Rock In een uitverkochte Maassilo liet rockband Osees zien hoeveel diepgang hun enorme oeuvre heeft. En midden in een nummer haalde zanger-gitarist John Dwyer bier voor de rest van de band.
Het ruikt naar zweet in de uitverkochte Rotterdamse Maassilo, van de pit tot aan de plee. Terwijl de lichamen op en neer stuiteren en stagedivers zich op de massa storten, neemt John Dwyer zijn aanvalspositie in. De zanger-gitarist van Osees – zoals altijd gekleed in een afgeknipte spijkerbroek en wit hemd – doet een grote pas naar voren en zakt langzaam ineen totdat hij in een soort voorwaartse spagaat vlak boven het podium hangt. Hij heeft zijn gitaar zó strak om zijn nek gesnoerd dat de snaren nét niet zijn roodbruine kuif en snorharen raken. De knoppen van zijn versterker zijn zo ver mogelijk open gedraaid, de treble zelfs tot standje elf.
Iedereen weet: dit is de aanvalsmodus.
Zodra Dwyer – wild headbangend – zijn instrument te lijf gaat, klinkt tergend schelle white noise die normaal gesproken uit sneeuwende tv’s stroomt. Trapt hij weer een ander distortionpedaal in, dan lijkt het alsof alle glasbakken van Rotterdam gelijktijdig worden geleegd. De zaal gaat los, en de zanger is tevreden: „Thank you Dutch people. I like it.”
Dwyer en zijn band Osees (waarvan hij de naam op alle mogelijke manier spelt) gelden als vaandeldrager van de psychedelische garagerock die de laatste vijftien jaar in Californië is komen opborrelen en waarvan alle vertegenwoordigers (Ty Segall, Mikal Cronin) dezelfde ontwikkeling hebben doorlopen: ze beginnen met hard en simpel raggen, krijgen steeds meer diepgang én blijven belachelijk productief.
Geheime wapen
Deze week verschijnt het 26ste Osees-album Intercepted Message. In het immense oeuvre zijn, net als tijdens de show van woensdag, talloze stromingen versmolten: furieuze punk, zoete synthpop, experimentele progrock, uitgesponnen hippiejams en chaotische noise. De enige constante factor is de karakteristieke stem van Dwyer, even hyperactief en licht ontvlambaar als zijn karakter. In de coupletten ratelt hij als een op hol geslagen sportcommentator, in de refreinen slaakt hij uitsluitend kolderieke cheerleaderkreetjes en -gilletjes waarbij hij de microfoon opeet. Na een kwartier bukt hij voorover, grist een telefoon uit de handen van een filmende fan, doet alsof hij belt, en schreeuwt dan tegen het publiek: „Ik heb al jullie moeders aan de lijn! Fucking behave!”
Het geheime wapen van Osees is de dubbele drumbezetting. Helemaal vooraan op het podium zitten Paul Quattrone en Dan Rincon gebroederlijk naast elkaar te meppen. Soms geven ze elkaar de ruimte en mag één van de twee zich in het zweet roffelen, maar meestal drummen ze samen exact dezelfde partij wat behalve een onweerstaanbare groove ook een prachtig ballet van simultaan rondzwaaiende armen oplevert.
Ze krijgen loon naar werk. Midden in een lange instrumentale jam stapt Dwyer van het podium om bier voor ze te gaan halen. Als hij de flesjes op hun trommels zet, drumt het duo gewoon door.
De achttienjarige Lin Chunyu vindt het bijzonder hoe de sculpturen van de beroemde Franse beeldhouwer Auguste Rodin (1840-1917) en zijn tijdgenoten hem aankijken. Hij laat op zijn telefoon de foto’s zien die hij net heeft gemaakt bij de openingstentoonstelling van Centre d’Art Rodin Shanghai. „Kijk, ze pakken je blik. Dat is anders dan bij Chinese boeddha-beelden.”
