N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Boerderijlessen in Nederland De BBB wil landbouwlessen verplichten op scholen. Op speciale educatieboerderijen komen al veel schoolkinderen langs. „Indoctrinatie”, volgens de critici.
‘Wie kan er raden hoeveel pakken melk er uit een koe komen?”, vraagt educatieboerin Janine Hakkert aan een klas zes- en zevenjarige scholieren. Met hun regenlaarsjes aan zitten ze in een klaslokaal bovenin de stal. Ze krijgen ‘boerderijles’.
„Een!”, „Vijf!”, „Oneindig!”, roepen de kinderen door elkaar heen.
Vijftien is het goede antwoord, vertelt Hakkert. „Maar oneindig zou mooi zijn”, grapt ze.
Op haar melkveebedrijf in het Gelderse Tricht organiseert de boerin al tien jaar boerderijlessen voor kinderen uit de stad. Vandaag is groep drie van een school in Tiel op bezoek. De kinderen leren feitjes over het reilen en zeilen van een boerderij, mogen zelf boter maken en krijgen de snoepjes- en veegrobot in de koeienstal te zien.
Als het aan de BoerBurgerBeweging ligt, wordt boerderij-educatie overal in Nederland een verplicht onderdeel van het basisonderwijs. Bovendien moet leraren in opleiding worden verplicht om een stage te lopen in de agrarische sector, en moeten toekomstige journalisten het vak ‘landbouw, visserij en platteland’ volgen. In haar jongste verkiezingsprogramma, dat uit 2021, stelt BBB voor dat alle 150 Kamerleden op ‘inboeringscursus’ gaan. „Achterhaalde informatie” over voedselproductie, bijvoorbeeld over de afgeschafte legbatterijen en kistkalveren, moet uit de schoolboeken worden gehaald.
Een passage over een meldpunt voor leraren met ideologieën is geschrapt. Het punt was bedoeld voor de veganistische juf die kinderen „pusht richting het dierenactivisme”, legde partijleider Caroline van der Plas uit in het Dagblad van het Noorden. Maar het bleek voor te veel interpretaties vatbaar: critici zagen er bijvoorbeeld een wapen in tegen lhbti+-docenten.
Het is een stevige inhoudelijke ingreep in het onderwijs, dat verkiezingsprogramma. Veel aandacht voor een sector die weliswaar tweederde van de ruimte in Nederland inneemt, maar slechts 1,4 procent bijdraagt aan het bruto nationaal product. Zo’n driekwart van wat Nederlandse boeren produceren gaat naar het buitenland; omgekeerd komt driekwart van het wat er op ons bord terechtkomt van buiten de landsgrenzen.
De meeste politieke partijen houden het in hun verkiezingsprogramma’s bij de omstandigheden van het onderwijs, maar blijven weg bij de inhoud. Verder dan aandacht voor burgerschap, democratie of digitalisering gaan de meeste partijen niet. De ChristenUnie zou graag een „gezonde lunch” willen op school.
Als de agrolobby de klassen ingaat, komt ze met extreem eenzijdige informatie
Frank Wassenberg Tweede Kamerlid voor de PvdD
Een tegenpool van BBB, de Partij voor de Dieren, bemoeit zich wél met de lesstof. De thema’s „duurzaamheid, voedsel, natuur- en milieueducatie en dierenwelzijn” moeten een vast onderdeel worden van het onderwijs op basisscholen, vindt de partij. Lespakketten van de fossiele en de bio-industrie, „of andere potentieel ontwrichtende sectoren”, moeten geweerd worden.
Voert zo’n verbod niet wat ver? ,,Nee,” vindt Tweede Kamerlid Frank Wassenberg voor de PvdD. „Ik zou veel van die lespakketten indoctrinatie willen noemen.” „Als de agrolobby de klassen ingaat, komt ze met extreem eenzijdige informatie.” Er wordt bijvoorbeeld niets verteld over „de hoge biggensterfte of het afbranden van varkensstaartjes”. En zo’n boerderijles, moet dat niet gewoon kunnen? Die lessen „hebben geen enkele relatie met de werkelijke situatie in de veehouderij”, vindt Wassenberg. De Inspectie van het Onderwijs heeft het druk, dat ziet hij ook wel, maar eigenlijk zou er volgens hem ingegrepen moeten worden. „Je geeft een sector met héél grote commerciële belangen gewoon toegang tot scholen.”
Waardenvrije boerderijlessen
„Het is géén pr-verhaal”, zegt Arjan Monteny, voorzitter van het platform Boerderij Educatie Nederland en bestuurder van landbouworganisatie LTO. Zo’n 375 educatieboeren, onder wie Janine Hakkert, zijn aangesloten bij het platform, dat op initiatief van LTO is opgericht. Het doel is om ieder basisschoolkind minstens één keer op boerderijbezoek te krijgen. In 2019 gingen ongeveer 65.000 kinderen op boerderijles. Op een periode van een hele basisschool is dan eenderde van alle kinderen langs geweest.
Het zijn belangrijke lessen, vindt Monteny. „Ons voedsel is niet vanzelfsprekend, mensen van vlees en bloed werken daaraan.” Voor veel kinderen is het enorm bijzonder om mee te maken hoe het er écht aan toe gaat op een boerderij, vindt hij.
Ze passen wel op dat het geen reclamepraatjes worden, vertelt Monteny. „Wij zeggen niet: drink drie glazen melk per dag.” De lesstof moet „waardenvrij” zijn, en er is ook ruimte voor kritische vragen van de kinderen, bijvoorbeeld over vlees eten. Zes jaar geleden vonden boeren dat misschien nog ingewikkeld, zegt Monteny. Maar ja, „als een leerling of onderwijzer overtuigd vegetariër is: prima”.
