Zanger Conor Mason van Nothing But Thieves wil gezond blijven, en gaat nu met een kop kamillethee vroeg naar bed

Zanger Conor Mason met zijn band Nothing But Thieves.

Foto Andreas Terlaak

Interview

Lowlands 2023 Nothing But Thieves-zanger Conor Mason ging er bijna aan onderdoor: de druk van zijn succesvolle rockband. Hij zorgde voor een gezonder werkritme en schreef van zich af. „Als ik me uitspreek weten mentaal worstelende fans dat ze niet alleen zijn.”

Hij weet het breekpunt nog goed. Het staat gebrand in zijn brein, zegt Conor Mason (30), zanger van de populaire Britse rockband Nothing But Thieves. In 2016 was hij op tournee met zijn band in de VS, ze hadden er hun eerste voorzichtige hit, ‘Trip Switch’, te pakken. Het debuutalbum Nothing But Thieves was net uit. Doorzetten dus voor een doorbraak: een moordend reisschema van radiostation naar tv-show en concert na concert.

Nog een paar weken, dacht Mason steeds. Door hem zouden ze de boot echt niet gaan missen. De druk was hoog, dat vonden de andere bandleden ook. Maar terwijl zij er nog aardig fit bijliepen, sleepte de zanger zich door de dagen heen met een zwaar gemoed. Angsten had hij, paniekaanvallen. Ver weggestopte, persoonlijke problemen staken steeds weer de kop op. En bovenal: hij sliep lange tijd niet meer en draaide compleet door.

Ik schaamde me destijds echt dat ik mentaal zo worstelde

Thuis in Groot-Brittannië, terug in Southend-on-Sea bij zijn moeder, kon en wilde hij drie weken niemand zien. „Ik was er slecht aan toe. Ik denk dat ik thuis pas kon beseffen hoe ver ik heen was, en hoe angstig ik was geworden”, vertelt de zanger tijdens een bliksembezoek aan Amsterdam.

Hij overwoog Nothing But Thieves te verlaten, maar deed dat uiteindelijk niet. Met professionele hulp wist hij uit het dal te klimmen. In 2017 schreef hij in een lang betoog in The Independent over artiesten en hun mentale gezondheid. De muziekindustrie was volgens hem „een alternatieve realiteit”. Hoe dol hij ook was op zijn bevoorrechte positie als frontman van een succesvolle band, schreef hij, „normaal functionerende mensen moeten niet zes tot negen maanden per jaar in een rondrijdend tinnen voertuig zitten met dezelfde acht mensen, om vervolgens een uurtje per dag doodgeknuffeld te worden door publiek. Dat is buiten proportie”.

Positieve ommezwaai

Als maker van perfect gedoseerde, alternatieve maar zeer radiovriendelijke rock bestaat de band Nothing But Thieves nu ruim tien jaar. Nog altijd is de frontman Conor Mason. Door het succes van de zalig zwelgende rockhit ‘Amsterdam’ (2017) is de vijfkoppige band uitgegroeid tot een grote popact die optreedt in uitverkochte arena’s en festivalweides.

Komend Lowlandsfestival spelen ze voor de tweede keer op het hoofdpodium in de forse Alphatent. Wie hen op sociale media volgt, ziet dat de band weer barst van de speeldrift. Sinds de alles lamleggende pandemie is de band eindelijk weer op een volle Europese zomertournee. En was Moral Panic uit 2020 met elektronische getinte riffs, opgefokte beats en onrustige breaks een pessimistisch album , dit jaar markeert een positieve muzikale ommezwaai.

Doorzetten totdat je instort, tot het gaatje gaan voor succes – zo is het zogenaamd geweldige leven van rocksterren

Vorige maand kwam Dead Club City uit, een ronkende conceptplaat over een futuristische, exclusieve club met de omvang van een stad. Het nieuwe album is even wennen voor de die hard fan. De rockrafels zijn behoorlijk gladgestreken, en de songs zijn ondanks het concept een stuk dunner. Ook loopt Nothing But Thieves over van dancebeats en jarentachtig-synths, en zijn gitaren ondergeschikt. Nummers als ‘Welcome to the DCC’ of ‘Overcome’ doen het goed op de dansvloer.

