Festival Loose Ends viert met overgave depressieve postpunk

Recensie Muziek

Tussen de dertien bozige garage, (post-)punk en wavebands was er niet één die vrolijke meezinger op het Loose Ends festival in Utrecht. Wat een feest.

De band Gurriers op het Loose Ends festival.
De band Gurriers op het Loose Ends festival. Foto Ward Mevis

Belangrijk bericht aan alle verwende festivalgangers van Nederland: trap er niet in. Ga niet naar Loose Ends. Dat is voor jullie namelijk het allerslechtste festival van Nederland! Waar te beginnen? De regen, bijna de hele zaterdagmiddag. Daardoor ontstond in het midden van de grauwe, door golfplaten en graffiti omgeven steenwoestijn van Beton-T („het experimentele stadsplein van Utrecht”) een ondoordringbare barrière van schuilende bezoekers voor het enige overdekte kleinere podium. Oók als daar niemand speelde. Wie daar niet meer bijpaste, moest zich – voorzichtig schuifelend door een paar centimeter water – noodgedwongen voor het hoofdpodium laten natregenen.

Dan: het eten! Nul oesters, kreeftenkroketten, havermelk of quinoa-shakes. Slechts één frietkraam en één falafeltent.

En ten slotte: de muziek. Tussen de dertien bozige garage, (post-)punk en wavebands was er niet één die vrolijke meezingers of hapklare ge-autotunede hits maakte. Depressieve postpunk domineerde: over kale drumpartijen, galmende bassen, iele knarsgitaren klonk ratelende praatzang die soms overging in kwaad geschreeuw. Muziekliefhebbers die zich voor tweeëndertig euro wilden laten verrassen door bands die ze eigenlijk niet kenden, zagen wild enthousiaste muzikanten die dolblij waren dat ze zich op een uitverkocht festival in het zweet mochten spelen. Wat een feest.

Laagvliegende stagedivers

Niet dat ze een opbeurende boodschap hadden. „You know what life is?” vroeg Zac Lawrence, de shirtloze zanger van het Londense Deadletter, terwijl hij op zijn afgetrainde sixpack beukte en in zowel in uiterlijk als geest leek op de bastaardkleinzoon van Iggy Pop. ,,Life’s a bitch!”

„Keep in mind the sun don’t shine”, krijste ook het explosieve Noorse hardcoretrio Hammok, terwijl de bassist in de pit stond te raggen en moest bukken om niet verbrijzeld te worden door laagvliegende stagedivers en crowdsurfers. „My deepest condolences”, luidde het mantra van Library Card waarmee het Rotterdamse viertal Loose Ends probeerde te troosten voor alle wereldse ellende. Toen een stroomstoring was verholpen betaalde het geduld zich uit in een meeslepende set. Dankzij de poëtische praatzang van Lot van Teylingen ontpopte Library Card zich tot de Hollandse variant van het Britse voorbeeld Dry Cleaning, maar dan nog net iets eigenzinniger.

Tramhaus

Die met oprechte deelneming gebrachte grimmigheid gold voor bijna alle bands, maar zeker voor headliners en stadsgenoten Tramhaus met zijn rauwe geluid, waarin de „uitzichtloosheid van deze generatie” terug te horen is. Maar in plaats van een neerslachtige rouwdienst werd hun show een extatische viering. Zanger Lukas Jansen liep over de hoofden van het publiek en stamelde dankbaar: „Jullie zijn fucking te gek man. No shit!” Voordat hij ‘Sweat’ inzette, had hij nog maar één verzoek: „Ik wil seks zien.”