Lin woont in de provincie Jiangxi, op zo’n vier uur reizen met de hogesnelheidstrein, maar pakt graag wat kunst mee als hij in Shanghai is. Zeker na een paar stressvolle jaren in China’s middelbare schoolsysteem. „Ik trok dat niet zo goed en probeer nu meer rust in te bouwen. Naar deze beelden kijken is als lekker eten, een soort genot.”
Dit is wat de Frans-Chinese kunstverzamelaar Wu Jing voor ogen had, toen ze op zoek ging naar een Chinees thuis voor haar aanzienlijke verzameling van Europese beeldhouwkunst, waaronder meerdere Rodins. In interviews met Chinese media zegt ze al jaren dat China musea verdient zoals het Louvre of het British Museum, waarin niet alleen de eigen culturele hoogtepunten maar ook internationale kunst breed toegankelijk is. Tijdens de opening van het nieuwe Centre d’Art Rodin afgelopen vrijdag herhaalde de verzamelaar dat je „de grootsheid van een land kunt aflezen aan de kwaliteit van zijn musea” en dat ze wil dat Chinezen „en vooral de kinderen” niet naar het buitenland hoeven om Europese kunst te zien.
Naar deze beelden kijken is als lekker eten, een soort genot
Het duurde acht jaar voor het lukte de samenwerking met het Musée Rodin in Parijs te verwezenlijken. De Fransen bieden als officiële partner ondersteuning en leenden twintig Rodins uit voor de openingstentoonstelling, waaronder topstukken zoals een vroeg afgietsel van ‘De Denker’. Wu zocht naar geschikte locaties in verschillende Chinese steden, en had volgens David Dong, een communicatiemedewerker van het nieuwe museum, „moeite om de lokale autoriteiten te overtuigen van de waarde van het project,” in een tijd waarin de relaties tussen China en Europa onder spanning staan en internationale samenwerking minder prioriteit heeft.
Lichtpunt in de moeizame verhoudingen
Een extra uitdaging is de kwakkelende economie, die sinds de pandemie niet goed is hersteld en ook de vastgoedsector hard raakt. In plaats van in een nieuw gebouw huist het nieuwe museum nu in het Franse paviljoen van de in Shanghai gehouden Wereldexpo 2010, een vierkante open structuur met een plein in het midden, pal aan de brede Huangpu- rivier. Dat past het in de overheidsplannen om een deel van het voormalig expoterrein te herontwikkelen als cultuurpark. Ook het feit dat China en Frankrijk dit jaar zestig jaar diplomatieke betrekkingen vieren, een lichtpunt in de verder moeizame verhoudingen, was volgens Dong „ontzettend belangrijk” voor het slagen van het project. Frankrijk was in 1964 het eerste grote westerse land dat volledige diplomatieke betrekkingen aanging met de Volksrepubliek China.
Het nieuwe museum kan putten uit een groeiend Chinees publiek voor museumbezoek. In de afgelopen twintig jaar opende China duizenden musea, en bezoekersaantallen groeiden exponentieel, tot een recordaantal van 1,29 miljard bezoeken in 2023. De meesten gaan naar de openbare gratis musea, maar er is ook een groeiend aantal invloedrijke private musea, opgericht door kunstverzamelaars. Die hebben meer vrijheid om een eigen stempel op hun tentoonstellingen te drukken, zolang die niet gezien worden als politiek gevoelig.
Rodin en Europese impressionisten zijn de grootste namen uit de kunstboeken waarmee ze opgroeiden
Maar ook verzamelaars zijn getroffen door de slechte economie, en Chinese kunstverkopen lagen in de eerste helft van 2024 maar liefst half zo laag als vorig jaar. „Verzamelaars moeten nu meer nadenken voor ze hun geld uitgeven”, zegt Li Yuhan (25), een medewerker van een kunstgalerie in Shanghai die namens haar baas de opening van het museum bezoekt. Ondanks de problemen in de kunstwereld heeft ze vertrouwen in de toekomst van het nieuwe museum, dat met een toegangskaartje van 120 yuan (15 euro) vrij prijzig is. „Chinezen zijn enorm fan van kunstenaars als Rodin, en van de impressionisten uit Frankrijk en de rest van Europa uit die tijd. Het zijn de grootste namen uit de kunstboeken waarmee ze opgroeiden.”
