeelt aan de bekende dirigent Hans von Bülow. Die doet de handen over zijn oren en roept uit: „Als dit muziek is, snap ik er geen snars meer van.” Hoe nu verder? twijfelt Mahler. Pas zes jaar later, op de begrafenis van Von Bülow, openbaart zich aan Mahler het slotdeel van zijn symfonie.
Achtergrond: In zijn Eerste symfonie schept Mahler een wereld en een held. Die held sterft, maar weet van de diepten van de hel naar de hoogten van de hemel te klimmen. In zijn Tweede symfonie – bijgenaamd Opstanding – ‘jongleert’ de componist met de gedachte van de verrijzenis. Hij begint met een onheilspellende en lange begrafenismars. In het zwierige tweede deel haalt Mahler vertederende herinneringen op aan de gestorvene.
In het derde en vierde deel doet hij een greep in het boek Des Knaben Wunderhorn met Duitse volksliederen. Het derde deel bevat een typisch staaltje Mahler-ironie en gaat over Sint Antonius, die de kerk leeg vindt en daarom maar voor de vissen gaat prediken. Het vierde deel is het dromerige lied ‘Uhrlicht’, een gelovige die het aardse leven voor het paradijs wil verruilen. „Ik ben van God en ik wil naar God.”
Zoals in de Eerste symfonie leveren hel en hemel hier opnieuw in het slotdeel hun eeuwige strijd. Van vernietigende crescendo’s naar diepe stiltes.
Uitgelichte momenten:
Vanuit de diepten roepen de contrabassen en cello’s al in de eerste noten van de symfonie een enorme spanning op. Je voelt meteen: we staan aan het begin van een reis door grootste landschappen met diepe ravijnen.
„De mens is in nood, de mens lijdt pijn. Ach, kon ik maar in de hemel zijn.” De zoektocht naar verlossing in het lied ‘Uhrlicht’. Mahler op zijn tederst.
De magische eerste fluistering van het koor „Aufersteh’n, ja aufersteh’n” (opstaan) – voel je voordat je het woord hoort. In het hart van de tekst en van Mahlers denken staat die ene zin: „Sterven moet ik om te leven.”
Derde symfonie: de langste
Af in: 1896
Koffieautomaatfeitje: De Derde symfonie duurt ongeveer 1 uur en drie kwartier. Het is Mahlers langste, en een van de langere symfonieën überhaupt. Alleen het eerste deel duurt al ruim een (heerlijk) halfuur.
Achtergrond: Met de Derde symfonie wilde Mahler een wereld bouwen: van levenloze natuur via planten, dieren en mensen naar God of het eeuwige. Daarin wilde hij alles stoppen wat hij tot dan toe over het leven geleerd had. Oorspronkelijk bedacht hij titels bij de verschillende delen, zoals: ‘I. Pan ontwaakt, de zomer stormt binnen.’ ‘III. Wat de dieren in het woud me vertellen’. Maar die titels schrapte hij bij de eerste uitgave: de muziek moest voor zichzelf spreken.
In zijn tijd was de Derde zo gigantisch, dat het niet meteen in één keer kon worden uitgevoerd. Toch had Mahler er eigenlijk nog een deel aan toe willen voegen. Dat werd het laatste deel van de Vierde symfonie, die daarmee voltooid was vóór de Derde überhaupt voor het eerst helemaal geklonken had; dat was pas in 1902, gedirigeerd door Mahler zelf. Zelfs de Vijfde was toen al bijna af.
Uitgelichte momenten:
Vierde symfonie: de hemelse
Af in: 1900
Koffieautomaatfeitje: Mahler zelf dirigeerde in 1904 de Nederlandse première van de Vierde symfonie bij het Concertgebouworkest. Na de pauze voerden ze de hele symfonie nog een keer uit: een ideetje van orkestchef Willem Mengelberg.
