Kunstenaar Stan Douglas koppelt de machteloze revoluties van 1848 aan die van 2011

Vancouver, 15 juni 2011, een van de foto’s uit de serie 2011 ≠ 1848

Vancouver, 15 juni 2011, een van de foto’s uit de serie 2011 ≠ 1848

Foto Stan Douglas/Victoria Miro en David Zwirner

Interview

Stan Douglas, kunstenaar Werk van de Canadese kunstenaar Stan Douglas was vorig jaar een hoogtepunt op de Biënnale in Venetië. Zijn panoramische foto’s slepen je de geschiedenis in. „Ik toon kruispunten waar de geschiedenis een andere afslag had kunnen nemen.”

‘Op foto’s kun je momenten op verschillende plekken in de wereld met elkaar verbinden”, zegt de Canadese kunstenaar Stan Douglas. Hij vertelt over zijn enorme panoramische foto’s, met daarop re-enactments van rellen en plunderingen die plaatsvonden in 2011.

We videobellen, omdat Douglas’ werk vanaf half september te zien is in het Tilburgse Museum De Pont. Het indrukwekkende geheel, getiteld 2011 ≠ 1848, werd gemaakt voor NRC aangewezen als een van de hoogtepunten van die Biënnale.

Douglas is al decennia actief en zijn werk is in collecties van internationale musea te zien. Met zijn inzending voor de Biënnale was hij de eerste zwarte kunstenaar die Canada vertegenwoordigde. In de jaren tachtig stond Douglas aan de wieg van de ‘post-conceptuele fotografie’, waarbij verhalende foto’s centraal staan. Vanaf het begin van zijn loopbaan reflecteert hij in zijn werk op maatschappelijke en politieke kwesties.

Zo ook in 2011 ≠ 1848. Op vijf panoramische foto’s en in een grootschalig videowerk reconstrueert hij vier cruciale momenten van sociale onrust uit 2011: de Arabische lente in Tunesië, de Occupy-protesten in New York, rellen in de Londense wijk Hackney na de dood van de zwarte Mark Duggan en onlusten in Vancouver nadat het locale ijshockeyteam de finale van de Stanley Cup had verloren. Die momenten verbindt hij middels de titel met revoluties in 1848, toen in verschillende Europese landen werd gestreden voor democratische vrijheden.

In het geweldige videowerk koppelt hij Engelse aan Egyptische rappers, om de overeenkomst in sociaal engagement te laten horen. Ze rappen elkaar toe, terwijl de kijker wordt meegenomen in het ritme en de teksten. Die werkwijze is kenmerkend: Douglas – ook een tijdje actief als dj – maakt in zijn werk veel gebruik van muziek.

Reclameblokken

Wie denkt dat Douglas alleen maar serieuze kost opdient, moet zijn ‘Monodrama’s’ uit de jaren tachtig bekijken. De filmpjes duren een minuut en werden vertoond in reclameblokken op de tv. Sterk, geestig en vooral pijnlijk is I’m not Gary: een witte man loopt door een treurige winkelstraat, ziet een zwarte man en zegt: ‘Hi, Gary!’ De zwarte man zegt niets en kijkt verbaasd. De witte man zegt dan, geërgerd: ‘How are you doing?’ Waarop de zwarte man antwoordt: ‘I’m not Gary’.

De ontmoeting oogt absurd en het spel van de twee is door de gezichtsuitdrukkingen geestig. Maar het filmpje duidt ook op racisme. Voor witte mensen kan elke zwarte man Gary zijn.

Douglas: „Aanvankelijk konden kijkers precies uitleggen wat ze in dat filmpje hadden gezien, maar nadat ze hadden vernomen dat het kunstwerken waren, veranderde hun houding. Ze begonnen te letten op bewegingen van de acteurs en het licht. Hun interpretatie veranderde helemaal.”

De ‘Monodrama’s’ bevatten een knipoog naar het literaire werk van Marcel Proust en diens omgang met herinneren en het verleden. Ook Douglas’ recente werk speelt met onze blik op de geschiedenis.

Douglas: „2011 ≠ 1848 betekent letterlijk: het jaar 2011 was niet gelijk aan 1848. Er is een relatie tussen de twee, maar ze zijn niet equivalent. 1848 was grotendeels een mislukking, maar leidde wel tot democratische hervormingen. In 2011 waren de protesten in eerste instantie reacties op politieoptredens, maar natuurlijk waren ze ook politiek gemotiveerd.”

