Dansen mag onder de sharia in Atjeh, maar niet te uitdagend

Reportage

Atjeh In Atjeh werd twintig jaar geleden de sharia ingevoerd. Stokslagen en homovervolgingen haalden voorpagina’s. Hoe is anno 2023 het leven onder de Indonesische shariawet?

De Atjese sharia-politiepatrouille.
De Atjese sharia-politiepatrouille. Foto Riska Munawarah

De agente van de Atjese sharia-politiepatrouille, gekleed in een groen gewaad, de kleur van de islam, stapt met vijf vrouwelijke collega’s uit hun voertuig en spreekt een nasi-goreng-verkoopster streng toe. Ze moet sluiten. Het is vrijdagmiddag, één uur. Tijd voor het gebed. Vanaf het dak van het busje galmt een oproep aan alle gelovige mannen om per direct naar de moskee te gaan. Vrouwen mogen ook thuis bidden.

Enkele dagen per week rijden busjes met zedenagenten door Banda Atjeh, de hoofdstad van de Indonesische provincie Atjeh, om te controleren of mensen zich aan de shariawetten houden. Vrouwen die hun lichaamsvormen te veel tonen moeten zich bedekken. Haar moet ongezien blijven. Ongetrouwde mannen en vrouwen die te dicht bij elkaar zitten krijgen een reprimande. Ook doet de shariapolitie invallen op plekken waar illegale activiteiten, zoals drankgebruik, worden vermoed.

De verkoopster en haar dochters verwijderen de maaltijden die ze niet op tijd hebben kunnen verkopen. Een bescheiden strop, maar de familie durft niet te klagen. Als de patrouille wegrijdt, gluurt een man vanachter een stapel kartonnen dozen of de kust veilig is. Ook op andere plekken in de straat komen als een toverslag mannen te voorschijn. Na een schichtige rondblik vervolgen ze gehaast hun reis. „Natuurlijk is de shariapolitie een goede zaak”, zegt de man die zich had verstopt. „We zijn moslim. De sharia zit in ons hart.” Het is een veelgehoorde uitspraak die respect voor de sharia benadrukt en tegelijkertijd aangeeft dat oprechte religieuze overtuiging niet door regels kan worden opgelegd. Net als de vrouwen van de eettent wil hij niet met zijn naam in de krant.

Al bijna twintig jaar is in Atjeh, als enige provincie in Indonesië, de sharia van kracht. Lijfstraffen zijn er gangbaar. Publieke stokslagen van veroordeelden van drankgebruik of buitenechtelijke seks haalden de afgelopen jaren de voorpagina’s van internationale media. De meeste mensen vallen de sharia hier dan ook niet graag af.

De patrouille roept mensen op voor het gebed, De eigenaar van een koffietent wordt aangesproken en een verkoopster moet sluiten vanwege het vrijdagmiddaggebed.

Atjeh is een van de armste en meest getraumatiseerde regio’s van Indonesië. Na de verwoestende tsunami van 2004 hebben inwoners hun leven weer opgepakt. Anno 2023 is Banda Atjeh is een vriendelijk provinciestadje met bescheiden huizen, veelal kleurrijk beschilderd, afgedekt met golfplaten. In bijna elke straat klinkt geklets uit een van de vele koffiehuizen, waar de fameuze Gayo koffieboon tot een rijke aromatische koffie wordt gebrouwen. Maar de angst is nog altijd niet weg. Overal wijzen borden de weg naar de bergen. Vluchtroutes, in geval van een nieuwe tsunami.

Daarnaast is er het beeld van Atjeh als een extremistisch islamitisch bolwerk. Maar de werkelijkheid is gelaagder. Zo is de sharia, ingesteld tussen 1999 en 2003, een onverwachte uitkomst van vredesbesprekingen tussen de Indonesische regering en de afscheidingsbeweging Gerakan Atjeh Merdeka (GAM). Het vreemde is dat de Indonesische overheid de sharia op tafel legde en niet de GAM. De GAM eiste autonomie. Shariawetgeving was geen onderdeel van het pakket. „Sterker nog, ze wezen het verschillende keren af”, vertelt antropoloog Reza Idria (42) in een restaurant in Banda Atjeh. In 2020 verdedigde hij een proefschrift over het onderwerp. „De GAM zag het voorstel als een belediging. Alsof mensen uit Jakarta aan Atjeeërs konden uitleggen hoe ze een goede moslim moeten zijn.” Voor Atjeeërs een absurde gedachte, want Atjeh wordt gezien als bakermat van de Indonesische islam. De regio is al eeuwenlang islamitisch en staat bekend als de ‘Veranda van Mekka’. Pelgrims uit heel Azië gingen vanuit Atjeh op bedevaart naar Mekka.