Achtergrond: Een gemiddelde Mahler-symfonie klinkt alsof de componist hoogstpersoonlijk het universum wilde herschikken. Maar met zijn ‘slechts’ één uur durende Vierde symfonie laat hij simpelweg het pad naar de hemel horen. Hij werd geïnspireerd door een lied dat hij eerder had gecomponeerd: ‘Das himmlische Leben’. Dat bezingt de hemel vanuit de kinderblik: een vreugdevol bestaan met gedans en gehuppel en natuurlijk de mooiste muziek. In de hele symfonie duiken er liedflarden op, totdat het laatste deel in zijn geheel wordt gezongen door een solosopraan.
Het orkest speelt met een sterk uitgedunde kopersectie en zonder tuba’s en trombones. Alleen dat al tilt de muziek weg van het aardse. De sfeer is volks en op sommige momenten regelrecht sprookjesachtig. Er klinken belletjes en speelse melodieën, en er zijn nagenoeg geen allesomvattende klankexplosies. Na de kolossale Tweede en Derde symfonieën had het Mahler-publiek in Duitsland en Oostenrijk daar juist wel de oren op voorgesorteerd. De meesten konden de in kinderlijke onschuld badende vierde dan ook maar matig waarderen. In Nederland vond men de symfonie juist sympathiek en charmant.
Uitgelichte momenten:
Mahler kon als de beste een ‘er-is-hier-iets-niet-pluis-gevoel’ tevoorschijn toveren. In het tweede deel doet hij dat met een één toon hoger gestemde soloviool die als Magere Hein boven het orkest danst.
De slotmaten van Mahlers symfonieën zijn meestal één groot knal- en tetterfestijn. Niet bij de Vierde symfonie: op het zachte wiegen van de harp stuurt Mahler je huiswaarts.
Vijfde symfonie: de optimistische
Af in: 1902
Koffieautomaatfeitje: Het vierde deel, het ‘Adagietto’, is zo’n prachtig romantisch stuk, dat het op zichzelf beroemd is geworden, met name door de film Death in Venice (1971). Velen, vooropgegaan door Mengelberg destijds, horen er een muzikale liefdesbrief in voor de vrouw met wie hij net was getrouwd: Alma Schindler.
Achtergrond: Mahler zelf vond deze symfonie, waaraan na vier symfonieën met zang geen zangers te pas komen, niet zo romantisch. „Het is simpelweg een uiting van ongelofelijke energie van een persoon in de bloei van zijn leven.” Mahler zelf kampte in die periode juist met gezondheidsproblemen; hij overleefde in 1901 maar net een bloeding. De Vijfde werd overal (behalve in Wenen) nogal slecht ontvangen, op het ‘Adagietto’ na. In Nederland ging de symfonie in première in 1905, door de Berliner Philharmoniker in een slecht gevuld Kurhaus in Scheveningen. Mahler reviseerde het zeven keer, tot hij in de laatste maanden van zijn leven, in 1911, een definitieve versie had.
Uitgelichte momenten:
Het allereerste trompetten die de treurmars – zo noemt Mahler het eerste deel – inleiden zijn even herkenbaar als imposant.
Maar het treuren is snel voorbij. Mahlers Vijfde is vooral een erg optimistische symfonie. Het derde deel begint blij, huppelig, als iemand die in z’n nopjes is over een aanstaande date. Daarna volgt de emotionele rollercoaster van zo’n moment: angst, een vlaagje paniek, eenzame vertwijfeling, dan weer verschillende troostende stemmen in het prachtige pizzicatomoment, om er aan het einde met frisse overmoed zin in te hebben.
En dan komt de liefde zelf, het ‘Adagietto’. Daar moet een mens verder geen woorden vuil aan maken. Dat kun je alleen maar horend begrijpen. Sowieso mag je in de Vijfde horen wat je wil; Mahler heeft er geen ‘betekenis’ aan gegeven. Het is muziek om muziek.
Zesde symfonie: de ‘tragische’
Af in: 1904
Koffieautomaatfeitje: De symfonie met de hamer: in het laatste deel gebruikt Mahler een enorme houten hamer als instrument. Er is discussie over of die hamer twee of drie keer moet slaan – Mahler haalde de derde slag er om bijgelovige redenen uit. Er is ook discussie over de volgorde van het tweede en derde deel, omdat Mahler die een paar keer omgooide.
