N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Infectieziekte Jaarlijks worden 150 kinderen doof door een infectie met het cytomegalovirus. Dat kan voorkomen worden, door de besmetting vroeg op te sporen en te behandelen. Maar in Nederland gebeurt dat nog niet.
De helft van de Nederlanders is – zonder het te weten – geïnfecteerd met het cytomegalovirus (CMV). Na een besmetting verstopt het virus zich in het lichaam, net als andere herpesvirussen dat doen. Bij de meeste mensen blijft de infectie onschuldig; ze worden niet ziek.
Voor zwangere vrouwen ligt dat anders. Als zij een besmetting met CMV oplopen, of een opvlamming krijgen van sluimerend CMV na een eerdere infectie, kan het virus het ongeboren kind infecteren. En als dat gebeurt in de eerste drie maanden van de zwangerschap, kan dat leiden tot gehoorbeschadiging en neurologische afwijkingen bij het kind.
Jaarlijks worden in Nederland zo’n 850 kinderen geboren met wat heet een „aangeboren CMV-infectie”. Veruit de meeste kinderen hebben geen symptomen of klachten. Maar bij iets minder dan een kwart resulteert de infectie in ontwikkelingsachterstand of andere neurologische problemen. De meesten hebben last van gehoorschade. Soms zijn die symptomen direct na de geboorte te merken, soms zijn ze eerst nauwelijks merkbaar maar verergeren ze in de eerste levensjaren.
Divers beeld aan klachten
„We weten dat CMV een voorliefde heeft voor de hersenen van het ongeboren kind”, zegt Dasja Pajkrt, hoogleraar virale kinderziekten bij het Amsterdam UMC. „Naast neurologische klachten kan het virus een divers beeld aan klachten veroorzaken, met bloedarmoede, leverontsteking of een tekort aan bloedplaatjes. Maar waarom de symptomen per kind verschillen, laat staan dat ze soms verergeren, dat weten we nog niet.”
Om te weten welke van de ruim 170.000 kinderen die jaarlijks in Nederland worden geboren risico lopen, zou je alle zwangeren moeten testen op CMV. Dat is minder moeilijk dan het lijkt, want zo’n test zou eenvoudig kunnen meeliften op andere onderzoeken. Rond de 12 weken van de zwangerschap wordt bij de moeder een buisje bloed afgenomen om te testen op antistoffen voor hepatitis b, hiv en syfilis. Daar zou een bepaling voor CMV-antistoffen prima bij kunnen, zegt Ann Vossen, arts-microbioloog bij het LUMC. „We kunnen aan de hand van de soort antistoffen zelfs bepalen wanneer iemand ongeveer een CMV-infectie heeft gehad.”
Bloedtest bij het kind
Daarnaast kan voor CMV-screening ook de zogeheten NIPT (niet-invasieve prenatale test) worden ingezet, een bloedtest bij het kind op genetische afwijkingen, zoals downsyndroom. Ook de NIPT komt vroeg in de zwangerschap: rond de 11de week. „We kunnen testen op CMV door het genetische materiaal van het virus in het bloed te meten”, zegt Vossen. „Bijkomend voordeel is dat je gelijk ziet hoeveel virus de moeder in haar lichaam heeft. Des te meer virus, des te groter het risico op besmetting van het kind.”
Desondanks wordt er in Nederland niet getest op CMV, tot frustratie van Vossen. De reden: als je een screening introduceert, moet die ook consequenties hebben, bijvoorbeeld in de vorm van een behandeling. Bovendien zijn er voor veruit de meeste kinderen die in de baarmoeder besmet raken met CMV geen gevolgen. „Het verschil met hiv, hepatitis b of syfilis is dat 9 van de 10 kinderen die in de baarmoeder met CMV worden besmet klachtenvrij zijn”, zegt Pajkrt. Bovendien is bij hiv een adequate behandeling bij de zwangere mogelijk, waardoor besmetting van de baby is te voorkomen. „Bij CMV bestaat zo’n behandeling nog niet. En wij vinden in Nederland dat als je een test introduceert, je ook een perspectief moet kunnen bieden.”