Idria stelt dat de invoering van de sharia het resultaat is van politieke manipulatie van de Indonesische overheid. „Uit angst voor balkanisering van Indonesië”, licht hij toe. „Ik denk dat de regering in Jakarta dacht dat ze door het aanbieden van de sharia radicale elementen in Atjeh konden neutraliseren. Jakarta was bang dat Atjeh het zojuist onafhankelijk geworden Oost-Timor achterna zou gaan.” In 2002 scheidde Oost-Timor zich af van Indonesië.

Geschiedenis van verzet

Atjeh heeft een lange geschiedenis van verzet. In de negentiende eeuw vochten Atjeeërs tegen de Nederlandse koloniale overheid, die het gebied wilde veroveren vanwege de strategische ligging aan zee. Het werd een bloederige guerrillastrijd, waarin de notoire bevelhebber Joannes van Heutsz werd bijgestaan door arabist en spion Christiaan Snouck Hurgronje die zijn kennis inzette als wapen om verzet in de kiem te smoren. Snouck richtte zijn pijlen vooral op de ulama, islamitische geestelijken, die hij zag als grootste vijand. Met name omdat zij de strijd tegen de koloniale overheersing formuleerden als jihad, een heilige oorlog, en strijders de belofte van het paradijs in het vooruitzicht stelden.

Toen in de jaren 50 de Indonesische staat was gevormd, kwam Atjeh opnieuw in opstand. Ditmaal geleid door de radicale organisatie Darul Islam, die wel een islamitische staat wilde stichten. Het voornaamste doel van de GAM, opgericht in 1976, was onafhankelijkheid. Er volgde een decennialange guerrillaoorlog. De vredesgesprekken, die eind jaren 90 waren begonnen, verliepen moeizaam. In 2002 kwam er een wapenstilstand, maar gewelddadigheden gingen door. Een jaar later riep Indonesië de staat van beleg uit en begon een nieuw offensief om tegenstand te breken.

En toen kwam in 2004 de tsunami. Tweehonderdduizend mensen kwamen om het leven. Alles was vernietigd. Sommigen zagen het natuurgeweld als straf van God. „Maar de meeste Atjeeërs zagen de tsunami als wijsheid van Allah”, vertelt Idria, zelf afkomstig uit Atjeh. „Omdat het een einde maakte aan de burgeroorlog.” Met de ondertekening van het Helsinki-vredesverdrag in 2005 werd de shariawetgeving officieel van kracht in de provincie. „Mensen hoopten na een lange periode van wetteloosheid op gerechtigheid. Bovendien wisten ze niet wat shariawetgeving zou betekenen. Ik herinner me dat we er op de universiteit discussies over voerden. Wij begrepen de sharia als richtlijn die helpt om in contact te staan met God. Niet als een reeks wetten en straffen. En al helemaal niet in de radicale vorm die het nu heeft.”

Massale straatprotesten tegen de sharia zoals in Iran lijken in het huidige Atjeh ver weg

Nog altijd vraagt Idria zich af waarom Jakarta zo voortvarend was met de invoering van de sharia. Zo werd vrij kort na de tsunami de shariapolitie opgezet. „Het publieke leven, ook de Atjese politiek, was tot stilstand gekomen. Zeker in het begin werd Atjeh de facto bestuurd vanuit Jakarta.” Ook lijfstraffen werden in deze periode in de wet opgenomen. Volgens Idria eveneens op initiatief van Jakarta. „Waarom? Het is in tegenspraak met het algemene beleid van de regering, dat Indonesië juist presenteert als gematigd moslimland. Overal in het land zijn deradicaliseringsprojecten opgezet, maar in Atjeh worden extremistische elementen gesteund.”

In de jaren na de tsunami is de shariawetgeving steeds verder uitgebreid. Alle wetten, gemaakt door het Atjese parlement, vallen onder de noemer sharia. De wetten moeten in principe getoetst worden aan de nationale wetgeving, maar die geeft de laatste jaren veel ruimte aan regionale en religieuze interpretaties.

