N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage De Zwitserse kunstverzamelaar Uli Sigg schonk zijn collectie moderne Chinese kunst aan het Hongkongse museum M+, om mogelijke censuur te omzeilen. Maar ook Hongkong wordt steeds strikter. Hoe kijken jonge Chinezen nu naar die kunst?
‘Ik ben heel blij dat ik hier kan zien hoe China zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld”, zegt Yang Yue, een 19-jarige studente actuariële wetenschappen in een zaal van museum M+ in Hongkong. „Wat je hier ziet, vind je niet in de officiële geschiedenisboekjes.”
Yang is in Hongkong op bezoek vanuit het vasteland van China. Ze kijkt naar het schilderij Mask: Rainbow van de Chinese kunstenaar Zeng Fanzhi. Daarop staan vrolijke mannen in dure pakken met hun armen joviaal om elkaar heen geslagen. Maar zo gezellig is het niet echt, want de uitbundige lach op hun gezichten blijkt een wit masker.
Het is een werk uit de collectie moderne Chinese kunst van Ulli Sigg. Die Zwitserse kunstverzamelaar en voormalig ambassadeur kocht vanaf eind jaren zeventig eigentijdse kunst aan in China, en legde in de afgelopen veertig jaar de belangrijkste verzameling van moderne Chinese kunst ter wereld aan.
Hij vindt het belangrijk dat die kunst ook voor een zo breed mogelijk Chinees publiek te zien is, en daarom schonk hij in 2012 ruim duizend van zijn werken aan M+, een toen nog te bouwen megamuseum voor visuele cultuur in Hongkong. Het museum kwam met veel vertraging en controverse van de grond en ging uiteindelijk pas eind 2021 open.
Sigg schonk zijn werken juist aan dit museum omdat er op het vasteland van China geen museum was dat de zekerheid kon bieden dat de werken ook ongecensureerd tentoongesteld zouden worden.
Controversieel
Maar het Hongkong van nu is het Hongkong van 2012 niet meer. Beijing en Beijinggezinde krachten in Hongkong hebben vooral sinds de invoering in de zomer van 2020 van een nieuwe Nationale Veiligheidswet een veel grotere vinger in de pap gekregen, ook op cultureel gebied. Daardoor was het niet meer vanzelfsprekend dat werken die in de rest van China controversieel waren, in Hongkong nog wel tentoongesteld konden worden.
Zo was er druk om een beroemde foto van de naar het buitenland uitgeweken kunstenaar Ai Weiwei vooral niet tentoon te stellen. Op die foto steekt hij zijn middelvinger omhoog op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing. Die foto bleef uiteindelijk in het depot staan: Yang krijgt hem niet onder ogen.
Ook andere werken zijn niet meer te zien. Een schilderij bijvoorbeeld waarop iemand twee neergeschoten pinguïns achter op een bakfiets vervoert, verdween naar het depot. Het hyperrealistische schilderij refereert naar een beroemde foto gemaakt op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989, alleen liggen er dan twee neergeschoten studenten op de bakfiets.
Toch kijkt Yang nog steeds haar ogen uit: ze ziet een overdadige hoeveelheid beelden die vrijwel allemaal een link hebben met maatschappelijke en politieke tendensen in de moderne Chinese maatschappij. En ze weet precies wat ze ziet.
Zo zag ze in de videotheek van het museum een video uit 1985, waarop te zien is hoe er een nieuwe golf van creativiteit losbarstte na afloop van de Culturele Revolutie (1966-1976). „Het was een soort van bevrijdingsbeweging”, zegt ze. Maar zo wordt die periode in China niet omschreven: de bevrijding is dat Mao in 1949 aan de macht kwam, en niets anders.
Een ander, ook omstreden werk van Ai Weiwei is nog wel te zien: op de museumvloer staan lange rijen oude Chinese aardewerken vazen die deels wit zijn geschilderd. Whitewash, heet het. De witte verf bladdert er bij sommige vazen alweer een beetje af.
Een jonge, boomlange student politieke wetenschappen uit Wuhan in een overhemd met een wild patroon weet precies waar dat werk over gaat: „Het stelt een heel oude traditie in China aan de kaak: die van het witwassen van delen van de geschiedenis”, zegt hij. „Het raakt me”, voegt hij eraan toe. „De keizers deden het al, en het gebeurt nu nog steeds”, zegt hij. „Dat is niet goed. Maar de verf bladdert er ook weer af, dus misschien is het niet voor eeuwig.”