Het museum werkt veel met vrijwilligers, zoals derdejaars student beeldhouwen Tu Jiaying (20), die de wacht houdt in een van de zalen. Ze boetseert elke dag, dus ze weet hoe moeilijk het is, zegt ze terwijl ze om zich heen wijst naar de meesterwerken. Tu vond Rodin interessant toen ze vorig jaar college over hem kreeg en meldde zich aan. „Hij heeft iets heel individualistisch en rebels. Ik krijg hier niet voor betaald, dus het is extra belangrijk dat je het leuk vindt.”
De openingstentoonstelling biedt een breed overzicht van het werk van Rodin en zijn tijdgenoten, maar telt ook zestien Chinese kunstwerken, vazen en beelden uit de Aziatische kunstcollectie van Rodin. Dat de beeldhouwer naast zijn liefde voor de westerse mythologie ook oosterse inspiratiebronnen had, is niet algemeen bekend, ook Chinese bezoekers zijn verrast. „Maar die stukken zijn minder speciaal voor ons om te zien”, lacht Weiwei Shen (40), die samen met haar zevenjarige dochter is gekomen. „Geen idee of ze goed zijn.”
Bezoeker Shi Qiangsheng (69) komt op de NRC-verslaggever af om te vertellen dat hij al sinds de jaren zeventig houdt van Rodin, die voor hem symbool staat voor een „denkend leven”. Na de Culturele Revolutie, waarin het leven draaide om een harde klassenstrijd, gingen de universiteiten weer open en bood Europese kunst inspiratie aan een generatie die veel had in te halen. Shi: „Dat Rodin nu in deze tijd weer naar China komt, gaat niet alleen over de kunst zelf maar ook over bredere relaties tussen China en Europa. Kunst kan oorlogen stoppen.”
„Je gaat zo wel iedereen vertrouwen”, zegt een 85-jarige vrouw met dementie in een roze trainingspak. Ze wijst naar een aantal zingende vrouwen in de woonkamer. „Shake it up, shake it up”, zingt ze en ze zwaait met haar armen in de lucht. Naast haar zit Chandana Sarma (39), zanger en sessieleider van Genetic Choir, een ensemble improvisatiezangers. In het Stem&Luister-project proberen ze door te luisteren en te improviseren met geluid, ritme, aanraking en melodie contact te maken met ouderen in de laatste fase van dementie. Sarma aait voorzichtig over de arm van de vrouw en maakt ritmische geluiden. „Hap, hap”, reageert de vrouw blij.
De zanggroep van Stem&Luister is op bezoek bij het verpleeghuis Dr. Sarphatihuis (Amsta) in Amsterdam. In de woonkamer hebben zich zo’n tien ouderen met dementie verzameld en vier zangers zitten verspreid over de ruimte. „Met die vent heb ik helemaal niks”, zegt een 85-jarige vrouw in een roze bloes tegen een zanger die tegenover haar zit. De zanger maakt alleen geluid door met haar vingers op tafel te tikken. Het lijkt alsof de vrouw denkt een gesprek te voeren met de zanger, maar haar aanvankelijk heldere woorden veranderen langzaam in stotterende geluiden.
Genetic Choir dat in 2007 is opgericht, treedt in de woonkamers op als muziekensemble, maar zonder een vooropgezet plan; door te improviseren mengen ze zich „op een laagdrempelige manier” met mensen en hun omgeving. De zestien vaste professionele zangers werken samen met vrijwilligers om ouderen met dementie op fysiologisch niveau te stimuleren – én het werk van zorgpersoneel te verlichten.