Toen duidelijk werd wat de sharia zou inhouden, groeide het verzet. In 2009 lukte het Atjese mensenrechtenorganisaties met behulp van de toenmalige gouverneur Irwandi Yusuf om implementatie van wetten die botsen met mensenrechten te blokkeren. Maar in 2012 verloor Yusuf door invloed van lokale radicale elementen de verkiezingen en werden de wetten alsnog ingevoerd. Lokale politici zagen de sharia als goede gelegenheid om in de gunst te komen bij het conservatieve kiesdeel en strooiden met een willekeur aan shariaverboden.

Azharul Husna

„In Lhokseumawe, waar ik vandaan kom, mochten in 2013 vrouwen opeens niet meer met gespreide benen op de brommer zitten”, vertelt mensenrechtenactivist Azharul Husna, ofwel Nana (32) in haar kantoor in Banda Atjeh. Ze schudt meewarig haar hoofd. „Waanzin. Vrouwen moesten in wijde rokken in amazonezit achterop de brommer. Wat gebeurde er? Ongelukken. Vrouwen gleden van de brommer af. Of hun rok raakte bekneld in de spaken.” Er kwam stil verzet. Mensen lapten de regel massaal aan hun laars. Handhaving werd gestaakt. Twee jaar later bepaalde de burgemeester van Banda Atjeh, Illiza Sa’aduddin Djamal, dat vrouwen na elf uur ’s avonds niet meer alleen over straat mochten. Ook deze wet vond geen navolging, vertelt Husna. „Veel vrouwen moeten ook in de avonduren naar hun werk. Omdat in de oorlog veel mannen zijn overleden, staan vrouwen er vaak alleen voor.”

Ondanks de bescheiden vrijheden die vrouwen de afgelopen jaren opeisten, is er absoluut geen sprake van gendergelijkheid, benadrukt Husna. Als coördinator voor mensenrechtenorganisatie Kontras probeert ze al enige tijd de wetgeving over seksueel geweld aan te passen. „Slachtoffers hebben weinig kans op gerechtigheid. Het is haar woord tegen het zijne.” Ook verzet ze zich tegen lijfstraffen. Niet effectief, stelt ze. Want na de stokslagen kan de man weer naar huis en is de vrouw, zeker als het geweld binnen de familie heeft plaatsvonden, doorgaans nog slechter af. „We willen hogere celstraffen en betere bescherming van de vrouw.” Maar tot nu toe hebben de pleidooien weinig succes geboekt.

Razzia’s

Communicatiewetenschapper en barista Zharifa (24), die zoals veel Indonesiërs één naam heeft, herinnert zich de strenge periode van burgemeester ‘Ibu Illiza’ goed. „Er waren om de haverklap razzia’s”, vertelt ze in koffiehuis Taman Sari 36, een artistiek ingericht koloniaal gebouw. „Als onze rok te kort was of als we een te strakke broek droegen, werd het door de shariapolitie ter plekke in stukken geknipt en vervangen door lange rokken.”

Ook volgens Zharifa is de handhaving de laatste jaren losser geworden. „Op dit moment is het niet de overheid waarmee ik problemen heb, maar de mensen zelf.” Zo krijgen haar ouders commentaar van buren als ze laat thuiskomt. Ook heeft ze last van seksuele intimidatie. „Ik maak regelmatig mee dat mannen hun penis laten zien, als ik ’s avonds alleen naar huis loop. De vrouw krijgt altijd de schuld bij dit soort situaties. Mensen kunnen het niet aan wanneer vrouwen autonoom zijn.”

Koffiehuis Taman Sari 36 is een van de vrijhavens waar Zharifa zichzelf kan zijn. Vanuit de tuin klinkt gelach. Een vrouw, twintiger, praat geanimeerd met mannelijke medestudenten. Ze draagt geen hoofddoek en is gekleed in een witte jurk, kniehoog met korte mouwen. Ook aan andere tafels zitten gemengde gezelschappen. Ober Mulki (24), die ook één naam heeft, heeft een gewaagd opgeschoren kapsel. Hij vertelt dat het koffiehuis bekendstaat als progressief en de shariapolitie soms langskomt om te kijken of iedereen zich gedraagt. Hij is niet bang voor arrestatie of sluiting. „Het is minder streng dan voorheen. We doen niets verkeerd.”