Dan schrikt hij een beetje van wat hij net zelf heeft gezegd. Hij wil zijn naam niet meer geven, en zegt dat er in China ook heel veel goede dingen zijn, en in andere landen ook veel slechte. Zijn studie politicologie bereidt hem voor op een baan bij de overheid, en dan is het niet handig om in een buitenlandse krant geciteerd te zijn met een kritische uitspraak over China.
Chinees culturele gebied
Een groot deel van de bezoekers van de collectie van Sigg komt van het vasteland van China, en daarmee bereikt Sigg wel het publiek dat hij oorspronkelijk voor ogen had: mensen uit het culturele gebied van waaruit deze kunst is voortgekomen.
De werken worden bovendien tentoongesteld in een museum met de allure van de grote westerse musea voor moderne kunst: het immense gebouw, ontworpen door sterarchitecten Herzog & de Meuron, ligt aan het water in een gebied dat nog lang niet is afgebouwd. Het heeft een uitgebreide boekwinkel en een dakterras waar ook expats vooral in het weekend graag komen.
Sigg zelf leek er in 2020, zelfs na het invoeren van de Nationale Veiligheidswet, vertrouwen in te hebben dat de collectie een eventueel nog sterker aantrekkende Chinese censuur uiteindelijk wel zou overleven. „Deze collectie (…) gaat over de Chinese kunstenaars en wat ze hebben geschapen. Dat is een waarde die eeuwig blijft”, zei Sigg er toen over tegen de Amerikaanse kunstwebsite ArtNet. „Zelfs als de omstandigheden een beperkte periode minder goed zijn: er komen betere tijden.”
Choreograaf Fouad Boussouf heeft zijn moeder als kind nooit slapend gezien. Op het platteland van Marokko, waar hij zijn vroege jeugd doorbracht, was hij omringd door vrouwen die altijd bezig waren, onophoudelijk in beweging, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, elke dag en elk seizoen. Fêu, de openingsvoorstelling van festival Feeling Curious?, begint en eindigt dan ook in het donker, net als de dagen van zijn jeugd en de eeuwen daarvoor begonnen en eindigden, met slechts een enkel gloeiend ‘kooltje’ als verlichting.
Fêu is de eerste creatie die Boussouf als co-artistiek leider maakte voor Le Phare, CCN du Havre Normandie. Het stuk is een ode aan die vrouwelijke energie die hij verbeeldt in een eindeloze stroom van activiteit die wordt aangedreven door een innerlijk vuur. Gekleed in kostuums die een hele waaier aardkleuren tonen, bewegen tien vrouwen zich een uur lang in een kring, symbool voor eeuwigheid, rond een denkbeeldig vuur.
Na het rustige begin stookt de geweldige elektronische soundscape van François Caffenne dat op tot een wervelende dans, waarin Boussouf sprongetjes, pasjes, huppeltjes en drafjes (achteruit) aan elkaar rijgt. Soms is de beweging vrij, blij en ongeremd als hedendaagse Isadora’s, dan weer minimaal een repetitief en telkens stappen een of meerdere vrouwen uit de groep voor een expressieve solo waarin hun verschillende technische achtergronden herkenbaar zijn zonder dat ze uit de toon vallen. De een is soepel en subtiel, de ander scherp en schokkerig als een hiphopper. En altijd worden ze weer opgenomen in de draaikolk van beweging die nooit ophoudt.
Soms krijgt Fêu daardoor de ritualistische trance-kwaliteit die Boussouf beoogt, maar als geheel is de choreografie te fragmentarisch, het is vooral de ritmische stuwing van de muziek die een bedwelmend effect heeft. En hoewel ook qua structuur weinig verrassend, is Fêu toch een mooie voorstelling die uiteenlopende associaties oproept. Met de reeks ‘uitputtings- en trancevoorstellingen’ die de afgelopen tien, vijftien jaar de revue zijn gepasseerd (van Jan Martens, Christian Rizzo, Arno Schuitmaker en vele anderen) en – verder terug in de tijd – Krisztina de Châtels Föld met zijn ronde aarden wal, of Pina Bausch’ Frühlingsopfer.
Fêu is een soort spiegelbeeld van die laatste choreografie: de vaak repetitief voorover klappende bovenlichamen zijn dezelfde, maar de emoties tegengesteld. Waar de vrouwen bij Bausch doodsbang en gepijnigd leken, vertegenwoordigen ze bij Boussouf vreugde en vrijheid. Hun lange, losse haren die ze – in cirkels – laten rondzwieren, mogen gerust als bevrijding, en dus als politiek statement worden geïnterpreteerd.
