Hij wilde mensen met kanker steunen – en toen kreeg hij het zelf

De laatste bladzijde Mart Martens (1945-2022) was de oprichter van de Toon Hermans Huizen voor steun aan mensen met kanker.

Mart Martens ergens in de afgelopen jaren.
Mart Martens ergens in de afgelopen jaren.

Foto Privécollectie

Het Toon Hermans Huis in Sittard, inloopadres voor mensen met kanker, had de afgelopen tijd tussen alle bezoekers één die extra bijzonder was. Dat was de oprichter, Mart Martens. „De ene keer kwam hij informeren hoe het ging met het huis”, vertelt de huidige directeur, Huub Gubbels. „De andere keer kwam hij praten over zijn eigen gezondheidstoestand. Hij had nu zelf kanker.”

Martens had een achtergrond in de verpleging (deels op de afdeling oncologie) en het zorgmanagement. In de loop van zijn werkzame leven waren de ergste taboes rond kanker geslecht. Het woord kon in de jaren negentig van de vorige eeuw inmiddels gewoon worden uitgesproken, het ging niet meer over ‘de K’. Toch zag hij dat het nog te veel en te vaak ging over de lichamelijke kant: de diagnoses, de behandelplannen, de levensverwachting. Mart Martens zag een plek voor zich waar tijdens en na de ziekte over de psychische kant ervan kon worden gepraat.

Martens’ tweede vrouw Henny Lebens leerde hem net in die tijd kennen, op de dansvloer in Eindhoven. „Toen het wat serieuzer werd, vertelde hij al gauw over zijn grote plannen voor de inloophuizen. Of ik daarmee kon leven. Want hij ging een goede baan opgeven voor een onzeker avontuur. ‘Maar ik kan toch maar één boterham tegelijk eten’, voegde hij eraan toe.”

Martens werd in 1945 geboren in het Zuid-Limburgse Beek, een jaar na de bevrijding van die regio. Hij groeide ook op in dat dorp. Zijn vader werkte in de mijnen. Om de twaalf kinderen te voeden en kansen te bieden, hield het gezin er ook wat land op na. De zonen en dochters moesten daar vaak meehelpen. Mart kon er op later leeftijd nog over zuchten, als hij langs de akkers van weleer reed.

Veel van de kinderen leerden inderdaad door. Moeder Martens vormde mogelijk een voorbeeld. Ze sprak zeven talen en zou op haar zeventigste nog beginnen met het leren van Grieks en Latijn.

Mart koos na de mulo voor de verpleging. In de jaren zestig van de vorige eeuw niet echt een vak waarvoor veel mannen zich meldden. Bij hem paste het: hij hield van mensen en van zorgen.

De eerste kneepjes leerde hij in psychiatrische ziekenhuizen in Venray en Vught en in een ziekenhuis in Den Bosch. Daarna bleef Martens studies volgen op hbo- en universitair niveau. In de zorg groeide hij door naar managementfuncties, maar de opeenvolgende fusies en toenemende schaalgrootte gingen hem steeds meer tegenstaan. Ziekenhuizen werden in zijn ogen ‘kunstjesfabrieken’.

Inloophuizen als die hij voor ogen had, daarvan kende Nederland in die tijd slechts een handvol. Ze droegen de naam van de aan borstkanker overleden Britse zangeres Vicki Brown.

Ontelbare keren bellen

Toen Martens’ eigen plannen stilaan werkelijkheid aan het worden waren met een eerste adres in Sittard, moest er een naam komen. Moest dat niet Toon Hermans worden, bedachten Martens en zijn partner Lebens tijdens een vakantie. Zij daarover: „Toon was in Sittard geboren en getogen. Zijn vrouw Rietje was in 1990 aan kanker overleden en lag hier in de stad begraven. Mart benaderde Hermans per brief over de plannen en probeerde hem ontelbare keren te bellen. Maar hij kreeg geen antwoord. Totdat Toon op een dag belde: het was akkoord en kon de volgende dag meteen notarieel worden geregeld.”

De komiek kwam, zonder dat de aanwezige hoogwaardigheidsbekleders (inclusief Commissaris van de Koningin en bisschop) dat wisten, naar de officiële opening. Iedereen was op zijn paasbest. Toon droeg een trui met een vlek. Daaronder zat een half opstaande kraag. Geen mens durfde er iets van te zeggen. Hij was hoe dan ook de meest ‘notabele’ aanwezige. „Toon heeft later gezegd dat hij tal van onderscheidingen had ontvangen, maar dat het Toon Hermans Huis in Sittard de allermooiste was”, herinnert Lebens zich.

Jeanne Selis hielp Martens met het opzetten van het Sittardse Toon Hermans Huis. Zij had een achtergrond in de kraamzorg en wilde eind jaren negentig, na een onderbreking wegens jonge kinderen, weer aan de slag, toen ze de nieuw op te zetten voorziening zag langskomen in de regionale krant. Selis had haar moeder verloren aan kanker en de ziekte ook zelf gehad. „Mart bracht de professionele ervaring mee, ik die uit de praktijk van patiënt zijn.”

Mart Martens (links) in de jaren 60 Foto Privécollectie

Samen met vrijwilligers begon het pionieren en uitzoeken wat wel en niet werkte. Selis: „De eerste die zich hier meldde, was een vrouw met haar man en vijf kinderen. Ik zie ze nog binnenkomen. Ze had net een slechte uitslag gekregen. Er ontstond een intense band. Mart en ik zijn samen naar de uitvaart gegaan. De kinderen voerden een voor een het woord. Voor mij was dat zó confronterend: die vrouw was even oud als mijn moeder toen ze overleed. En wij bleven thuis ook met vijf kinderen achter. We leerden daarvan: enige professionele afstand bewaren moet.”

Koffie, thee, luisteren

Martens en andere medewerkers volgden cursussen om op de juiste manieren de gesprekken te voeren. Maar het meeste wees zichzelf: koffie en thee klaar hebben staan en luisteren. Martens bracht zijn ervaring uit de verpleging mee en was bovendien niet bang om zijn eigen kwetsbare kant te laten zien.

‘Sittard’ werd een succes. Daarna volgden andere plekken in en buiten Limburg. Gubbels: „Inmiddels zijn er vijftien Toon Hermans Huizen in Nederland en 66 soortgelijke voorzieningen onder andere namen. Ook in de zorg is er inmiddels meer aandacht voor de psychische kant van kanker.”

Martens was druk met ‘zijn’ huizen. Lebens: „In sommige jaren reed hij honderdduizend kilometer per jaar. Avond aan avond gaf hij lezingen. Met het grootste gemak wist hij allerlei topmensen bestuurlijk of financieel te binden. Gingen we naar de schouwburg, dan zat hij na afloop binnen de kortste keren in de kleedkamer van de artiest, om die te strikken voor een optreden bij een benefiet. Dat lukte bijna altijd.” Voor vrijblijvendheid bood Martens geen ruimte. Toezeggingen werden meteen vastgelegd in een notitieblokje dat hij altijd bij zich droeg.

Toen hij kanker kreeg (in eerste instantie in zijn hals) greep hij alle medische kansen aan om nog langer bij zijn geliefden te kunnen blijven. „Over zijn pijn hoorde je hem niet”, zegt Lebens. „Pas op het laatst gebeurde dat wel, als hij werd omgedraaid in bed.”

Toen wist Martens dat er geen hoop meer was. Hij overleed op 24 november. De uitvaart vond plaats in besloten kring. Lebens: „Mart wilde geen tralala.”