Screenen of niet?
In andere landen gebeurt dat testen wél, en is er zelfs een behandeling voorhanden. In sommige regio’s in Italië, Frankrijk en Spanje worden alle zwangeren gescreend op CMV. Bij een aangetoonde infectie krijgen zij een dosis van het antivirale middel valaciclovir, die zo hoog is dat hij via de placenta ook het kind bereikt. Het idee daarvan is tweeledig: het middel moet het ongeboren kind beschermen tegen infectie of bij het kind verdere schade voorkomen als er al een infectie is geweest.
Die aanpak is omstreden, zegt Vossen. „De neveneffecten op het kind zijn nog onvoorspelbaar, en we weten ook niet of de behandeling überhaupt nuttig is. Daarom durven wij hem in Nederland niet te geven.” Behandelaars en onderzoekers in genoemde landen willen moeders en kinderen een oplossing geven. Dat vertekent, zegt Vossen. „Sommigen willen zo snel mogelijk vooruit, terwijl wij vinden dat het bewijs achterblijft.”
„Er zijn geen studies die de effectiviteit bewijzen van valaciclovir bij CMV-infectie”, vult Pajkrt aan. De aanpak op zich verdient wel meer onderzoek, vindt ze. „Net zoals bij hiv wil je de besmetting van het ongeboren kind voorkomen door de hoeveelheid virus bij de moeder zo laag mogelijk te brengen en te houden. Een middel dat nu nog niet bestaat, zou wél effectief kunnen zijn.”
Testen na de geboorte
Vossen onderzoekt of met CMV geïnfecteerde kinderen na de geboorte alsnog kunnen worden behandeld, om de mogelijk ernstige gevolgen van de infectie tegen te gaan. Dat gebeurt ook al in België, waar een speekseltest op CMV beschikbaar is voor pasgeborenen. Als die test een besmetting uitwijst, wordt de urine van de baby ook op CMV getest. Is die ook positief, dan krijgt het kind een kuur met het antivirale middel ganciclovir. Dat zou de schade van de CMV-besmetting beperken, maar ook hier is de daadwerkelijke effectiviteit nog niet aangetoond.
Vossen pakt het net iets anders aan. Zij onderzoekt pasgeboren kinderen met een CMV-besmetting die onvoldoende scoren op de neonatale gehoorscreening. Dat is een gehoortest die elke baby krijgt in de eerste weken na de geboorte. Een medewerker van het consultatiebureau meet daarbij of het trommelvlies geluiden kan doorgeven. Als het kind de gehoortest niet heeft gehaald, krijgt het een onderzoeksbehandeling van zes maanden met ganciclovir, legt Vossen uit. „De resultaten zijn nog niet gepubliceerd, maar onze eerste indruk is dat deze behandeling na de geboorte ernstiger gehoorverlies op latere leeftijd voorkomt.”
Vaccinatie
In afwachting van een CMV-test én een effectieve behandeling tijdens of na de zwangerschap, hopen Vossen en Pajkrt op een vaccin tegen CMV. „Er zijn verschillende kandidaten, maar de ontwikkeling daarvan tot een geregistreerd vaccin zal nog jaren duren”, zegt Vossen. „Bovendien verstopt het virus zich voor het immuunsysteem en heeft het vaccin er minder grip op. Daardoor kan het lang duren voor we effect zien.”
„Een vaccin voor álle vruchtbare vrouwen kan ongeboren kinderen vanaf het begin van de zwangerschap tegen CMV beschermen”, denkt ook Pajkrt. Maar, zegt ze, er kan sowieso veel meer aan preventie gedaan worden, door betere hygiëne. Wassen met water en zeep is voldoende om het virus te vernietigen. „Was dus je handen na contact met lichaamsvloeistoffen van een kind, kus een kind niet op de mond en deel geen speentjes of bestek”, zegt Pajkrt. „Als er genoeg bewustzijn ontstaat over het risico van CMV tijdens de zwangerschap, is screenen misschien niet eens meer nodig.”