Amerika is de daders van Lockerbie nog lang niet vergeten


Een Libische verdachte van ‘Lockerbie’ staat opeens voor de Amerikaanse rechter. Carolien Roelants kijkt naar de achtergrond.

Dwars

Nota bene op de tweede dag van het nieuwe jaar haal ik voor u een oude zaak uit de mottenballen! Ik zou natuurlijk iets fris en nieuws moeten aankaarten, maar ja, ik vind dit ook leuk: Lockerbie.

U herinnert het zich vast wel, maar voor wie niet haal ik het even op: december 1988, de Pan Am Boeing 747 die in opdracht van de Libische leider Moammar Gaddafi boven het Schotse Lockerbie met een bom aan boord uit de lucht werd gehaald. 270 doden, van wie elf op de grond, en uiteindelijk in 2000 het proces voor een Schotse rechtbank in het Nederlandse Kamp Zeist tegen twee Libische verdachten die Gaddafi onder zware internationale druk had uitgeleverd. Eén werd veroordeeld, een vrijgesproken. Gaddafi erkende uiteindelijk schuld in 2003 en betaalde 2,7 miljard dollar schadevergoeding aan de families van de slachtoffers in ruil voor intrekking van internationale economische sancties (een van de weinige keren dat sancties hebben gewerkt!).

Er is een derde Libische verdachte, Abu Agila Masud, die de bom zou hebben afgeleverd en het ontstekingsmechanisme afgesteld. Hij is sinds vorige maand in Amerikaanse handen en inmiddels voorgeleid op beschuldiging van internationaal terrorisme. Zijn uitlevering aan Washington is de aanleiding tot deze column. Maar het gaat mij vandaag óók om de puinzooi die Libië blijft sinds het in 2011 door westers (Sarkozy, Cameron, en, met enige tegenzin, Obama, leading from behind) militair ingrijpen met Arabische steun van Gaddafi is bevrijd en vervolgens volledig in de steek is gelaten.

Ik heb dezer dagen hoopvolle artikelen gelezen over herstel van de democratie. Misschien, maar niet in het Midden-Oosten; ik denk aan de nieuwe extreem-rechtse regering in Israël en aan de meedogenloze ontmanteling van de jonge Tunesische democratie in handen van zijn gekozen president. De oorlogen in Jemen en Syrië. En zeven miljoen Libiërs leven eveneens in een zwart gat, mensen! Met twee regeringen, een in het oosten en een in het westen, die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Plus daaraan verbonden milities die een schrikbewind voeren. Met ontvoeringen, mensenhandel, foltering en varianten daarop.

Masud (71) maakte deel uit van Gaddafi’s militaire inlichtingendienst. Hij werd na diens val opgesloten maar kwam afgelopen juni vrij. Dat was de Amerikaanse autoriteiten, die hem al verscheidene jaren op het oog hadden, niet ontgaan. Er bestaan verschillende versies over de verdere loop der dingen maar het staat wel vast dat hij in november uit zijn huis werd ontvoerd door de militie die zijn woonwijk in Tripoli controleert.

Deze militie onderhoudt nauwe banden met de premier die in het Libische westen de scepter zwaait, Abdul Hamid Dbeibeh. Het mandaat van diens Regering van Nationale Eenheid liep een jaar geleden af, wat de aanleiding was tot het opstaan van een tegenregering in het oosten van het land onder premier Fathi Bashagha. Met zijn tweeën vechten die om steun in de regio en in het Westen.

Kijk naar ieders belangen zeg ik u altijd. Zou u, als u Dbeibeh was en Masud binnen handbereik had, aan de verleiding weerstand hebben geboden om een wit voetje bij Washington te halen en hem uit te leveren? Nee toch?

Maar in Libië kwam er een hoop gedoe van, van de zijde van de concurrentie maar ook daarbuiten. Volgens de Britse krant The Guardian was Dbeibeh van plan geweest ook Gaddafi’s inlichtingenchef, Abdullah al-Senussi, aan de Amerikanen te geven maar zag hij daar op het laatste moment van af wegens de ophef over het lot van Masud. Senussi, zwager van wijlen Gaddafi, wordt gezien als dé man achter Lockerbie. Natuurlijk willen de Amerikanen hem eveneens voor hun rechters hebben. Ik ben erg benieuwd hoe het met Senussi afloopt.

Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert en scheidt op deze plaats elke week de feiten van de hypes.