In het woord zelf zit angst

Woord Wie vleermuis zegt, denkt vampier, ziet . In de populaire cultuur weet het dier van geen wijken.

Desmodus draculae was de grootste vampier die ooit heeft geleefd, een soort vleermuis. Nu zijn de vleermuizen die kennelijk schuilen in de spouwmuren van Nederlandse huizen, en die de Raad van State ingevolge een recente uitspraak beschermd wil zien, geen vampiers. Maar toch, wie vleermuis zegt, denkt vampier.

Zo intens werken deze angstwekkende dieren in op ons onderbewuste, dat het superponeren van vampier en vleermuis onwillekeurig gebeurt. Niet voor niets werd Desmodus draculae vernoemd naar Bram Stokers bloedzuigende graaf uit de Transsylvanische Karpaten. Vlad Tepes (de spietser), Dracula, kon zoals te lezen valt in Stokers klassieker uit 1897 veranderen in van alles, maar vaak werd hij een vampiervleermuis of vampier.

En dit leeft in onze spouwmuren? In de zaak tussen isolatiebedrijf IsoSun uit Best en de provincie Utrecht, waar de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich over boog, kwam naar voren dat het gaat om vleermuizen zo ongeveer ter grootte van een luciferdoosje (Lucifer?!). Ja, luciferdoosje. Maar voor je geestesoog zie je maar één ding.

Vleermuis ontleent zijn naam aan het werkwoord vlederen of fladderen. Hier voegt P.H. Schröder in Van Aalmoes tot Zwijntjesjager (1980) aan toe dat het dier in het Middelnederlands vliermuus heette, in het Engels flittermouse en het Duits Fledermaus. En: „Het nachtdiertje waarvan de voorste ledematen in vliegorganen zijn veranderd, heeft altijd op de volksverbeelding gewerkt. In sommige streken zag men er een boze geest in.”

Schrale troost

En niet zonder reden. Toen wetenschappers Desmodus draculae eind jaren tachtig voor het eerst goed in kaart brachten, vielen de horrorachtige lichaamseigenschappen op: ongeveer zo groot als een toetsenbord; vleugellengten van tot vijftig centimeter; en een bloeddorst waar je koude rillingen van krijgt. Dat Desmodus draculae tussen het Pleistoceen en het Holoceen leefde en inmiddels is uitgestorven, is schrale troost.

Van uitsterven willen we niets weten, in de populaire cultuur is de vleermuis springlevend. Sinds 2018 ligt een prequel van Dracula in de boekhandel, getiteld Dracul en geschreven door Dacre Stoker, achterneef van Bram; binnenkort draait The Last Voyage of Demeter in de bioscoop, over de apocalyptische zeetocht van Dracula naar Europa, eveneens verbeeld door Werner Herzog in Nosferatu (1979); en over de hele wereld raken mensen in vervoering van stripheld Batman oftewel vleermuisman. Ten slotte las ik onlangs in Denis Johnstons Een zuil van rook (2007) over de aswang, het weermonster met vampier-trekken uit de Filipijnse folklore.

Zo kringelt zich de obsessie met vleermuis uit. De kern van onze haat-liefdeverhouding met het dier ligt in het idee van het abjecte, oftewel de desintegratie van herkenbare grenzen. Dat zie je in de evolutie van de vleermuis, in de voorste ledematen die opeens vliegorganen zijn.

De vleermuis is vooral bedrieglijk. Een muis hoort niet te vlederen, laat staan je bloed te drinken. In het woord zelf zit angst, het woord dat onze verbeelding voedt. Wie dit fijn vindt, vindt met de Raad van State: leve de vleermuis.