Achtergrond: Het gaat Mahler ogenschijnlijk voor de wind: succes in Wenen, net getrouwd, spelend met zijn eerste kind in zijn zomerhuis en een tweede kind op komst. Het is dus nogal een plotselinge omslag dat Mahler na de optimistische Vijfde zijn meest ‘Tragische’ symfonie componeert: de Zesde. Het is zijn enige symfonie die in mineur eindigt. Waarom is niet helemaal duidelijk, maar gegist wordt dat angst om alles kwijt te raken en onvermogen zich echt met Alma te verbinden ermee te maken hebben. In ieder geval is Mahler zelf tijdens de repetities en de première enorm aangedaan door zijn muziek.
Dat was de pers ook, maar niet in positieve zin. Het publiek klapt laaiend enthousiast zelfs tussen de delen door, wat de pers dan weer afdeed als ‘veroorzaakt door een ontstane, kritiekloze Mahler-cultus’. Jaren later wordt de eerste uitvoering in Nederland ook door het publiek matig ontvangen. Één recensent schrijft dat de zaal moet lachen bij de hamerslag, en ‘een grappenmaker’ met kop en schotel rammelt als er alpenklokjes klinken: „Het viel gemakkelijk te voorspellen, dat deze symphonie zonder succes zou voorbijgaan.” Nu is het een van Mahlers meest gespeelde symfonieën.
Uitgelichte momenten:
Sowieso hoor je in Mahlers muziek uit welk vaatje bijvoorbeeld filmcomponist John Williams heeft getapt, maar het eerste deel van Mahler Zes is al helemaal Star Wars Extra Grand Deluxe.
De hamer hamert in het laatste deel, twee of drie keer. Slagwerkers strooien soms wat talkpoeder op het blok, voor het dramatische opstuifeffect:
https://youtu.be/OZBDdKrGgOc
Zevende symfonie: de ongrijpbare
Af in: 1906
Koffieautomaatfeitje: Mahler vergeleek het eerste ‘Nachtmusik’-deel uit zijn Zevende symfonie met de sfeer van Rembrandts Nachtwacht. Hij zag het schilderij tijdens een bezoek aan het Rijksmuseum in oktober 1903.
Achtergrond: De Zevende is een symfonie van paradoxen. Intiem zonder persoonlijk te worden. Door Mahler zelf bestempeld als zijn beste werk, maar verreweg de minst populaire van al zijn symfonieën. De muzikale sfeer is er eentje van schaduw en schemering – boven twee van de vijf delen prijkt het kopje ‘Nachtmusik’ – en toch doet het werk licht en opgewekt aan. De ‘Finale’ is zelfs zó uitzinnig en over de top dat je je afvraagt of Mahler ze nog wel op een rijtje heeft. Is dit sarcastische overdrijving? Of een doorgedraaide componist in een lachstuip?
De Zevende symfonie roept meer vragen op dan het beantwoordt, maar dat is ook meteen wat het zo’n ongrijpbaar geweldig stuk maakt. Waar Mahlers symfonieën meestal doordrenkt zijn van diep persoonlijke gevoelens, lijkt de Zevende eerder een zoekplaatje van symboliek, literatuur en beeldende kunst. Het werk is trouwens ook opvallend modern. Mahler bereidt de weg voor radicale vernieuwers als Arnold Schönberg, die tijdens de première in 1908 in het publiek zit en op slag enthousiast is.
Uitgelichte momenten:
Het openingsmotief van Mahlers Zevende symfonie viel hem in terwijl hij zich liet overroeien op de Wörthersee – je hoort meteen het ritme van de roeispanen die door het water worden getrokken.
In het zwoele ‘Andante amoroso’, de tweede ‘Nachtmusik’, stopt Mahler een paar ongewone instrumenten in het orkest. Let vooral op de solo’s van de gitaar en de mandoline.
Achtste symfonie: ‘Symfonie der Duizend’
Af in: 1907
Koffieautomaatfeitje: De bijnaam van deze symfonie – al kan je je afvragen of het fenomeen ‘symfonie’ niet uit zijn voegen barst in dit stuk – is de ‘Symfonie der Duizend’, vanwege de megalomane bezetting met acht solisten en meerdere koren. Mahler zelf vond deze bijnaam erg stom.