De kastdeur zwaaide open, en daar stond ze: mijn moeder, in haar versleten lila vest van katoen, want wol kriebelde zo. Een keurig gestreken zakdoek propte ze in de mouw van haar vest. Mijn moeder is dood, maar het opruimen van haar klerenkast was van alle spullen die mijn broer, zus en ik dit jaar opruimden, het zwaarst. Want ze zat niet meer bij ons, achter de koektrommel in de woonkamer, op haar bed in de slaapkamer. Ze was wel in die klerenkast.
Iedereen die een dierbare verliest, weet dat de kleren het verdrietigste onderdeel zijn van de klus die ‘leegruimen’ heet. Sommige nabestaanden kunnen het niet, nooit. Ze openen de deur van de klerenkast, ze voelen, ruiken – hallo, blijf bij me, voor altijd. Anderen doen het moeilijkste als eerste: hup, meteen alles weg.
De Amerikaanse kunstenaar Kevin Beasley (1985), nu te zien op de sensationele groepstentoonstelling ‘Unravel’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam, maakt van de spirituele betekenis van textiel zijn handschrift. Zijn grootmoeder en overgrootmoeder kochten hun kleren graag in Harlem (New York), bij een winkel met snoepkleurige sjaals, huis-, tuin en keukenschorten, kaftans en zijdezachte haarbanden. Nog steeds loopt Beasley die winkel in Harlem binnen en koopt hij wat zijn grootmoeder en overgrootmoeder mooi hadden kunnen vinden. Van die stoffen maakt de kunstenaar sinds 2015, zoals hij het noemt, ghost sculptures. Hij drapeert de stoffen rond ballen van piepschuim, giet kunsthars over de stof, wacht tot het hars bijna droog is en haalt dan de ballen weg.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Tschabalala Self, Koco at the Bodega, 2017, kleurpotlood, fotokopieën van kleurentekeningen, acryl, flashe, stof en beschilderd linnen op doek, 243,8 x 213,4 cm. Collectie Valeria and Gregorio Napoleone.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Tschabalala Self, Koco at the Bodega, 2017, kleurpotlood, fotokopieën van kleurentekeningen, acryl, flashe, stof en beschilderd linnen op doek, 243,8 x 213,4 cm. Collectie Valeria and Gregorio Napoleone.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121124/data122242261-2bb79c.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-9.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/7oezY5G1K5JkII13zrMXpXsMYak=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121124/data122242261-2bb79c.jpg 1920w”>Tschabalala Self, Koco at the Bodega, 2017, kleurpotlood, fotokopieën van kleurentekeningen, acryl, flashe, stof en beschilderd linnen op doek, 243,8 x 213,4 cm. Collectie Valeria and Gregorio Napoleone.Foto’s: Courtesy kunstenaar, Pilar Corrias, Londen, en Galerie Eva Presenhuber, Zürich/Wenen
Wandmeubel met geluid
Het resultaat is Phasing (Flow) uit 2017, nu te zien in het Stedelijk. Phasing is een wandmeubel met geluid. Het is een soort kapstok waar sjaals lekker slordig aan zijn opgehangen. Die slordigheid is slechts illusie: de stof kan niet meer bewegen maar is gestold in het hars. De leegte die de sjaals omhullen, lijkt op een menselijke vorm: een oma, een moeder, een geest – dol op bloemetjes en de kleuren rood, blauw, roze en mosterdgeel. Hallo, ga niet weg, fluistert Beasley.
Unravel is een ambitieus samenwerkingsverband met The Barbican in Londen, waar de tentoonstelling eerder dit jaar was te zien. Een kleine honderd werken van zo’n vijftig internationale kunstenaars zijn samengebracht in de kelder van het Stedelijk. Alle kunstenaars gebruiken textiel als medium, maar zijn niet per se textielkunstenaars – een term die lange tijd in de kunstwereld als minderwaardig, want met vrouwelijkheid en huisvlijt werd geassocieerd. Die tijd is gelukkig voorbij, zo laat Unravel (niet voor het eerst overigens) zien.