In uw werk snijdt u van meet af aan sociaal-politieke onderwerpen aan. Was dat engagement ook uw motief om kunstenaar te worden?

„Aanvankelijk volgde ik een theateropleiding. Maar toen ik een stuk regisseerde, ging dat moeizaam: acteurs vonden hun teksten ingewikkeld en spraken die niet goed uit. Toen ontdekte ik beeldende kunst, waarin je zelf betekenis kunt geven aan onderwerpen. Dat ging ik steeds interessanter vinden.

„Natuurlijk heb ik voor video’s en foto’s nog steeds performers nodig. En ik werk nu zelfs weer aan een toneelstuk. Dat stuk gaat over Leonard Peltier, een lid van de American Indian Movement, die sinds 1977 gevangen zit. Hij werd ervan beschuldigd twee FBI-agenten te hebben vermoord in South-Dakota. Hij zei onschuldig te zijn en vluchtte naar Canada. Daar werd hij opgepakt. Hierop volgde een discussie tussen advocaten over de vraag of Peltier wel een eerlijk proces zou krijgen als hij werd uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Op de achtergrond speelt hier de omgang met de inheemse bevolking in de VS in de afgelopen vierhonderd jaar. Ik heb tweeduizend pagina’s transcripties van rechtszittingen doorgewerkt en die teruggebracht tot een stuk van twee uur. Ik wil in het stuk laten zien hoe kolonialisme diep in de wortels van de taal zit.”

Vergeleken met het Beckett-achtig absurdisme van uw ‘Monodrama’s’ lijkt het alsof uw blik op de wereld is veranderd. Klopt dat?

„Wat betreft humor? Dat weet ik niet. Het heeft meer te maken met het feit dat ik de Monodrama’s maakte toen ik net met filmen was begonnen, ik kreeg het filmen net pas onder de knie, had nog nooit met een filmcrew gewerkt en maakte voor het eerst mee dat iemand me ‘meneer’ noemde. Ik begon met het imiteren van technieken in bestaande films. Pas later ontwikkelde ik mijn eigen cinematografische stijl.”

Voor de foto’s van de protesten gebruikte u ook acteurs of figuranten. Hoe ging dat?

„Een eerder fotoproject in Penn Station [waarop hij figuranten in het enorme, in 1963 afgebroken treinstation met glazen daken in New York plaatst, red.] leerde me hoe je menigten in een ruimte kan laten zien. Voor de foto’s van de rellen in Londen kon ik gebruikmaken van videobeelden van Sky News, die ik combineerde met shots die ik zelf later vanuit een helikopter maakte. Dit soort materiaal had ik niet voor Tunesië en Vancouver. Voor de foto van de rellen in Vancouver heb ik figuranten ingezet. Die foto’s zijn een reconstructie, en dat is ook duidelijk te zien. Niemand zal het idee hebben dat ze in de maling zijn genomen. Je maakt de kunst met de ervaringen die je zelf hebt opgedaan in de wereld, en zo kijk je er ook naar als toeschouwer.”

Waar was u zelf tijdens de protesten in Vancouver?

„Ik was met een vriend, we zouden de stad in gaan en zagen rook. Wat is dat in hemelsnaam, vroegen we ons af. We zijn een bar ingegaan, hebben de tv aangezet en zagen dat de hel was losgebroken.”

Wat wilt u bereiken met uw werk?

„Veel gebeurtenissen uit het verleden zijn te groot, te ver weg en te diffuus om te kunnen bevatten. Ik hoop delen van de geschiedenis inzichtelijker te maken en zie mijn werk als gereedschap om ervaringen te begrijpen die anders misschien onbegrijpelijk zouden blijven.

„Veel historische gebeurtenissen werken nog steeds door. Na de moord op George Floyd is het besef gekomen dat zijn dood door machtsmisbruik zijn wortels heeft in de slavernij in de VS. In mijn werk kies ik voor historische kruispunten waarna ook een andere afslag genomen had kunnen worden. Het zijn geen statements, maar gedachtegangen. De toeschouwer moet maar zien wat die ermee doet.”

Vanaf 16/9 is 2011 ≠ 1848 van Stan Douglas te zien in Museum De Pont, Tilburg. Inl: depont.nl

ISDN (2022, video still) Foto Stan Douglas/Victoria Miro en David Zwirner