Maar wat exact wel en niet is toegestaan, kan Mulki niet vertellen. „De regels zijn heel onduidelijk”, zegt Zharifa. „Maar als je hier woont, dan weet je wel ongeveer waar wetten streng worden toegepast en waar iets meer ruimte is. Het verschilt per district.” Zo zijn in Banda Atjeh cinema en karaoke verboden, maar muziekconcerten kunnen soms wel. Zharifa en haar vrienden organiseren optredens. „We vragen toestemming. Als we niemand storen en ons aan de regels houden, kan het.” Ze laat een foto zien van een popconcert. Met roodwitte linten is een vrouwendeel en mannendeel afgezet. De jongeren juichen. Dansen mag, mits niet te uitdagend. Het zoeken naar ruimte voor persoonlijke vrijheid is een uitputtingsslag. Zharifa weet niet of ze een toekomst ziet in Atjeh. „Ik denk erover om naar het buitenland te verhuizen.”

Progressieve vrouwen zoals Zharifa zijn in Atjeh in de minderheid. Ook het aantal mensen uit de lhbti-gemeenschap is op één hand te tellen. De meeste lhbti’ers, zeker degenen die hun geaardheid niet verbergen, hebben de provincie verlaten in 2018, toen er een ware vervolgingsgolf plaatsvond. „Van iedereen die werd verdacht van homoseksualiteit werd publiekelijk het hoofd geschoren”, vertelt de Atjese mensenrechtenadvocaat Syahrul aan de telefoon. Een exodus volgde. Syahrul hielp met het regelen van veilige evacuaties naar Jakarta. Een omslag naar een progressiever Atjeh ziet hij niet snel gebeuren.

Banksysteem ingestort

Massale straatprotesten tegen de sharia zoals in Iran lijken in het huidige Atjeh ver weg. Even leek de invoering van een nieuwe wet daar verandering in te brengen. Vorig jaar besloot het Atjese parlement namelijk dat alleen sharia-bankieren is toegestaan. Het banksysteem stortte in. Mensen konden niet meer pinnen en moesten overstappen op lokale sharia-banken. Maar wederom zochten mensen stilletjes alternatieven voor het nogal ingrijpende ongemak. Veel Atjeeërs openden een rekening in het naburige Medan, op zo’n tien uur rijafstand.

Ali Amin (64) is een van de economen die de wet in de verf heeft gezet. Hij is er trots op. Gedreven legt hij vanachter zijn bureau op de universiteit uit hoe het systeem in elkaar steekt. Volgens het shariagedachtegoed is het verboden om rente te vragen en alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan om winst te maken. Amin erkent dat de instorting van het banksysteem veel zorgen oplevert. Enkele politici hebben al openlijk gezegd dat ze terug willen naar het duale systeem. Ze vrezen dat de beperkingen toerisme en economische groei in de weg zullen zitten. „Toch is het shariasysteem beter”, zegt Amin opgewekt. „Het gaat om het principe. Reguliere banken zijn van harte welkom, maar alleen als ze zich aanpassen aan de shariaregels.”

Bij een concert staan mannen en vrouwen apart.

Terug van de patrouille kijken de zedenpolitievrouwen verschrikt. Een interview? Nee, dat durven ze niet aan. Het hoofd van de shariapolitie wil de journalist wel te woord staan. Bij binnenkomst van zijn kantoor bromt commandant Jalaludin, dat de NRC-correspondent haar hoofddoek moet afdoen. „Of ben je soms moslim? Nou dan.” De commandant wil weten of NRC een negatief verhaal gaat schrijven. De afgelopen jaren maakte de buitenlandse pers alleen maar kritische verhalen over de stokslagen. Verkeerd beeld, beweert hij. „Iedereen is welkom. Als je je aan de regels houdt, gebeurt er niks.” Op de vraag hoe vaak er lijfstraffen worden uitgedeeld, geeft hij geen antwoord. „We doen het niet meer in het openbaar maar uit het zicht, binnen de gevangenismuren. En alleen bij serieuze delicten.” Hij stelt dat er veel misverstanden zijn over de sharia. „We hebben juist respect voor mensenrechten”, benadrukt hij. „We hebben geen klachten. We volgen de wens van de mensen van Atjeh.”

Buiten rijdt een vrouw wijdbeens op de brommer op hoge snelheid voorbij. Haar hoofddoek wappert alsof het vleugels zijn en ze met brommer en al elk moment kan opstijgen.

Fotografie Riska Munawarah