Achtergrond: Mahler schreef de Achtste na een visioen in één kolk van inspiratie tijdens zijn zomervakantie in 1906. ‘Je moet je voorstellen dat het heelal begint te trillen en tot klinken komt,’ beschreef Mahler het zelf in een brief.
In allebei de delen vormt zang de kern. Het eerste deel is gebaseerd op een middeleeuwse pinksterhymne waarbij de zangers de heilige geest smeken zich over de wereld uit te storten. Het tweede deel vertolkt het slot van Goethes Faust, en hoewel niemand de precieze betekenis van dit alles ooit helder heeft gekregen, is het duidelijk dat het hele stuk gaat om het streven naar het hogere, met de Liefde als stuwende kracht, waarbij het ‘eeuwig vrouwelijke’ ons omhoog trekt, naar de verlossing.
Mahler zelf was enorm tevreden met het resultaat, en ook de première in 1910 was een gigantisch succes.
Uitgelichte momenten:
Aan het begin van de symfonie geeft Mahler geheel nieuwe invulling aan de uitdrukking ‘vol op het orgel gaan’. Na de eerste klanken van het orgel zetten de koorzangers in met een overrompelende uitroep: ‘Veni, creator spiritus’. (Kom, schepper geest)
Na de extatische laatste maten van het eerste deel hangt menig luisteraar verslagen in de touwen. De mysterieuze fluistering van het begin van het tweede deel, geeft een zinderende spanning.
Het tweede deel zit vol met pareltjes (Engelenkoren! Mater Gloriosa!) maar weinig kan tippen aan het slot, het ‘chorus mysticus’. Al het vergankelijke is maar schijn – bovenaards en kippenvel-garant.
Negende symfonie: zijn afscheid
Af in: 1909
Koffieautomaatfeitje: De Negende werd Mahlers laatste voltooide symfonie, een soort afscheid van het leven.
Achtergrond: Alsof je almaar verder wegzweeft, de kosmos in, de aarde nog maar een vaalblauw stipje in de verte. ‘Wegstervend’, ‘met diepgevoelde emotie’, schrijft Mahler in de partituur van zijn Negende symfonie. Sla je die bij de laatste pagina’s open, dan zie je steeds meer notenbalken wegvallen. Het ene na het andere instrument verdampt, tot alleen nog violen, altviolen en cello’s stilletjes overblijven. Anderhalf uur muziek eindigt zonder climax, als een stipje.
Hoewel hij nog een Tiende symfonie hoopt te voltooien, voorvoelt Mahler misschien al dat de Negende de laatste wordt die hij afkrijgt. Het stuk wordt vaak beschouwd als zijn muzikale afscheid van het leven, van de liefde en de lust, van de aarde. Op naar de hemel.
De symfonie is min of meer symmetrisch opgebouwd. Twee snellere middendelen van pakweg een kwartiertje elk, geflankeerd door twee zware hoekdelen die beide grofweg een halfuur in beslag nemen.
De Negende is geen symfonie die je op de achtergrond aanzet. Hier moet je echt anderhalf uur goed voor gaan zitten. Maar als je geconcentreerd luistert en je openstelt voor die ‘diepgevoelde emotie, dan kan een uitvoering van de Negende symfonie zomaar een spirituele ervaring worden.
Uitgelichte momenten:
Das Lied von der Erde: de dood te slim af
Af in: 1909
Koffieautomaatfeitje: Mahler kent zijn klassieken. Beethoven, Schubert, Bruckner, Dvorak: de grote voorgangers kwamen niet verder dan negen symfonieën. Hij besluit deze vloek te slim af te zijn door zijn negende niet een symfonie, maar Das Lied von der Erde te noemen. En verdomd, het werkt, hij blijft in leven. Dus voltooit Mahler daarna de ‘echte’ Negende. Maar de dood laat zich niet foppen: een jaar later sterft de componist. Een Tiende symfonie krijgt hij niet af.
Achtergrond: In alle symfonieën filosofeert Mahler muzikaal over de dood en wat die betekent. Is sterven het einde of een nieuw begin? En moeten we de dood vrezen of omarmen als een oude vriend? Mahler neigt naar dat laatste. In Das Lied von der Erde speelt hij deze vragen nogmaals tegen elkaar uit.
