Culturele makers hopen op geld uit zorg of woningbouw

Cultuurbeleid Het jaarlijkse Paradisodebat over de toekomst van de cultuursector ging zondag vooral over financiële kwetsbaarheid. Samenwerken met bijvoorbeeld ondernemers kan extra geld opleveren.

Deelnemers van het jaarlijkse Paradisodebat aan het aan het begin van het culturele seizoen in de Amsterdamse popkerk Paradiso.
Deelnemers van het jaarlijkse Paradisodebat aan het aan het begin van het culturele seizoen in de Amsterdamse popkerk Paradiso. Foto Jelmer de Haas

„Is dit een pragmatische oplossing om de rekeningen te kunnen betalen?” Die vraag werd zondag tijdens het jaarlijkse Paradisodebat door debatleider Jörgen Tjon A Fong gesteld aan D66-Kamerlid Jorien Wuite. Zij zei dat ze ervan overtuigd was dat de cultuursector vaker zijn „verbeelding” zou moeten inzetten voor maatschappelijke problemen zoals woningnood, de toegankelijkheid van gezondheidszorg en verduurzaming.

Ruim tweehonderd mensen, vooral bestuurders van culturele instellingen en organisaties, waren aanwezig bij het Paradisodebat – al twintig jaar een traditie aan het begin van het culturele seizoen, aangewakkerd door belangenorganisatie Kunsten ’92.

Een dilemma dat als rode draad door de middag was geweven: willen kunstenaars en culturele instellingen wel meer betrokken worden bij „maatschappelijke opgaven”? Of ligt, zoals Kamerlid Wuite er direct bij zei, „nutsdenken” op de loer?

Bezuinigingen

Jeroen Bartelse, duovoorzitter van Kunsten ’92, opende het debat met de zorg dat met de val van het kabinet het opbouwwerk verzandt dat onder aanvoering van staatssecretaris Gunay Uslu (D66, Cultuur) was begonnen. „Uslu maakte net vaart met de aanpak van hardnekkige knelpunten.”

Bartelse noemde onder meer de „ontwrichte” arbeidsmarkt, de nood aan betere betaling en betere arbeidsomstandigheden (‘fair practice’) en aan minder bureaucratie in subsidieprocedures. Dergelijke regeldruk kost de sector nu jaarlijks 94 miljoen euro, rekende Kunsten ’92 al uit.

Maar het debat ging vooral over financiële kwetsbaarheid, die – zo benadrukten ook andere deelnemers aan het debat – de verwezenlijking van plannen in de weg staat.

Voor de kunsten is nog altijd minder geld beschikbaar dan in 2012, toen het kabinet Rutte-I grootschalige bezuinigingen doorvoerde in de culturele sector. Uit OCW-cijfers die directeur Jan Jaap Knol van de Boekmanstichting in Paradiso liet zien, blijkt dat de rijksuitgaven aan kunsten in 2021 20 procent beperkter waren dan tien jaar eerder, de (incidentele) coronasteun niet meegeteld. In andere culturele sectoren, zoals bibliotheken en film, namen de rijksuitgaven sindsdien wel toe.

Knol wees ook op de onzekere rol van gemeenten, die jaarlijks 2 miljard euro aan cultuursubsidies verstrekken – veel meer dan de circa 1 miljard euro die het ministerie van OCW er structureel aan besteedt. De gemeentelijke taken voor de cultuursector zijn niet wettelijk vastgelegd, in tegenstelling tot die voor bibliotheken.

Dat zou tot grote tekorten kunnen leiden in het „ravijnjaar” 2026 – wanneer door nieuwe financieringsregels de bijdrage van het rijk aan gemeenten in het geding lijkt te komen. Knol: „Als een wet heldere doelen [voor het gemeentelijk cultuurbeleid] omschrijft, geeft dat meer waarborgen voor steun.”

Maar een wet is onvoldoende, wierp bestuurskundige Martijn van der Steen tegen. „ De cultuursector richt zijn lobby te veel op wetgeving die gemeentelijke uitgaven moet veiligstellen, vindt hij. „Er moet gewoon meer geld naar cultuur.” Anders heeft het, zei Van der Steen, ook weinig zin om regionale spreiding van cultuursubsidie te bevorderen. „Als er landelijk geen geld bij komt, moet je dezelfde koek verdelen over meer regio’s.”

Verdienvermogen

Zondag leek niemand echt te geloven dat een nieuw kabinet de cultuursubsidies structureel zal verhogen. Eén oplossing kwam tijdens het debat wel steeds terug: als kunstenaars zich meer mengen in maatschappelijke discussies, is dat inhoudelijk interessant én goed voor het „verdienvermogen” van de cultuursector. Geld van bijvoorbeeld zorginstellingen of woningcorporaties komt dan met een omweg bij culturele instellingen terecht.

In juni publiceerde adviesbureau Berenschot het rapport In de schijnwerpers met diezelfde boodschap, na onderzoek in opdracht van de Tweede Kamer. Verscheidene sprekers die Kunsten ’92 nu in Paradiso had uitgenodigd, pleitten ook voor die aanpak.

Robert Vroegindeweij, directeur van de provinciale Muziekschool Zeeland, vertelde over de Cultural Board Zeeland waarin ondernemers meedenken over „het verbinden van cultuur en bedrijfsleven”. „Dat heeft al 360 ideeën opgeleverd.”

Directeur Jolanda Spoel van het Bijlmer Parktheater noemde financiering uit andere sectoren eveneens zeer welkom. „De Bijlmer is qua voorzieningen een vergeten stadsdeel, alle energie van culturele makers gaat nu zitten in overleven.”

Samenwerken met organisaties buiten de cultuursector past bovendien bij wat makers zelf willen, zei ze. „Heel veel kunstenaars staan met beide benen in de samenleving.”

Lees ook over een samenwerking met kunstenaars over klimaat, bij de Universiteit Utrecht: Klimaatexperts halen de verbeelding in huis