Al in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw kozen avant-gardistische kunstenaars als Magdalena Abakanowicz, Judy Chicago, Cecilia Vicuña en Sheila Hicks voor textiel. Met een heldere klaroenstoot ontdeden ze textiel van z’n tuttigheid. Deze vier ‘oermoeders’ zijn aanwezig in het Stedelijk met monumentale, fragiele confronterende en abstracte werken. De oudste deelnemer aan de tentoonstelling is de Zweedse Hannah Ryggen (1894-1970), die in 1966 met wol en linnen een niet zo heel opzienbarend anti-Vietnam-protest maakt (Blood in the Grass). De jongste is de autodidactische Tau Lewis (1993).
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Judy Chicago, Birth Tear/Tear, 1982, borduurwerk op zijde door Jane Gaddie Thompson, 52,1 x 69,9 x 3,8 cm.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Judy Chicago, Birth Tear/Tear, 1982, borduurwerk op zijde door Jane Gaddie Thompson, 52,1 x 69,9 x 3,8 cm.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121129/data122242228-da60e7.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-16.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-14.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-15.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-16.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-17.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/i9VX6-T4SFnKza4mqrT80AwD9F8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121129/data122242228-da60e7.jpg 1920w”>Judy Chicago, Birth Tear/Tear, 1982, borduurwerk op zijde door Jane Gaddie Thompson, 52,1 x 69,9 x 3,8 cm.Foto John Wilson White
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Anti-Vietnamprotest Blood in the Grass van de Zweedse Hannah Ryggens uit 1966.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Anti-Vietnamprotest Blood in the Grass van de Zweedse Hannah Ryggens uit 1966.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121131/data122242267-62acec.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-20.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-18.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-19.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-20.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/naald-en-draad-kunnen-een-instrument-van-verzet-zijn-toont-sensationele-textiel-expo-in-het-stedelijk-21.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/GwvyMXOJgEMj79TVc2yPB457yBs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/26121131/data122242267-62acec.jpg 1920w”>Anti-Vietnamprotest Blood in the Grass van de Zweedse Hannah Ryggens uit 1966.Foto Dag Fosse
Transnationaal
Met de keuze voor Ryggen worden ook de selectiecriteria van de tentoonstelling duidelijk: die zijn politiek. Dit betekent dat bijvoorbeeld de grote weefsters van Bauhaus (Anni Albers) schitteren door afwezigheid. Te abstract? Te weinig de-koloniaal? De tentoonstelling is daarnaast ‘transnationaal’ van opzet. Dit betekent in het Stedelijk dat Nederlandse of in Nederland werkende kunstenaars zo goed als afwezig zijn. Mercedes Azpilicueta, Mounira El Solh en duo Anthonio Guzman & Iva Jankovic – behalve Jankovic allemaal van de Rijksakademie afkomstig – zijn vertegenwoordigd. Maar waarom geeft het Stedelijk ook niet een zaal aan het hoge potentieel van minder bekende, Nederlandse namen? Denk aan Karin van Dam, Joyce Overheul, Afra Eisma, Preta Wolzak, Lidy Jacobs, Bas Koster.
De ‘subversieve steek’, vrij naar de in 2010 overleden feministische kunsthistorica Roszika Parker, is leidmotief. Dat een naald, een draad, een stuk touw, een borduurwerk instrument van verzet kunnen zijn, toont Unravel op alle mogelijke manieren – verhalend, grimmig, gewelddadig, zacht en fluffy, spiritueel en poëtisch. Om dit koor aan stemmen enigszins te temmen, is er een grove indeling in thema’s gemaakt. Die thema’s kunnen overlappen. Je mag ze ook loslaten.
In ‘Grensgebieden’ onderzoekt de Sri Lankese T. Vinoja (1991) het trauma van haar door oorlog geteisterde vaderland aan de hand van de schitterende, geborduurde en sterk geabstraheerde luchtkaarten Bunker & Border en The Day (beide uit 2021). Op geen van de twee werken is in één oogopslag te zien wat ze voorstellen, dat maakt ze juist zo aangrijpend, omdat een oorlog voor wie er buiten staat niet te bevatten is.
Allerlei pluimage
Onder het thema ‘Voorouderlijke draden’ zijn kunstenaars van allerlei pluimage verenigd. Niet alleen Beasley, ook de zacht wapperende, oude kennis overbrengende knoopwerken van ongesponnen wol van Cecilia Vicuña (1948) en de serene weefwerken van de Amerikaanse Leonore Tawney (1907-2007). Ook hangt hier een van vele ontdekkingen op Unravel: Tau Lewis (1993).
