Pelé, een vader zien huilen


Carolina Trujillo

Wanneer een nationale selectie een ander land verslaat op een sportveld, mogen de mensen die thuis op de bank lagen te stinken zich op de borst kloppen en zeggen dat „wij” die Duitsers daar mooi verslagen hebben. Zelfs wanneer je je van die hele avond niets kunt herinneren omdat je te dronken of te stoned was, of beide. Dan zeg je niet: „Huh? Hebben wij gisteren de Duitsers verslagen? Echt? Laatste dat ik nog weet, is dat we bij Nico thuis hingen, maar als jullie het zeggen zal het wel. Wie heeft er gereden?”

Toen Uruguay Brazilië versloeg in 1950, was ik niet geboren, maar „wij” versloegen de Brazilianen er niet minder om. Brazilië was gastland, in Rio hadden ze het tot dan grootste stadion van de wereld gebouwd: het Maracanã. Bij aanvang van het WK was het er nog niet van gekomen de kolos te schilderen, dus werd er beloofd dat het stadion na afloop de kleuren zou krijgen van het winnende land.

Voor de slotwedstrijd waren er meer dan 500.000 T-shirts verkocht waarop stond: Brasil campeâo 1950. Er waren munten geslagen met daarop de hoofden van Braziliaanse spelers. Er stonden carnavalskarren klaar in het kampioenenthema. Door heel Brazilië waren festiviteiten gepland. Nooit waren er tot dan zo veel mensen tegelijk naar een potje voetbal gaan kijken, verreweg de meesten waren Brazilianen. Toen Albino Friaça in de 47ste minuut de 1-0 scoorde, gingen die allemaal los. Buiten het stadion sloegen de motoren van de carnavalskarren aan, het feest laaide op in Brazilië.

In de 66ste minuut scoorde de Uruguayaan Schiaffino. De voorzitter van de FIFA, Jules Rimet, had alleen de toespraak voorbereid waarmee hij de Brazilianen in het Portugees feliciteerde. De fanfare had alleen bladmuziek van het Braziliaans volkslied bij zich. Toch kon iedereen ontspannen, want bij 1-1 was de wereldtitel nog steeds voor Brazilië. Het feestvuur bleef om zich heen grijpen tot de noodlottige 79ste minuut. De Uruguayaan Alcides Ghiggia scoorde en Uruguay won met 2-1.

Het verdriet van Brazilië was zo groot dat mensen zelfmoord pleegden. Toen bij Ghiggia indaalde wat hij het Braziliaanse volk had aangedaan, weigerde hij over zijn doelpunt te spreken. Later zei hij: „Er zijn drie mensen die het Maracanã stil kregen: de paus, Frank Sinatra en ik.”

In het genre dat je niet moet kapotchecken, gaat het verhaal dat de kleine Pelé zijn vader toen zag huilen en hem beloofde dat hij de wereldbeker voor hem naar huis zou halen. Een ander verhaal uit datzelfde genre is dat als een kleintje zijn vader ziet huilen, dat tot grootheid leidt, zowel in het schone, als in het lelijke. Een klein kind dat de tranen van de vader ziet, is als een munt die wordt opgegooid. Het resultaat leidt tot een monster of een wonder, zonder grijs gebied, daarom wil geen vader huilen in het zicht van zijn kind. Voor je het weet heb je zo’n niets-kunnend Uruguayaantje gemaakt dat bij de uitvaart van koning Pelé gaat zitten beweren dat zonder „ons” Pelé als voetballer misschien wel nooit had bestaan.

Carolina Trujillo is schrijfster.