„Dat kinderen leren over waar hun voedsel vandaan komt, is belangrijk”, zegt Jan Hassink, onderzoeker multifunctionele landbouw bij Wageningen Research. „Toegegeven: het is deels pr voor de landbouw.” Tegelijkertijd is het ook goed dat kinderen zien wat er op zo’n boerderij gebeurt, en dat aan den lijve meemaken in plaats van het uit boekjes te leren, vindt Hassink. „Het zou nóg fijner zijn als ze met verschillende typen boeren in aanraking komen.”
‘Melk is goed voor elk’
De inhoud van de boerderijlessen komt uit de sector. Zo ligt er bij boerin Janine Hakkert een leskaart van voorlichtingswebsite Zuivelonline in de stal. Naast kinderboekillustraties van een kat, een kip en een varken – met krulstaart – staan vragen als: „Hoe beweegt het dier? Doe het allemaal eens na!” Volgens dierenwelzijnsorganisatie Varkens in Nood heeft slechts 1 procent van de Nederlandse varkens een krulstaart; de varkenshouderij werkt toe naar het behoud van alle krulstaartjes per 2030.
De Nederlandse Zuivel Organisatie, de belangenvereniging waar 98 procent van alle melkveehouders bij is aangesloten, is een serieuze aanbieder van lesmateriaal: het afgelopen jaar zijn er zo’n 130.000 uitgaven besteld via de website. Dat doen niet alleen educatieboeren, maar ook veel leerkrachten.
De zuivelindustrie heeft een lange geschiedenis met jeugdmarketing. Vanaf 1935 al werd er schoolmelk uitgedeeld. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de melkproductie explosief; vanuit een ‘nooit meer honger’-idee werden boeren door de overheid aangezet tot schaalvergroting met landbouwsubsidies. Om de melkvoorraad te laten slinken, zette het Zuivelbureau, met financiering van het ministerie van Landbouw, in op reclame.
Een onontgonnen potentieel bleek de jeugd. Oud-reclamechef Jan Krijnen vertelde in het geschiedenisprogramma Andere Tijden: „Met bijkomend voordeel dat als je ze jong leert melk te drinken, je er later hopelijk aan kan verdienen.” Het bracht reclameparels voort die inmiddels ingeburgerde begrippen zijn: Joris Driepinter, ‘Melk is goed voor elk’ en ‘Melk, de witte motor’.
Het educatiemateriaal voldoet aan de regels voor kindermarketing die er inmiddels zijn en is „vrij van reclame”, laat de Nederlandse Zuivel Organisatie weten. En omdat de zuivelsector graag wil dat kinderen zich ,,als kritisch consument ontwikkelen”, is het materiaal „objectief en waardenvrij”.
Het andere verhaal
Het is nog best lastig om met een educatief verhaal op een school aan te komen, vertelt Daan Bleichrodt van IVN Natuureducatie. De leerdoelen voor kinderen komen van het ministerie van Onderwijs, voor alle extra’s zijn er „honderden organisaties die hun aanbod de school in willen duwen”.
Zo ook IVN, dat net als Boerderij Educatie Nederland is aangesloten bij het overheidsprogramma Jong Leren Eten, dat als ambitie heeft om kinderen ‘voedselvaardig’ te maken. Ongeveer een op de drie schoolkinderen komt in aanraking met de educatieve programma’s van IVN. Een belangrijk onderdeel daarvan is een „ander verhaal over voedselproductie”, vertelt Bleichrodt.
Die boerderijlessen, zegt Bleichrodt, „wil BBB verplicht stellen om het huidige systeem in stand te houden. Terwijl: er moet een grote transitie in de landbouw plaatsvinden.” Is dat verhaal niet te ingewikkeld voor schoolkinderen? „Onderschat ze niet”, vindt hij.
Natuurvriendelijk voedsel is niet moeilijk, is zijn boodschap. Sterker nog: „Het is relatief makkelijk om iemand te leren hoe je een voedselbos maakt, of een moestuin onderhoudt”, vertelt Bleichrodt uit ervaring.„Maar dan hebben we wel een generatie kinderen nodig die vaardigheden heeft om ecosystemen te herstellen.” Juist aan een generatie die groot wordt met een aaneenschakeling van noodrapporten over het klimaat „heeft het onderwijs een taak om dat hoopvolle perspectief te bieden”, aldus Bleichrodt.
Spijbelen bij de landbouwles
Zou het aanslaan, verplichte landbouwlessen voor leraren en journalisten? Het is al eens eerder geprobeerd, in de negentiende eeuw. Alle theologiestudenten in Utrecht, Groningen en Leiden kregen vanaf 1815 verplichte landbouwcolleges, met het idee: als ze straks dominee zijn, kunnen ze de kennis verspreiden in hun plattelandsgemeente. Een groot succes was het niet, haast niemand kwam opdagen. De hoogleraren, die toen nog direct door hun studenten werden betaald, luidden de noodklok: ze liepen hun salaris mis. Uiteindelijk besloot het ministerie van Binnenlandse Zaken de lessen maar zelf te betalen.
Groep drie uit Tiel heeft net kennisgemaakt met de melkput in de stal als een van de moeders de hoek om komt rennen. Het kalfje is geboren. „Wij zijn de eersten die op kraamvisite zijn!” zegt juf Nanda tegen de kinderen. Behoedzaam verzamelen de kinderen zich om de stalbak heen waar de koe haar kalfje schoonlikt. Het dier zit nog onder het bloed en vlies. „Wat een geluk dat dat vandaag gebeurt”, fluistert een blond jongetje. De klas is de rest van de dag niet meer zó stilletjes. Juf Nanda stelt voor de koe Nanda te noemen.