Geboren in Toronto maar met wortels in Jamaica, toont Lewis een wandtapijt van geappliqueerde stoffen waar schelpjes in zijn verwerkt. De ondergrond van The Coral Reef Preservation Society (2019) bestaat uit schots en scheve vierkantjes, rechthoeken en organische vormen. Alles is grof gestikt, technische perfectie is niet het doel. Vanaf deze ondergrond doemen onderwaterdieren en delen van zwarte mensen op. Een hoofd gaat schuil achter de rug van een reuzenrog, een wijd uitgespreide hand streelt een hamerhaai. Lewis is net als kunstenaar Ellen Gallagher gefascineerd door de mogelijk poëtische kant van de bittere Transatlantic Journey, de tocht die tot slaaf gemaakten van Afrika naar Zuid- en Noord-Amerika maakten en waarbij circa twee miljoen mensen omkwamen.
Lewis geeft ze een graf en een nieuw bestaan tussen de rijkdom van de koraalriffen, die net zo bedreigd wordt in het bestaan als zwarte mensen. Het is science-fiction, het is geschiedenis, het is nu. Al die tijden komen bij elkaar gekomen in stukjes stof en schelpen – schijnbaar neutraal maar vol betekenis.
Parijs schudt haar veren onder de naweeën van de Olympische Spelen. Ze lijkt nog niet toe aan afscheid van de droom die begon met die magnifieke openingsceremonie aan de Seine, van Lady Gaga die ‘La vie en rose’ zong tot het slotakkoord met Céline Dion en halverwege de blote Dionysus aan het bacchanaal dat, je verzint het niet, door oververhitte christenfundi’s werd verward met het Laatste Avondmaal. Ik gedenk de turnster Simone Biles. Of ze won of niet maakte mij niet uit. Ik zag een kunstenaar die deed wat kunstenaars doen, ze veranderde de werkelijkheid voor wie haar expressie onderging.
Alsof Parijs niet aankan dat het voorbij is, hangen er aan gebouwen nog Olympische ringen en staan er in de métro nog rode kruizen door haltenamen waar allang weer wél gestopt wordt. De musea die olympisch gingen meedoen, zitten nu met het vermoeide thema ‘de sport in de kunst’. Orsay stommelt rond met de expositie ‘Sport et idéal’, modemuseum Palais Galliera zucht onder ‘La mode en mouvement’. Historisch rijkostuumpje hier, antiek tennisjurkje daar. Het schiet niet op.
Wat een verademing dat het Petit Palais de Salon des Refusés herdenkt, waarmee Manet en zijn makkers het in 1863 opnamen tegen hun uitsluiting door de gevestigde kunst. Dezelfde ruimte hangt nu van onder tot boven vol met street art. De nieuwe Monet kan ertussen zitten, zeg ik tegen mezelf, zoek hem. Maar nee. Vergeet hem! Normen zijn er niet voor kunst, ook Monet en Cézanne lieten zich niks gelegen liggen aan verwachtingen. Dat is soms onverteerbaar maar wel de kern.
Ook Musée Pompidou heeft maling aan Spelen en sport. Gelukkig, al is het maar omdat ik er in de expositie ‘Surréalisme’ een paraplu ontmoet. Hij hangt in de lucht, hij is van spons en wellicht op weg om de hemel te zemen. Dit meesterstuk is van de Weense kunstenaar Wolfgang Paalen. Die voegde in 1937 de spons-paraplu toe aan de wereld en noemde hem ‘Nuage articulé’. Wat de paraplu promoveert van plu tot wolk, een ‘gearticuleerde wolk’ nog wel.
Sponzen zijn gaten en lucht. Maar eerst waren ze levende wezens, van de zeebodem geplukt door ademloze mensen. Nu is de raison d’être van een paraplu dat hij beschermt tegen de regen. Deze paraplu zou bij regen zwaar worden, zijn vorm verliezen, neerstorten als een verdronken vod. Maar als hij niet tegen regen kan, is hij dan wel een paraplu? Doet er niet toe, hij maakt mij gelukkig. Hij is een zuivere uiting van het surrealisme, de kunstrichting die je dwingt in wat je kent een ándere werkelijkheid te herkennen. Om vervolgens verbaasd te beseffen: zó had ik er nog nooit tegenaan gekeken, maar nu kan ik niet anders meer. En ik, die bekend ben met paraplu’s sinds ik op mijn zevende blij was met een roodgeruit kinder-exemplaar, bedenk voor het eerst hoe mooi een paraplu is, in action how like an angel (Hamlet zei het).