Mahler vindt inspiratie in zes gedichten uit de Chinese oudheid. Ze verhalen en filosoferen over de vergankelijkheid van schoonheid en het menselijk leven tegenover de cyclus van vernieuwing in de natuur.
Hij laat de tenor beginnen in boze dronkenschap met ‘Het drinklied over de bekommernis op aarde’: „Donker is het leven, is de dood.” De alt belichaamt daarentegen berusting, vooral in het magistrale – half uur durende – slotlied ‘Het afscheid’. „Stil is mijn hart en wacht kalm op zijn uur.” Nog eenmaal laaft ze zich aan de schoonheid van de natuur, waarin alles sterft om opnieuw geboren te worden: „Eeuwig! Eeuwig! Eeuwig!”
Uitgelichte momenten:
De handtekening van Mahler.Foto DeAgostini/Getty Images
Er staat een rockgod op het podium, maar hij wil het niet weten. Hij vlucht geregeld weg uit de spotlights het donker in, neemt bescheiden genoegen met het zingen van een tweede stem, blaast gedienstig op zijn mondharmonica of schudt sambaballen heen en weer.
Maar of hij het nu wil weten of niet: het is toch echt Robert Plant die dinsdagavond de Amsterdamse Carré om zijn vingers windt. Hij hoeft maar even zijn heupen of dunne beentjes te wiegen en iedereen weet meteen weer: dit is ’m echt. Onder die grijze krullen, nonchalant samengebonden in een man bun, schuilt nog steeds die rockmessias/seksbom/superheld van weleer: de legendarische zanger van Led Zeppelin (1968-1980).
Het is een verademing om een 76-jarige zanger te zien die nou eens níét teert op zijn oude glorie maar met nieuwe strijdmakkers zichtbaar staat te genieten. In plaats van bombastische rock-’n-roll speelt Plant met de band Saving Grace en zangeres Suzi Dian zeemansliederen en Keltische traditionals alsof hij een lokale pub vol lallende pimpelaars moet overtuigen.
„It wasn’t always like this…”, verzucht hij na de zoveelste ovatie, om er quasi-twijfelend aan toe te voegen: „…I think”
Hij is grappig, charmant en zit vol zelfrelativering. „It wasn’t always like this…”, verzucht hij na de zoveelste ovatie, om er quasi-twijfelend aan toe te voegen: „…I think.” Over zijn ruim dertig jaar oude solo-hit ‘Down to the Sea’ zegt hij doodleuk: „Dit komt uit de tijd waarin Suzi begon te overwegen om te worden geboren.”
Dieper en doorleefder
Maar het voornaamste is: hij kan nog steeds zingen. De jaren hebben de scherpste randjes van zijn stembanden gevijld, maar dat geeft hem juist een dieper en doorleefder geluid. Tegelijkertijd weet hij zijn karakteristieke, zagende uithalen („OEH-WOE-YEAH-IE-YEAH-AAH!”) nog moeiteloos te halen, ook al draait de geluidsman er om onbegrijpelijke redenen op die momenten compleet onnodige containerladingen aan echo bij. Maar ook daar kan Plant om lachen. Na een zoveelste vlekkeloze schreeuw, vraagt hij zich hardop af, dwars door het applaus heen: „Hoe is me dat toch weer gelukt?”
Hij vertolkt slechts een handjevol Led Zeppelin-nummers (en dan niet eens de hits). En hoewel sommige hommages aan belangrijke tijdgenoten als Neil Young (‘For the Turnstiles’) en Moby Grape (‘It’s a Beautiful Day Today’ – „Dat spelen we heel vaak en soms moeten we huilen.”) wellicht voor hand liggen, zijn er ook prachtige verrassingen. Want wie had ooit durven dromen dat een gelauwerde zeventigplusser het zou wagen om ‘Everybody’s Song’ van het Amerikaanse indierockduo Low te coveren?
