N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Klimaatverandering Bosbranden lijken nu zo vaak voor te komen dat ze bijdragen aan de opwarming. De cijfers uit Canada zijn zorgwekkend: „De uitstoot was deze zomer tien keer zo hoog als de gemiddelde uitstoot van branden in Canada.”
De natuurbranden die deze zomer delen van Canada in lichterlaaie zetten, die hard toesloegen in Griekenland en Spanje en die huishielden op Hawaï zijn een teken dat klimaatverandering uit de hand loopt. Tenminste, dat zou een logische verklaring zijn: op een warmere planeet met langere droge periodes heeft de natuur maar een klein vonkje nodig voor een extreme brand.
Toch lijken de wetenschappers van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, daar nog niet zo zeker van. Klimaatsceptici wijzen graag op recente IPCC-rapporten waarin onder meer staat dat het aantal natuurbranden juist afneemt, vooral op de savannes en in graslandschap. En waarin uitspraken over bosbranden in een opwarmend klimaat veelvuldig worden voorzien van grote onzekerheidsmarges (‘low confidence’ en ‘medium confidence’).
Guido van der Werf heeft wel een verklaring voor die voorzichtigheid. Hij is hoogleraar koolstofcyclus in Wageningen en doet al meer dan 25 jaar onderzoek naar bosbranden. „We beschikken nauwelijks over gegevens die ver teruggaan in de tijd”, zegt hij in een videogesprek. „Voor informatie over orkanen kun je putten uit honderd jaar oude data. Maar natuurbranden detecteer je het beste met satellieten.” De gegevens zijn dus tamelijk recent. De dataset die Van der Werf heeft ontwikkeld begint rond 1997. „Wetenschappers zijn bang om op basis van zo’n 25 jaar aan data uitspraken te doen over een fenomeen waarbij ook nog eens sprake is van veel variatie van jaar tot jaar.”
Maar Van der Werf begrijpt de voorzichtigheid van het IPCC niet helemaal. „Het wordt warmer en droogtes duren langer, iedereen die wel eens een vuurtje heeft gestookt weet dat dat dan makkelijker gaat.” Daar komt bij dat er meer aan de hand dan alleen de stijging van de gemiddelde temperatuur waardoor de kans op een natuurbrand groter wordt. Hij verwacht dan ook dat in de komende rapportencyclus van het IPCC de taal over natuurbranden een stuk zorgwekkender zal zijn.
Zelf is Van der Werf wel „iets alarmistischer” geworden. Hij beschouwt zichzelf als een nuchtere wetenschapper. Hij doet al jaren onderzoek naar klimaatverandering en slaapt er niet slechter van. Maar zijn zorgen nemen toe. Een keerpunt vormde de Australische zomer van 2019/2020 met de enorme branden die in korte tijd 20 procent van de bossen in het zuidoosten van het land in vlammen deed opgaan. Daarna volgden in 2021 de bosbranden in Siberië die maar niet onder controle kwamen en die vijf keer meer bossen afbrandden dan gewoonlijk. En deze zomer deden de branden in Canada Van der Werf versteld staan.
„Als je alle andere branden van de bijna afgelopen zomer op een hoop veegt, kijk je naar een min of meer normaal brandseizoen”, zegt Van der Werf, die zelf net terug is van vakantie en de data over de branden in Griekenland, die nog niet zijn uitgewoed, nog moet bekijken. „Wat er in Canada is gebeurd is zo buitenproportioneel. Het overschaduwt de overige data.” Deze zomer gaat volgens hem de recordboeken in, alleen door Canada. „We zitten nu op 500 megaton koolstof, die bij de branden is vrijgekomen. Dit is tien keer de uitstoot van fossiele brandstoffen in Nederland en ook tien keer zo hoog als de gemiddelde uitstoot van branden in Canada.”
Natuurbranden zijn normaal
Bosbranden zijn in principe klimaatneutraal, vertelt Van der Werf, en ze zijn „normaal”. „De koolstof gaat de lucht in als CO2 en wordt door fotosynthese weer opgenomen. De uitstoot is als die van bladeren die in de herfst van de bomen vallen en verrotten. Bij een brand gaat het sneller, maar het blijft een deel van de natuurlijke cyclus.”
Bosbranden komen al meer dan 400 miljoen jaar voor en de vegetatie kan er prima mee omgaan. Sommige vegetatie heeft zelfs af en toe een brand nodig, zegt Van der Werf. De frequentie van natuurbranden hangt af van de plek. In boreale gebieden komen bosbranden gewoonlijk eens in de twee- tot driehonderd jaar voor. Op de savannes is eens in de twee à drie jaar een normale frequentie. „Zolang dat niet verandert, is er niks aan de hand”, zegt Van der Werf.
