Prof. Soortkill: ‘Het is gratis om nieuwe gedachten te krijgen’

Foto’s Merlijn Doomernik

Interview

Terwijl zijn vader ernstig ziek was, werkte professor Soortkill aan de levenslessen die hij zou doceren aan de door hem bedachte universiteit. „Alles wat ik wilde weten, weet ik nu.”

„Kijk, hier bijvoorbeeld.” Professor Soortkill, bijna dertig, een schrijver uit de Bijlmer, is opgestaan om zijn eerste dagboek uit de kast te pakken. Een zwart notitieboekje met stickers op de voorkant. Begin 2015 begon hij er dagelijks in te schrijven. „Ik wilde heel eerlijk zijn tegen mezelf. Van: deze dag was niet goed. Ik zeg wel dat ik dit wil doen met mijn leven, maar ik zit hier maar jonko te roken.”

Hij leest voor wat hij op 23 april van dat jaar schreef. „‘Succes is strategie. Vandaag besefte ik dat je tijd goed moet managen om een strategie te kunnen importeren. Tekortschieten is een gedachte die je moet loslaten. Ik laat dat vanaf nú’ – dat onderstreep ik ook – ‘helemaal los. Morgen ga ik meer input in alles steken en die input…’” Hij stopt met lezen. „O ja, want ik had een tattoo gezet, hier.”

Er was een moment tegen het eind, mijn vader stond in de woonkamer, dat hij zei: eigenlijk ben ik al dood, maar mijn geest houdt me in leven

Hij laat de zijkant van zijn middelvinger zien, en daar staat het, in dikke, cursieve letters, langs de lengte van twee kootjes. Input. „Want ik had LSD gedaan voor ik in mijn dagboek ging schrijven, en toen kwam ik tot de conclusie dat als je tijd in iets steekt, dan gaat het groeien. Dus toen heb ik dat hier getatoeëerd, als herinnering aan mezelf.”

Lief, timide mannetje

Je haalt uit het leven wat je erin stopt. Het is onderdeel van de leerstof van de Smibanese University, een door hem bedachte niet-fysieke universiteit met een lespakket voortgekomen uit wat hij oppikte uit de hiphop, uit wat hij inmiddels weet over de geschiedenis van Suriname en zijn familie en wat hij leerde door als zwarte jongen zijn weg te moeten vinden in de Bijlmer. De Smibanese University doceert discipline, zelfkennis, gezonde arrogantie en een goede planning. Je mentaliteit, je wil om te slagen, bepaalt hoe ver je komt. „Bepaal je lot of betaal een lot”, schrijft hij in zijn nieuwe boek Smibologie vol. 1: each one teach one, waarin hij zijn ideologie uiteenzet.

Zijn vader kwam op zijn tiende met twee oudere broers naar Nederland. Op vakantie in Suriname, jaren later, ontmoette hij zijn moeder, die later met hem meeging naar Amsterdam. Ze gingen wonen in Nieuw-Sloten en kregen twee kinderen; Soortkill heeft een drie jaar oudere broer.

Ik dacht: hoe meer woorden ik ken, hoe beter

Het is zeker in het eerste deel een persoonlijk boek, over zijn familiegeschiedenis en zijn jeugd. De eerste zeven jaar herinnert hij zich als gelukzalig: een crèche in Badhoevedorp, elk jaar op vakantie, zijn vader deed goede zaken als zelfstandige verzekeringsadviseur. Toen gingen zijn ouders scheiden en verhuisden de jongens met hun moeder naar Gein, de Bijlmer, waar alles anders was. Als „fragiel, lief, timide mannetje” werd hij op zijn nieuwe school gepest, het werd vechten. Hij zag daar: hoe zwarter je was, hoe zwaarder je het te verduren kreeg. „Ik hield ervan om mezelf in de zon te zien, want dan was ik lichter”, schrijft hij in het boek.

Hoe was zijn moeder? „Streng”, zegt hij, nadat hij een appel uit de goed gevulde fruitschaal in partjes heeft gesneden, kaneel erop. „Je kan ook nemen als je wil.” Echte armoede heeft hij gelukkig niet gekend, omdat ze „een strijder” was, maar als hij een nieuw PlayStation-spelletje wilde, kon hij er lang op wachten. „Ze was heel streng, en ze sprak niet veel. Dat komt ook door waar mijn ouders vandaan komen. De Surinaamse gemeenschap is: wie niet horen wil, moet maar voelen. En soms voel je al voordat je mag horen.”

Steve Jobs

Zijn opa Wim was onderwijzer in Paramaribo, zijn vader wilde vroeger journalist of schrijver worden. Ooms en tantes werkten in het onderwijs, in die huiskamers stonden grote boekenkasten. Maar hijzelf ging naar het vmbo, waar hij, zegt hij, „werd ontmoedigd om te denken. Zo ervaarde ik het. Je krijgt daar mee: je bent niet zo slim, dus maak het niet te moeilijk voor jezelf”.