Adem
Hoe dit werkt? „Je neemt zowel de persoon als de omgeving waar. Je kijkt naar de gezichtsuitdrukking en hoe iemand ademt”, zegt zanger Moira Mirck (45). Als een persoon bijvoorbeeld langzaam of snel ademt kan de zanger – door de zintuigen aan te voelen – inschatten wat voor geluiden of bewegingen passend zijn om contact te maken. „Of je mag een hand aanraken en dan voel je ineens dat die koud is. Ook dat is dan al iets om waar te nemen”, zegt Mirck.
Een 63-jarige vrouw met dementie wandelt in een rood, strak, kort jurkje door de gang. Soms loopt ze de woonkamer in. Ze woont pas drie weken in het verzorgingstehuis. „Ik voel dat de vrouw niet wil toegeven dat ze een van de dementerende personen is”, zegt zanger Sarma na de eerste sessie. De vrouw blijft maar rondjes lopen en doet alsof ze niets te maken wil hebben met de zangers. Het geluid in de woonkamer wordt langzaam intenser en er ontstaat een melodie. De vrouw in de rode jurk staats plots stil en tuit haar felrood opgemaakte lippen. Het lijkt alsof de geluiden tot haar doordringen en ze begint te dansen. Zanger Mirck vergezelt haar. Ze fluisteren iets in elkaars oor.
Het project wordt internationaal opgepikt; ze treden onder meer op in Duitsland en delen hun kennis met onderzoekers in Japan en Canada. De effecten van het project zijn wetenschappelijk onderzocht, maar het blijft toch vaak onduidelijk voor de zangers of ze bij de ouderen doordringen.
Doel
Volgens Thomas Johannsen (49), artistiek leider van Genetic Choir, is het werk van de zanggroep een voortdurend (auditief) onderzoek naar de betekenis van vocale improvisatie in de zorg. Ook is er vaak geen duidelijk doel, maar dat frustreert de meeste zangers niet. „Mijn doel is om een eerlijke ontmoeting te creëren met de ander door mij kwetsbaar op te stellen. Ook wil ik de persoon de gelegenheid geven om iets te laten gebeuren”, zegt Mirck, „ook al weet ik nog steeds niet of er daadwerkelijk een ontmoeting plaatsvindt.”
Bij Stem&Luister worden vrijwilligers opgeleid om samen met de zangers van Genetic Choir de sessies uit te voeren. De zanggroep verwacht over vier jaar met zo’n honderd vrijwilligers te werken. De nieuwe vrijwilligers kunnen zich soms onzeker voelen over de uitkomst, zegt Sarma. Het gaat er namelijk niet om dat de zanggroep de ouderen met dementie op wonderbaarlijke manier geneest, maar dat „we niet moeten opgeven en denken dat mensen – die niet meer kunnen praten of bepaalde cognitieve manieren van contact missen – onbereikbaar zijn.”
Dementerende, soms onrustige ouderen krijgen zo hulp op microniveau – en het zorgpersoneel wordt ontlast. Uiteindelijk is het Mircks ambitie om het personeel bij te scholen en ze bij dit proces te betrekken.
Het resultaat? Door de ruimte loopt een 79-jarige vrouw in een blauw werkpak, ze lijkt verdwaald en heeft haar ogen amper open. Ze praat niet en loopt tegen dingen aan. Sarma begeleidt al neuriënd de vrouw naar een fauteuil. De vrouw lijkt gekalmeerd en leunt op Sarma’s schouder. „You’ve got a friend in me”, zingt de vrouw uit het niets én bijna op de maat met het geluid dat Sarma maakt.
‘Hoe zou onze kijk op het modernisme en op de avant-garde beweging veranderen als we uitsluitend het werk van vrouwelijke kunstenaars als uitgangspunt zouden nemen?” Deze vraag stelde Museum Arnhem zichzelf bij het samenstellen van de expositie Radicaal. Vrouwelijke kunstenaars en modernisme 1910-1950.
