Op de Cello Biënnale kun je als een wijnproever te werk gaan

Recensie

Muziek

Cellofestival De Amsterdamse Cello Biënnale is het grootste cellofestival ter wereld. Het leuke aan zo veel cello’s op één plek: je hebt de tijd om op details te letten. Geen twee celli klinken hetzelfde. En als ze samen spelen, is het net een kringverjaardag, met lachsalvo’s én discussies.

Cellist Larissa Groeneveld en pianiste Ellen Corver spelen ‘Behind the Moon’ van Calliope Tsoupaki.
Cellist Larissa Groeneveld en pianiste Ellen Corver spelen ‘Behind the Moon’ van Calliope Tsoupaki.

Foto Veerle Bastiaanssen

Het was dit weekend druk in Amsterdam. Ja, dat mag een tautologie heten, maar dit weekend was het wel érg druk in Amsterdam. Mensen, lallend, vrolijk, kwamen van over de hele wereld, kleurlampen, zoeklichten en tientallen vlaggen versierden de hoofdstad. Een belangrijk evenement was begonnen: de Cello Biënnale. (En toevallig ook het Amsterdam Dance Event)

De Cello Biënnale is een van de grootste evenementen ter ere van de cello ter wereld. Een vrolijke bedoening, waarvoor het Muziekgebouw aan ’t IJ wordt volgehangen met rijstpapieren cello-lampionnen en waar je moet uitkijken dat je niet omver wordt gebeukt door weer iemand met een cellokoffer op de rug die achter zich een oude bekende herkent. Voor jong en oud cellotalent is de Biënnale een tweejaarlijkse ontmoetingsplek, reünie, markt, beurs, leerschool, showcase en podium in één.

Maya Fridman tijdens het nachtconcert Time Behold Now.
Foto Foppe Schut

Veel wereldpremières

De eerste streek van 2022 was aan Wojciech Fudala van het Polish Cello Quartet, dat het drukbezochte openingsconcert mocht openen. Op dat concert klonk even later al een traktatie, de eerste van een ruim aanbod aan (uitgestelde) wereldpremières deze editie: Calliope Tsoupaki’s Behind the Moon. Geweldig verklankte Larissa Groeneveld met grote snelle sprongen, lange opbouwende tonen en tenslotte wiebelig wegstervend dalende glissando’s steeds opnieuw een ijle hoop die uiteenspatte in twijfel, als een soort soundtrack van de Sisyphus-mythe.

De nieuwe werken van Willem Jeths (Tweede celloconcert: Nell’Oltretomba) en Martijn Padding (Tweede celloconcert: Swift, Grey and Spacious) waren minder indrukwekkend. Jeths had vrijdag pech met de invallende cellist Leonard Elschenbroich (voor een zieke Johannes Moser). Elschenbroich zal te weinig tijd hebben gehad om zijn theatrale mimiek ook in zijn spel te stoppen. Hoe gaaf de vaak terugkomende rauwe snaarpluk gevolgd door een vinger die omlaag veegt over de snaar (zodat je een pjieeuwww omhoog hoort) ook is, Nell’Oltretomba had last van richtingkeuzestress en sloeg te lang nieuwe wegen in. Memorabeler was die avond Sjostakovitsj’ Eerste celloconcert door Victor Julien-Laferrière en het super spelende Nederlands Kamerorkest.

Op zaterdag klonk Paddings nieuwe werk. Met veel haastige motiefjes en slagwerktroeven wist het interessant de illusie van een richting te wekken, terwijl er muzikaal eigenlijk weinig gebeurde. Spektakel hier was het koffiebekertje dat Matt Haimovitz plots met een nagels-over-het-schoolbordgeluid onder zijn snaren propte, waarna zijn cello schuurde en knarste als een maximaal vervormde elektrische gitaar, met een nogal komische tweedeling in het Residentie Orkest tot gevolg: van een concertmeester die zijn lach nauwelijks kon inhouden tot een orkestlid dat zo diep bedenkelijk fronste dat haar ogen spleetjes werden.

Artist in residence Jean-Guihen Queyras speelt met het Residentie Orkest o.l.v. Otto Tausk.
Foto Melle Meivogel

Celli in alle soorten en timbres

Tientallen celli kun je deze week nog voorbij horen komen – in klassiek, jazz, wereldmuziek en allerhande speelse crossovers. Het leukste daaraan als toeschouwer is dat je als wijnproever aan het werk kunt gaan. Geen twee celli zijn hetzelfde en geen twee worden er op dezelfde manier bespeeld. Een ene kan groots en lijvig zijn, de cello erna ieler, of briljanter, of doorleefder, of klagender. En klinken er verscheidene tegelijk, dan hoor je een geanimeerd gesprek of een discussie tussen soortgenoten – als mensen op een kringverjaardag.

Dat was goed te horen in het concert van Maya Fridman en het Cello Octet Amsterdam, dat plaatsvond in de nacht van vrijdag op zaterdag voor een zaal met knusse kussens op de grond op de plek van de gebruikelijke stoelen. Die nacht was het Muziekgebouw aan ’t IJ even het windstille oog van de ADE-orkaan, met een geweldig eerste kwartier: het cello-octet speelde, gezeten rondom het publiek, één voor één een frase, lang of kort, hoog of laag, van een dromerige melodie. Het ene kwam van rechtsachter uit de verte, het ander van ergens linksvoor en weer een ander stuk van de cellist die zo dichtbij zat dat je elk bijgeluid van het instrument, elk zuchtje en kraakje, kon horen.

De 12 cellisten van de Berliner Philharmoniker tijdens de uitvoering van Brett Deans Twelve Angry Men.
Foto Simon van Boxtel

Geen muziek, maar klanktheater

Componist Brett Dean heeft die kringverjaardag-eigenschap 25 jaar geleden al gevat in een stuk voor de 12 cellisten van de Berliner Philharmoniker. Hij baseerde zijn Twelve Angry Men op Sidney Lumets film uit 1957 over twaalf mannen die het eens moeten worden over de schuld of onschuld van een van moord verdachte tiener. Elke stem stopte Dean in een cellopartij. Het stuk staat al 25 jaar op het programma van de 12 cellisten en dat is maar goed ook want Twelve Angry Men trok je zondag naar het puntje van je stoel. Je hoorde de smeekbeden van de jongen, het bedachtzaam of hooghartig zwijgen van de heren, het gemor en gemompel door sommigen, af en toe een uitroep, twijfel, de oplaaiende discussie en onomwonden ruzie. Je hoorde precies welke celli het met elkaar eens zijn, en welke niet. Dit was geen muziek meer, maar klanktheater. Een hoogtepunt van het weekend.


Lees ook: ‘Twee cellotalenten op de Cello Biënnale: ‘Magie ontstaat als je je kwetsbaar opstelt’