Wat vindt NRC | Elke steekpartij onder tieners is er één te veel

Messengeweld

Commentaar

Het is een klein aantal maar niettemin een schokkend saldo: vorig jaar werden in Nederland tien tieners doodgestoken door leeftijdgenoten. Niet eens in de grootste steden, waar het wapengeweld onder jongeren meer voorkomt dan elders, en meer dan vroeger. Maar in kleine plaatsen als Bladel en Hoorn.

De noodkreet van de burgemeester van Purmerend, waar de gemeenteraad recent een messenverbod afkondigde, is dan ook begrijpelijk. Na vier ernstige steekpartijen onder tieners, binnen twee maanden tijd, wilde ze een streep trekken. „Dit messenverbod zal dit soort incidenten niet kunnen voorkomen, maar het geeft wel duidelijk de grens aan: tot hier en niet verder.”

Onder de radar van ouders, leraren en andere volwassenen is sinds 2019 een lugubere, sluipende trend ontstaan: groepjes jongeren maken ruzie op sociale media (veelal Snapchat), dagen elkaar uit en treffen elkaar dan op straat om te vechten. Niet zelden met messen op zak. De politie en ambulance-medewerkers kwamen er, zoals wel vaker, als eersten achter dat dit geen unieke incidenten zijn. De aantallen groeien. Alleen al in Den Haag waren in 2018 37 steekincidenten onder minderjarigen en vorig jaar 93.

Er zijn alweer verschillende rapporten over geschreven. Criminologen en anderen zoeken de oorzaken, relativeren de omvang van het probleem soms – „alleen een minderheid” van één op vijf jongeren in Rotterdam zou weleens met een steekwapen de deur uit zijn gegaan – maar concluderen allemaal dat een groep jongeren zich wel degelijk onveilig voelt buiten en daarom een mes meeneemt. Wat weer bij ruzies en spanningen leidt tot gebruik van dat mes en anderen stimuleert om voortaan óók met een mes op pad te gaan. Sommigen vinden het ook stoer.

De gevolgen zijn groot. Buiten de tien tieners die vorig jaar overleden aan messteken, raakten er vele tientallen gewond. Precieze cijfers zijn er niet maar in het Erasmus MC turfden traumachirurgen in hun regio recent 23 neergestoken (of geschoten) minderjarigen op de operatietafel in anderhalf jaar tijd.

Is er niets tegen te doen, behalve algehele messenverboden instellen, zoals tientallen gemeenten nu hebben gedaan? Die moeten de politie of boa’s weer handhaven en dat moet echt iets opleveren want anders wordt zo’n verbod ongeloofwaardig.

Er zijn meer opties maar die kosten tijd en menskracht. Praten met tieners helpt. Als de ouders er geen energie voor hebben, dan maar de wijkagent, voor zover die nog bestaat, en jongerenwerkers of voetbaltrainers. Het rapport Het is een probleem maar niet voor mij van Rotterdamse criminologen vorig jaar adviseert laagdrempelige plekken in te richten waar jongeren vragen over hun veiligheid kunnen stellen. Want een deel van die jongeren, zo concluderen zij, „voelt zich onveilig en wordt in sommige gevallen concreet bedreigd of heeft ervaring met geweldsincidenten”.

Verder raden zij voorlichtingscampagnes aan die gericht zijn op tieners die tot de risicogroepen behoren. Een beetje zoals de vuurwerkcampagnes – je bent een rund als je met vuurwerk stunt.

Het is van groot belang dat het messenbezit wordt teruggedrongen maar vooral ook de angsten van jongeren én de perceptie dat messen stoer zijn. Zulke veranderingen zijn tijdrovend maar mogelijk. Zoals voorzitter van de beroepsvereniging van jongerenwerkers Bianca Boender zegt: „Als je jongeren negatief kunt beïnvloeden, kun je ze ook positief beïnvloeden.”