Die gretigheid en muzikale exploratiedrift toonde Plant al toen hij met Alison Kraus de wonderschone plaat Raising Sand (2007) uitbracht. Opeens kwamen onverenigbare werelden samen: country, folk en stadionrock. Dat heeft zijn ogen geopend en horizon verbreed, vertelt hij tegen de zaal in Carré. En al zegt hij dat niet hardop, het heeft hem waarschijnlijk ook nóg warser gemaakt van een nog altijd door velen gehoopte Led Zeppelin-reünie.
En toch: opeens is-ie daar weer. Aan het einde van het laatste nummer ‘Gallows Pole’, begint Plant opeens die ándere LedZep-hit ‘Black Dog’ te kreunen: „Hey-hey, mama, said the way you move. Gonna make you sweat, gonna make you groove.” Het opverende publiek – naast grijze rockveteranen op puntlaarzen ook pubers in Led Zeppelin-shirts – mag de laatste tonen meehijgen, terwijl Plant zwaaiend achteruit het duister inloopt. „AAARGH-HAAAH! AAARGH-HAAAH! AAARGH-HAAAH!”
Een fan reisde maandagavond rechtstreeks van het optreden van Billie Eilish in Ziggo Dome naar Paradiso, ook Amsterdam, en zat de hele nacht voor de deur om ’s avonds vooraan te kunnen staan bij het optreden van Eilish’ broer Finneas. Maar wie dacht dat Finneas vooral publiek zou trekken omdat hij de broer en medemuzikant van een superster is, kon in het uitverkochte Paradiso zien dat de zanger-multi-instrumentalist op eigen kracht een aanhang gevonden heeft. Bij opkomst van de 27-jarige Finneas (achternaam O’Connell) op het podium golfde het gegil door de zaal, zijn teksten werden hartstochtelijk meegezongen.
Hij was eerder vooral bekend als Eilish’ oudere broer, die de muziek bij haar liedjes schreef en zo samen met haar wereldsucces kreeg. Tot Eilish’ huidige tournee speelde Finneas in haar band, sinds het verschijnen van zijn tweede album, For Cryin’ Out Loud! (2024), wil hij zich concentreren op zijn eigen rol als zanger. Nu is hij op tournee door Europa, langs relatief kleine zalen.
Hoewel hij mede-ontwerper is van Eilish’ bijzondere muzikale stijl – soepel én experimenteel – is zijn eigen geluid conventioneler. Sommige liedjes hebben de ingenieuze opbouw van het Eilish-oeuvre, lang en met plotselinge wendingen. Maar Finneas wil rocker zijn, blijkt hier. Op het podium vormt hij met zijn vijf muzikanten een rockband, kiest hij rockposes en speelt rockgitaar.
Warme sfeer
Zijn stem past niet vanzelfsprekend bij dat genre. Die stem is niet sterk of geprononceerd, de zang raakt de noten weifelend. Dat strookt niet met de botte tekst van bijvoorbeeld ‘Starfucker’, waarmee hij de avond opende.
Op het volgebouwde podium wisselde hij per nummer tussen gitaar en piano. Zijn danspassen waren ondertussen soepel. Het optreden was het aantrekkelijkst op de momenten dat hij zich concentreerde op zijn zang. Een liedje als het aan soulzanger Al Green herinnerende ‘What’s It Gonna Take to Break Your Heart?’ is langzaam en broeierig, en gaf een warme sfeer. Andere nummers klinken doorsnee poppy, met gesmeerde drums en keyboards, zoals ‘Sweet Cherries’ en ‘Lotus Eater’.
Het was een gelukkig toeval dat Finneas tijdens zijn Europese tour juist deze dinsdagavond in Amsterdam optrad, niet alleen voor de aanhang maar ook voor de familie O’Connell. Voor het eerst had hij zijn zus nu zien optreden in Ziggo Dome, zei hij tegen het publiek, zonder met haar op het podium te staan. En voor het eerst kon Eilish, die juist dinsdag een vrije avond had tussen de Ziggo-concerten door, haar broer zien optreden. Ze stond pal boven het podium te dansen, hij droeg zijn intieme liedje ‘Family Feud’ aan haar op. Kijkend naar het balkon voegde hij een extra regel toe aan de oorspronkelijke tekst, „You’re a little too far away from me”. De zaal antwoordde met een empatisch „aaah”.