Zijn moeder, dat wil hij er wel bij zeggen, stuurde hem als tiener naar de bibliotheek. Dan moest hij daarna laten zien dat hij ook daadwerkelijk iets meegenomen had. Het eerste boek dat hij leende was Ik, Grace O’Malley van Franjo Terhart. „Een boek over een dame die piraat was.” Hij overschreed de leentermijn en durfde het niet terug te brengen, bang voor de boete. „Ik heb het nog steeds.” Hij las het niet.

Het lezen begon met Walter Isaacsons biografie van Steve Jobs. Een vriend raadde het aan, hij was achttien toen. Het boek staat nu prominent rechtop naast zijn tv, de achterflap naar voren, met daarop de iconische zwart-wit-foto van de Apple-oprichter die over zijn eerste Macintosh leunt. Het boek, zo simpel is het, veranderde zijn leven. Het onderwerp leerde hem meer over de „vrije denker” die Jobs was, het proces zelf – iets lezen – leerde hem dat hij zichzelf kon onderwijzen met wat er in boeken en op internet te vinden was.

Hij wilde schrijver worden, besloot hij. „Ik was best wel determined. Nee, niet best wel, ik was héél determined.”

Hij las Bukowski – zijn roman Vrouwen staat in de liggende Billy-boekenkast van Ikea, naast onder meer Coelho’s De Alchemist, Buwalda’s Bonita Avenue, Precolonial Black Africa van Cheikh Anta Diop, de boeken van motivational speakers als Tony Robbins en Eric Thomas – en ook Je gaat het pas zien als je het doorhebt, over het leiderschap van Johan Cruijff.

De moeder van 2Pac zat in de Panther Party, de moeder van Kanye ook. Dat wist ik wel, maar ik kende de diepte ervan niet

Hij las woordenboeken. „Ik dacht: hoe meer woorden ik ken, hoe beter.” Hij googlede alle woorden die Matthijs van Nieuwkerk uitsprak bij De wereld draait door en die hij niet kende. Daarna kwam het idee voor het Smibanese woordenboek, met alle woorden en uitdrukkingen die hij en de jongens om hem heen gebruikten, en hoe ze toe te passen, omdat hij merkte dat mensen die taal interessant vonden. Hij schreef de persberichten zelf, mailde de kranten. „Ik ben zelfs naar de De wereld draait door gegaan en heb het door de brievenbus gegooid, daarzo bij die studio van ze.”

Het sloeg aan. „Ik had nog nooit zoveel geld gezien. Maar ik wist ook niet van de Belastingdienst. Dus wat gebeurde er?” Hij begint alvast te lachen. „Ik had al dat geld opgemaakt. Hele schuld.” Dit was in 2018. Hij trok bij zijn vader in, die inmiddels, na wat omzwervingen, aan het Anton de Komplein in de Bijlmer woonde. „Ik deed het niet goed. Ik moest weer bij hem wonen, ik was, hoe oud? Vier-, vijfentwintig. Ik zei dat ik schrijver wilde worden, maar ik had geen geld meer.”

Zo gebeurde het dat hij op een avond zat te blowen op een bankje aan dat plein en opkeek naar het bronzen beeld van een man, naast hem, zo’n vier meter hoog.

Anton de Kom. Wie was dat eigenlijk? Hij zocht het op. Vrijheidsstrijder, anti-kolonialist, schrijver van Wij slaven van Suriname. „Toen kwam het idee voor dit boek. Want ik was weer terug in de Bijlmer, waar ik sinds ik uit huis was gegaan niet geweest was, en ik zág de gevolgen van de slavernij. En toen dacht ik: ja, man, ik moet hier echt iets mee doen.”

How to make bruine bonen

Zijn vader werd ziek. Alvleesklierkanker. Soortkill was net weer op zichzelf gaan wonen, twee maanden voor de diagnose. Hij trok weer bij hem in, nu om zijn vader te verzorgen. Het was nog corona ook, een „blessing”, want hij kon en hoefde nergens anders heen. „En ja, dan moeten we ook praten over dingen.” Daar, in huis bij zijn vader, werkte hij aan het boek. „Het was de hele tijd desk research, field research. Dan keek ik een documentaire over Suriname uit 1972, of ik las over de coup, en dan vroeg ik: hoe was het voor jou? Soms waren zijn broers er, dan vroeg ik ook hen. Mijn generatie weet heel weinig, tenzij je echt veel gaat vragen. Maar alles wat ik wilde weten, weet ik nu.”

Minder dan een jaar nog, had de arts aanvankelijk gezegd. „Mijn vader antwoordde: dat zeg jíj. Hij wilde ook geen morfine, niks. Zijn lijfspreuk was: Aufgeber gewinnen nie, Gewinner geben nie auf. Er was een moment tegen het eind, hij stond in de woonkamer, dat hij zei: eigenlijk ben ik al dood, maar mijn geest houdt me in leven.”