Het idee erachter is om zo de geschiedenis van de moderne kunst te herzien: veel vrouwelijke kunstenaars kregen in die jaren weinig ruimte om hun werk te exposeren, zeker niet in groepsexposities, omdat gearriveerde modernisten vreesden dat hun werk minder waard zou worden. De Duitse dadaïst Hanna Höch vatte in 1956 de plek van vrouwen in de kunst zo samen: „De meeste van onze mannelijke collega’s bleven ons lange tijd zien als charmante en getalenteerde amateurs, waarbij ze ons impliciet elke echte professionele status ontzegden.”
Met dat impliciete viel het overigens wel mee blijkt: de Nederlandse schilder Jan Sluijters wilde bijvoorbeeld in 1910 bij een expositie niet dat zijn werk in dezelfde zaal werd opgehangen als dat van Jacoba van Heemskerck van Beest. Zijn werk paste niet bij dat „zoodje jonkvrouwelijke juffen die ook anders willen”.
Focus op genderongelijkheid
Het is een van de aansprekende anekdotes waarvan er maar weinig zijn terug te vinden in de bijbehorende catalogus die verder vol jargon staat en waarin de focus ligt op genderongelijkheid, de eurocentrische blik en het idee van de man als genie. Het modernisme en de avant-garde werden gedragen door witte mannen die zichzelf briljant vonden en die door de buitenwereld ook zo werden gezien; het is een premisse waar je het onmogelijk mee oneens kan zijn.
Veel vrouwelijke kunstenaars streden tegen het antisemitisme, (raciale) ongelijkheid en armoede. Maar het zijn vooral de mannelijke kunstenaars die worden geëerd om hun verzet tegen nationalisme, fascisme en antisemitisme. Op Radicaal hangt bijvoorbeeld van de Duitse kunstenaar Alice Lex-Nerlinger Arbeiten! Arbeiten! Arbeiten! (1928). Hierop laat ze de werkeloosheid zien met drie gezichtsloze figuren die voor machines staan. Effectief toont ze de massaliteit en de anonimiteit van werkloosheid. Sterk is ook Paragraph 218 (1931), waar zes vrouwen een christelijk kruis omver duwen. Het getal 218 verwijst naar het artikel in het Duitse wetboek waarin staat dat abortus was verboden. Het hangt naast een poster van haar landgenoot Käthe Kollwitz die in 1923 al ageerde tegen deze wet.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Elizabeth Catlett – Have Special Reservations (ca. 1946–1947)” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Elizabeth Catlett – Have Special Reservations (ca. 1946–1947)” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/02132712/data122540305-a2f773.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-7.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-5.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-6.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-7.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-8.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/J5SmTZ-reCe3p-mzknGMS-w_9Xs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/02132712/data122540305-a2f773.jpg 1920w”>Elizabeth Catlett – Have Special Reservations (ca. 1946–1947)
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Marthe Donas – Sous la lampe / Under the Lamp (1927)” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Marthe Donas – Sous la lampe / Under the Lamp (1927)” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/02132716/data122540218-51205a.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/alleen-maar-vrouwelijke-kunstenaars-tentoonstellen-corrigeert-de-canon-niet-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/A5N4CgHyOoiCFAk9IEFCPbxaecc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/02132716/data122540218-51205a.jpg 1920w”>Marthe Donas – Sous la lampe / Under the Lamp (1927)
Zo ziet de wereld eruit, mijn kind
Engagement was dus belangrijk, waarbij het er niet zozeer om ging alternatieven te bieden, zoals bijvoorbeeld de opportunistische futuristen in Italië deden door voorstellen voor hun wereldbeeld aan Benito Mussolini voor te leggen, maar meer om het aankaarten van misstanden. De collages van de in 1944 in Auschwitz vermoorde Friedl Dicker-Brandeis tonen een dystopie die nog steeds indruk maakt. So sieht sie aus, mein Kind, diese Welt (1932) heeft een huilende baby in het midden met daaromheen foto’s en krantenknipsels over wereldpolitiek. Het hoofd van Adolf Hitler en de hakenkruizen zijn niet te missen; Dicker-Brandeis doorzag al vroeg in welke wereld Europa zich ging storten. Die staat ook centraal in haar minstens even sterke collage Mit einer Wohnung kann man einen Menschen erschlagen wie mit einer Axt (Je kan een mens vermoorden met een woning, net zo goed als met een bijl, 1932) waar foto’s van uitgebrande gebouwen, opgesloten kinderen, slachtoffers en een hakenkruis bij een wc weinig aan onduidelijkheid te wensen overlaten.
