N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In zijn autobiografie Serve to win haalt tennisser Novak Djokovic zijn favoriete Servische spreekwoord aan: „Als niets pijn doet, stop dan een steentje in je schoen en ga lopen.” Een intrigerende uitspraak, die mij deed denken aan atlete Sifan Hassan. Djokovic gebruikt pijn als motor. Om inspiratie uit te putten of zich te harden. Hij wil geschiedenis schrijven, records breken, barrières slechten. Maar niet zonder serieuze tegenstand. Soms bekruipt je het gevoel dat hij bij een voorsprong de teugels wat laat vieren om de spanning er weer in te brengen. Omdat hij dat steentje in zijn schoen mist?
Sifan Hassan heeft ook wrijving nodig om goed te presteren. In het tot nu toe meest openhartige interview met haar, twee jaar geleden met collega Dennis Boxhoorn, zei zij op de vraag hoe het kon dat ze, na de eenzame coronaperiode in haar geboorteland Ethiopië, de sterren van de hemel liep: „Ik denk ook dat ik het nodig heb dat iets niet goed gaat. Dan word ik boos, en kan ik harder trainen.”
Ze vertelt in het gesprek dat ze een moeilijke jeugd heeft gehad, al wil ze geen details kwijt. Het was „gevaarlijk” voor een tiener in Addis Abeba. Veel mensen stierven „omdat ze vrijheid wilden”. Als ze was gebleven, had ze het moeilijk gekregen. „Ik ben te eigenwijs, ik vind dat ik de baas ben over mezelf.”
Je hebt een overlevingsinstinct, zei Boxhoorn. Ben je daarom ook zo goed in wat je doet? „Zou kunnen. Misschien is mijn mentale kracht wel groot geworden door de dingen die ik allemaal heb meegemaakt. Zó groot dat ik er mijn lichaam mee kan besturen. Dat ik kan besluiten: oké, nu voel ik even helemaal niks.”
Dat laatste zou verklaren waarom ze viel op de 10.000 meter. Ze had haar vermoeidheid van de 1.500 meter-series, zeven uur eerder, ‘geparkeerd’. Haar hoofd liep op haar lichaam vooruit. Experts mogen beweren dat er geen verband is, maar als je besluit dat je niets meer voelt terwijl je drie onverenigbaar geachte afstanden loopt op één toernooi, kan het gaan wringen.
Des te knapper dat zij een dag na de val als derde eindigde in de halve finale van de 1.500 meter, met een verband om de arm en pleisters op beide knieën. Ik stel me voor hoe ze zichzelf moed insprak. ‘Niet zeuren, Sifan, je leeft nog, er vlogen geen kogels om je oren. Je leven is een en al drama, dat wéét je toch?’
Wat mij verraste, is hoe snel Hassan een positieve draai gaf aan haar val. „Het hoort erbij dat het een keer minder gaat”, zei ze een uur erna. „Dat moeten wij als rolmodellen ook aan de kinderen in Nederland laten zien. Een kind wil altijd winnen, maar het is belangrijk dat een kind weet dat je niet altijd kán winnen. En dat ook accepteert.” En nadat ze brons op de 1.500 meter had gepakt, een medaille die haar gelukkiger maakte dan welke andere ook: „Ik laat hiermee zien dat niets onmogelijk is. Dat is een mooie les voor de jeugd.”
Het sluit goed aan bij wat chef de mission Pieter van den Hoogenband vorige maand zei over de Olympische Spelen van Parijs in 2024. „Het gaat niet om de medailles straks, maar de verhalen.” Om hoe sporters de nieuwe generatie inspireren, om hoe zij herinnerd worden, om hoe zij met tegenstanders omgaan.
Van den Hoogenband werd het mikpunt van hoon, maar als je Sifan Hassan hoort spreken weet je dat hij gelijk heeft. En dat medailles en verhalen heel goed samen kunnen gaan. Alleen al daarom verdient zij het om zaterdag WK-goud te winnen bij haar derde en laatste poging: de 5.000 meter.