Een van de spelbrekers in de natuurlijke cyclus is de brandfrequentie. Het is volgens Van der Werf te vroeg om precies te zeggen, maar het lijkt erop dat in boreale bossen branden niet meer eens in de twee- à driehonderd jaar voorkomen, maar door klimaatverandering in de richting gaan van eens in een eeuw. Dan groeit er minder terug en zal een flink deel van de koolstof in de atmosfeer blijven en zo bijdragen aan verdere opwarming.
Hogere temperaturen zijn een belangrijke oorzaak voor de toename van het aantal van bosbranden, maar niet de enige. Het brandseizoen wordt ook langer, zegt Van der Werf. Ver naar het noorden lag vroeger tot in juni nog sneeuw. Dan ontstaat er geen brand. Nu is de sneeuw op veel plekken in april al weg. Het brandseizoen duurt dan geen twee of drie maanden, maar soms wel vier tot zes maanden.
„Ook zijn er vaker zogeheten atmosferische blokkades”, legt Van der Werf uit. „Dat zag je deze zomer in Canada. Het weer is dan lange tijd hetzelfde. Volgens Canadese brandexperts heb je een week nodig zonder regen, voordat het kan gaan branden. Vroeger waren er meer schommelingen in het weer, met een paar dagen regen, en dan weer een paar dagen zon. Dan zal er niet zo snel een brand ontstaan. Door zo’n atmosferische blokkade kan het wekenlang droog zijn.”
Invloed van de mens
Niet alleen het weer is van invloed, om een bos te laten branden moet er ook genoeg brandstof zijn. De manier waarop mensen met bossen omgaan is daardoor een belangrijke factor geworden bij het ontstaan van branden. Dat gaat verder dan een uit de hand gelopen vuurtje of een vonkende elektriciteitsmast. Hij noemt als voorbeeld het zuidwesten van de Verenigde Staten, een gebied dat gevoelig is voor bosbranden. „Eeuwenlang hield de lokale bevolking het landschap open door gebieden gecontroleerd te laten branden. Maar toen het landschap overgenomen werd door de nieuwe bewoners, werd brand ineens als de vijand gezien. Geen gecontroleerde branden meer en zo snel mogelijk blussen als er toch een brand ontstond. Daardoor krijg je een ophoping van brandbaar materiaal en neemt de kans op extreme branden toe.”
Nog groter is de menselijke invloed als branden, bijvoorbeeld in de Amazone of Indonesië, worden gebruikt om een gebied te ontbossen voor de landbouw. De koolstof die dan de lucht ingaat, wordt niet meer opgenomen, omdat er op die plek geen bos terugkomt. Er is sprake van netto uitstoot van broeikasgassen, net als bij fossiele brandstoffen. Ook als er op de vrijgekomen plek een palmolieplantage verschijnt. Want zo’n plantage neemt nog niet de helft op van de CO2 die eerder de lucht in ging. Elders bomen planten is een doekje voor het bloeden. „We ontbossen op plaatsen met de hoogste koolstofvoorraad, de hoogste dichtheid en de hoogste biodiversiteit. Dat compenseer je niet met een stukje extra Veluwe.”
Toch is er volgens Van der Werf ten onrechte een cultuur ontstaan waarin mensen bij elke boom die wordt gekapt meteen moord en brand schreeuwen. Een goed voorbeeld zijn de duizenden naaldbomen in de duinen bij Bergen aan Zee, die volgens de beheerder moeten verdwijnen tot woede van omwonenden. „Naaldbossen zijn brandbaar en donker. Ze reflecteren minder zonlicht dan de omgeving”, zegt Van der Werf. „Ze zijn door mensen geplant omdat ze lekker snel groeien. Maar eigenlijk wil je in Nederland vooral loofbos hebben. Vanuit een klimaateffect is het zelfs gunstig als die bomen verdwijnen. Zeker als het hout wordt gebruikt voor meubels of iets anders wat de CO2 voor langere tijd vasthoudt. Voor de biodiversiteit is het ook geen ramp dat die bomen verdwijnen. In een open landschap is die vaak veel hoger.”
Het probleem is volgens Van der Werf dat mensen bossen willen die heel biodivers zijn, die ze zoveel mogelijk CO2 opslaan, die goed toegankelijk zijn voor mensen, en die niet afbranden. „Die dingen kunnen met elkaar botsen. We moeten niet willen dat elk bos aan elke doelstelling voldoet. Het gaat erom een goede balans te vinden. Als een bos zijn gang mag gaan, als dode bomen niet worden weggehaald en alles gewoon mag groeien, krijg je vanzelf veel biodiversiteit. Maar het bos wordt ook brandbaar. Misschien verlangen we wel te veel van onze bossen.”
Lees ook: Bekijk ook de inBeeld over bosbranden over de wereld