Het nieuwe album biedt aantrekkelijk escapisme. De energie en intensiteit zijn gebleven, dankzij de langs octaven zeilende zang van Mason. Mason kan alle kanten op met zijn stem, van belten tot fluisterzacht. Zo is Dead Club City een frisse draai geworden: de sound is cleaner en opgewekter en laat invloeden horen uit soul, funk, disco en vooral jaren-80-synthpop.

Alles op het nieuwe album is opvallend lichter, beaamt Mason. Zelf is hij ook vrolijker en uitnodigender geworden. Op de vraag wat nu de drive van Nothing But Thieves is, antwoordt hij bijna hippievaag: broederliefde en ego’s die buiten de deur zijn gezet. Plus een vangnet voor persoonlijke besognes.

Nothing But Thieves met zanger Conor Mason. Foto Andreas Terlaak

Schaamte

Mason schreef veel zwaarte van zich af in de afgelopen jaren Dit leidde onder meer tot zijn eerste solo-EP Man-Made Sunshine. Hierop kreeg zijn mentale onrust, van onverwerkte herinneringen tot acute paniek, de vrije ruimte. Ook op zijn socials en in interviews deelde hij zijn persoonlijke beslommeringen.

„Dat ruimt op”, zegt Mason lachend. Toch beschouwt hij zichzelf nu niet als ‘woordvoerder mentale zaken’. „Maar als ik erover spreek, weten mentaal worstelende fans dat ze niet alleen zijn. En het helpt mijzelf ook. Depressie is in wezen een ziekte van gedachten. Als je die gedachten eruit laat komen, verdwijnen ze eerder, is mijn gevoel.”

De nummers op zijn solo-EP waren nooit bedoeld om uit te brengen. Hij schreef ze om zichzelf te genezen, zegt hij aarzelend. „Toen mijn management en mijn band opperden het uit te brengen, kreeg ik de zenuwen. Het was zo persoonlijk. Ik heb veel oud trauma opgegraven. Maar het voelt geweldig om dit eruit te hebben. En ik kreeg veel positieve reacties.”

Het is dapper om te zeggen: nu moet ik mezelf voorop stellen

Dat nu steeds meer artiesten vertellen over hun mentale worstelingen, vindt hij een goede zaak. Het stigma is eraf, ziet de zanger. „Ik schaamde me destijds echt dat ik mentaal zo worstelde. Mijn lichaam en mijn geest konden de intensieve levensstijl van het toeren niet volhouden. En als ambitieuze muzikanten van begin twintig spraken we nog niet openlijk met elkaar over dit soort dingen. Je wilde niemand teleurstellen.”

Mason hekelt de nog altijd heersende normen in de muziekindustrie: „Doorzetten totdat je instort, tot het gaatje gaan voor succes – zo is het zogenaamd geweldige leven van rocksterren. En ja, het is ook geweldig en ik hou van zingen. Maar onze nieuwe regel is: rust inplannen. Na een maand op tournee weet iedereen dat ik een week horizontaal nodig heb voordat alles weer los kan gaan.”

De openheid van artiesten als Arlo Parks en Sam Fender over het annuleren van concerten vanwege hun mentale gesteldheid bewondert hij. „En weet je, fans zijn echt begripvol. Ze gaan je erdoor als mens zien. Arlo Parks beschreef het goed toen ze zei dat ze het gevoel had uit het oog te verliezen wie ze was. Dat ze zichzelf opnieuw met wie ze was moest verbinden, omdat het anders allemaal werk is. En ik dacht: wow, dat is gedurfd en geweldig dat je het zo zegt. Het is dapper om te zeggen: nu moet ik mezelf voorop stellen.”

Over hoe het beter kan, heeft hij ideeën. „Ik denk dat op wereldtournees non-stop een therapeut mee zou moeten, fysiek dan wel via Zoom. Je moet in contact blijven. Voor mij heeft het ideale tourleven een duidelijke structuur. Ik feest niet meer mee en probeer het net als thuis te doen: een gezondere levensstijl, op tijd naar bed. Ja, noem mij maar de anti-ster. Maar als ik niet gezond ben, wil ik niet langer meer meedoen. Dus ja, deze softe rocker duikt met een kop kamillethee en een boek op tijd zijn bed in.”