Guernica
Hetzelfde geldt voor het imposante Nazis Murder Jews van de Amerikaanse Alice Neel. Ze was geïnspireerd door een demonstratie en legde die in 1936 vast, een jaar voordat Picasso de staat van Europa verbeeldde met zijn Guernica, waarvan een kleed met de afdruk ervan nog steeds in het hoofdgebouw van de VN in New York hangt als aanklacht tegen oorlog. Neels werk roept ook de vraag op waarom zoveel mensen konden volhouden dat ze niets wisten van wat er in nazi-Duitsland gebeurde terwijl een Amerikaanse dat zelfs al drie jaar voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak wist.
Radicaal laat zowel de abstracte als realistische uitingen zien van het protest en heeft daarbij ook oog voor werk dat buiten Europa werd gemaakt, wat een mooie aanvulling is op de eurocentrische blik waarop de modernistische canon lang gebaseerd was. Dus niet alleen Neel, ook kunstenaars uit het Midden-Oosten, Zuid-Amerika en India. Ze houden zich daarbij niet helemaal aan de tijdspanne die ze zichzelf hebben opgelegd. Zo is er een intrigerend werk van de Egyptische Gazbia Sirry waarop twee vrouwen bij een piano staan terwijl ze bezig zijn met het bedenken van een nieuw volkslied. Sirry maakte het werk in 1952 tijdens de Egyptische revolutie. Na 1950 dus, en ook wordt niet echt duidelijk waarom dit werk ‘modernistisch’ zou zijn.
Goede bedoelingen
Zo zijn er meer onduidelijkheden, waarbij de teksten weinig verhelderend zijn. Er is geen duiding van de tijd waarin werken zijn gemaakt, waarom iets is gemaakt, maar er zijn wel teksten waarin wordt ingegaan op de helderheid van kleuren. Ook interessant, maar waarom de Engelse kunstenaar Marlow Moss in 1932 nog schilderijen maakt in de dan al meer dan tien jaar oude beeldtaal van De Stijl-schilderijen kom je niet te weten. En waarom is het werk van de Amerikaanse Charmion von Wiegand, zoals Night Rhythm (1948), níet schatplichtig aan Mondriaan, zoals de curatoren stellen? Neem anders het schitterende kostuum van de Duitse Lavinia Schulz, Toboggan Woman uit 1923. Schulz was een Duitse danser en actrice, die prachtige maskers en kostuums maakte in dezelfde tijd als haar landgenoot Oskar Schlemmer. Wat is de achtergrond van deze danskostuums in die jaren?
De expositie smoort helaas in goede bedoelingen. Er is veel mooi werk te zien, maar de focus op vrouwen alleen is anno 2024 alweer achterhaald en bovendien een gemiste kans. Het antwoord op de vraag ‘hoe onze kijk op het modernisme anders zou zijn als de vrouwelijke kunstenaars het uitgangspunt waren’ is namelijk: niet heel anders. En dat is nu juist de kracht. Door de vrouwen er apart uit te lichten kom je niet tot een correctie van de canon, maar rem je die af. Een canon wordt namelijk pas herzien als het werk van zowel mannelijke als vrouwelijke kunstenaars meeneemt in een expositie over die periode. Sluijters is dood, dus ook die zul je geen bezwaar meer horen maken wanneer „jonkvrouwelijke juffen” gewoon onderdeel zijn van het geheel van de kunstgeschiedenis.