Zijn vader werd opener in de laatste jaren van zijn leven, met de dood in het vooruitzicht. „Het gekke is: die periode heeft me veel vertrouwen gegeven. Hij vertelde over onze familie. Wij Surinamers, we zijn heel spiritueel. Hij zei dat hij zag welke voorouders me begeleiden. ‘Ga daar goed mee om.’”

Er is een gesprek dat hij in z’n geheel opnam met z’n telefoon. Het was woensdag, 4 augustus 2021, ze hadden die dag in het ziekenhuis te horen gekregen dat er geen behandelopties meer waren. „Dus we wisten wat er ging gebeuren.” Ondertussen was het zijn vader niet ontgaan dat het niet goed ging tussen Soortkill en zijn oudere broer. „Zijn mentaliteit was in die tijd niet goed – althans, dat vond ik, en daar hadden we een paar keer ruzie over gehad. Mijn vader hoorde dat natuurlijk, want we waren in zijn huis. Op de terugweg, in de auto, zei hij: we gaan nú met hem praten.” Tot vijf uur in de ochtend hebben we gepraat. Over het leven. Over focus. Heel praktisch ook: je moet drie hoofdtaken per dag hebben, daarnaast mag je bijtaken hebben, maar je móét drie hoofdtaken voor jezelf hebben. Mijn broer moest aantekeningen maken. Twee blaadjes heeft hij volgeschreven.”

Acht maanden voor de dood van zijn vader was Soortkill al bezig met de speech voor de begrafenis. „Hij vertelde me dat hij binnen onze familie alle uitvaarten regelde, en dat dat begonnen was toen hij zíjn vader moest begraven. Toen wist ik: oké, dit moet ik straks voor jou gaan doen. Snap je? Hij heeft me in die laatste maanden trouwens nog leren koken. Ik heb zelfs… volgens mij heb ik het hier nog.” Hij pakt er een schriftje bij en slaat het open. „How to make bruine bonen. Tjauw-min, ook. Ik kan elke dag voor mezelf koken nu.”

De eerste versie van Smibologie vol. 1: each one teach one was kort voor de dood van zijn vader af. „Ik zag hem achteruitgaan. Oké, dacht ik, het moet sneller, want ik weet dat ik na zijn dood niet echt zin heb om te schrijven.” De dag voor de dood van zijn vader lag hij naast hem in bed, de hele dag. „De volgende ochtend was hij heengegaan.” Nu heeft hij een mapje op zijn laptop met de eerste draft van zijn boek, de laatste bewerkingsdatum is 15 november 2021, de dag dat zijn vader stierf.

Mentale slavernij

De geschiedenis van Suriname, de familiegeschiedenis, de levensinstelling van zijn vader – het werd allemaal onderdeel van de leer van de Smibologie. En dan was er nog de hiphop. „Hiphop, en de hele aanleiding tot hiphop”, zegt hij. Nation of Islam, de Black Panther Party, Marcus Garvey – voorvechters in de strijd om gelijke rechten voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap. „De moeder van 2Pac zat in de Panther Party, de moeder van Kanye ook. Dat wist ik wel, maar ik kende de diepte ervan niet. In 2018 begon ik daar alles over te lezen.”

Bij zijn vader op kantoor keek hij vroeger The Boondocks, een Amerikaanse animatieserie over een zwarte familie in een witte voorstad. Hoofdpersoon Huey is vernoemd naar Huey P. Newton. En The Game rapte in het nummer ‘Dreams’ uit 2005: „The dream of Huey Newton, that’s what I’m livin’ through”. „Ik ging dat gewoon googlen. Wie is dat?” De mede-oprichter en leider van de Black Panther Party. „Op een gegeven moment vallen de puzzelstukjes in elkaar. Een verschil met de Surinaamse gemeenschap is dat er in de Afro-Amerikaanse cultuur vorige eeuw al veel meer gesproken werd over racisme en slavernij. Vanuit hiphop kreeg ik dat allemaal mee, en toen begon ik na te denken over ons hier. O, maar eigenlijk hebben wij dat ook. Alleen ging het er nooit over, ook niet binnen de zwarte gemeenschap. Het institutioneel racisme zit heel diep, héél diep, maar het grootste probleem zit tussen de oren.” Hij haalt een zin van Bob Marley aan, uit ‘Redemption Song’: „Emancipate yourselves from mental slavery, none but ourselves can free our minds.”

Dat is hoopgevend, zegt hij. „Want het is gratis om nieuwe gedachten te krijgen. Je hoeft ook niet bij iemand aan te kloppen om te vragen: mag ik zo denken? Uiteindelijk is het mentaliteit. De Smibanese University is een mentaliteit. Je kunt je inschrijven door je die mentaliteit eigen te maken.”

Lees ook dit interview uit 2020: ‘De Bijlmer was een mijnenveld voor mij’