Opinie | Is het structureel geweld bij het ontgroenen nu verleden tijd?

Studenten Dit jaar wordt een test voor studentenverenigingen, met name voor het Amsterdamse corps, schrijft . Weten zij geweld en andere misstanden te voorkomen?
Ontgroening te Delft, 1963. Een groep groenen in gevecht met de bemanning van tegenpartij.
Ontgroening te Delft, 1963. Een groep groenen in gevecht met de bemanning van tegenpartij. Foto Winfried Walta / Anefo

Deze maand beginnen de ontgroeningen van de studentenverenigingen weer. Ook bij het Amsterdamse corps, ASC/AVSV, de grootste studentenvereniging van het land. Twee jaar geleden zette zij door misstanden de zogenaamde kennismakingstijd stop. Een cultuuromslag binnen de vereniging was noodzakelijk.

Advocatenkantoor De Roos & Pen werd gevraagd om onderzoek te doen. In april dit jaar meldde het kantoor dat er sprake was van structureel geweld bij de herendisputen van het ASC. In de vijf jaar die het kantoor had onderzocht, sloegen, trapten en stompten mannelijke dispuutsleden aspirant-leden – als strafmaatregel of gewoon als regulier programmaonderdeel. Beschamend, betreurenswaardig, normoverschrijdend, waren enkele reacties.

Zeker. Maar, ik noem deze feiten ook maar even voor wat ze zijn: strafbaar.

Ze worden echter toegedekt door een zwijgcultuur, gevoed door het idee dat de leden van de disputen buiten de maatschappij staan. De vereniging heeft bijvoorbeeld een eigen college van rechtspraak. De studietijd kan een bijzondere tijd zijn omdat je als student niet te veel verplichtingen hebt en zo het gevoel krijgt een beetje buiten de maatschappij te staan. Maar het kan natuurlijk nooit zo zijn dat je als studentenvereniging daadwerkelijk buiten de maatschappij staat, en je vereniging dergelijke mishandelingen niet openbaar maakt.

Seksueel getinte activiteiten

Anders dan veel andere studentenverenigingen bestaat het ASC niet uit jaarclubs maar uit disputen, kleinere subverenigingen van meerdere jaarlagen. Op die disputen, die allemaal hun eigen kennismakingstijd verzorgen voor een kleine groep aspirant-leden, is minder goed toezicht te houden dan op verenigingsactiviteiten.

De proeftijd van veel disputen wordt gekenmerkt door slecht voedsel, slechte hygiëne en slaaponthouding, zo stelde De Roos & Pen vast. En bij alle disputen, ook die voor vrouwen, was sprake van seksueel getinte activiteiten die het risico op grensoverschrijdend gedrag vergrootten.

De strafbare feiten, veel gepleegd door ouderejaars, vinden vaak ’s nachts in de dispuutshuizen plaats, buiten het zicht van het verenigingsbestuur. Disputen definiëren zichzelf vaak door zich op een bepaalde manier af te zetten tegen de overkoepelende vereniging. Deze houding helpt niet mee als de vereniging vragen stelt.

Vaak heb je pas ná je vertrek de tijd om te reflecteren op je gedrag – en dan is het te laat om het te corrigeren

Een ander probleem is de omlooptijd bij een studentenvereniging. Die is meestal rond de vier, vijf jaar. Dit betekent dat je in de kennismakingstijd bij een dispuut wordt ontgroend door mensen die zelf pas drie of vier jaar lid zijn en daarvoor kijken naar de mensen die hen hebben ontgroend. Als je zelf twee jaar later de ontgroening leidt, denk je dat het zo moet, en dat dat goed is, die grensoverschrijdende gedragingen. Zo doet elke lichting hetzelfde als de voorgaande. Vaak heb je pas ná je vertrek de tijd om te reflecteren op je gedrag – en dan is het te laat om het te corrigeren.

Mentale intimidatie

Als derdejaars student en lid van het ASC heb ik zelf de kennismakingstijd van mijn dispuut geleid. Ik wilde geen fysiek geweld, geen gepest, geen vernedering, en verzette me tegen het idee dat samen afzien verbroedert. Samen lol hebben verenigt nog meer, dacht ik. Ik had goede herinneringen aan mijn eigen proeftijd, waarin we poëzie voordroegen op Belgische gedenkplekken voor de Eerste Wereldoorlog, de catacomben van Parijs bezochten en op de grote markt van Antwerpen een toneelstuk moesten opvoeren. We gingen ook een avond met enkele mannen van de Koninklijke Militaire Academie in Breda op stap: veel marcheren en opdrukken. We moesten met ouderejaars in debat, en we haalden een nacht door met karaoke op de Zeedijk; en dat alles met weinig slaap. Het was, kortom, veel. Maar het was ook zo dat het, juist doordat het veel was, zo veel indruk maakte.

In het ontgroeningsbestuur waar ik in zat ontstond ruzie: of we niet te mild waren voor de nieuwelingen. Ik dacht van niet: mensen hebben de neiging de zwaarte van hun eigen beproevingen te overschatten en dat van anderen te onderschatten. Toen ik op een avond wat vroeger naar bed ging, werd ik gewekt met de mededeling dat een ander lid van mijn dispuut de nieuwe jongens had meegenomen naar het park, voor een nachtelijke ‘sessie’, zijnde: in een vijver staan en afgezeken worden.

Als de mensen uit jouw ‘ingroup’ anderen niet behandelen zoals ze zelf zou willen worden behandeld, dan is er iets mis met die groep

‘Te mild’ kon ons toen niet meer tegengeworpen worden. Ik vond dat we iets goed te maken hadden met de aspirant-leden: we moesten hen aan een programma onderwerpen om hen de cultuur van het dispuut te laten begrijpen en om sociale banden aan te leggen, maar hen ook beschermen.

Ik had sowieso het gevoel iets goed te moeten maken. In mijn tweede jaar had ik, op verzoek van het bestuur, een aspirant-lid verzocht zich bij een ander dispuut aan te sluiten. De jongen kwam uiteindelijk toch bij ons dispuut en ik werd geschorst voor ‘het uitoefenen van, of een poging tot, mentale intimidatie’. Ik weet nog hoe oneens ik het was met deze aanklacht: als ik een póging zou hebben gedaan tot mentale intimidatie, dan zou me dat wel zijn gelukt – maar ik had niemand wíllen intimideren: ik had simpelweg gezegd dat de jongen een verkeerde indruk had gekregen van ons dispuut en niet welkom was. Het was een pijnlijk incident voor mijzelf, maar vooral voor die jongeman, natuurlijk. Door de schuld en schaamte die ik later dat jaar voelde (natuurlijk had ik de jongen pijn gedaan door hem zich onwelkom te laten voelen), corrigeerde ik mijn gedrag erna, ook als groenbestuurder.

Het voorval leerde me twee dingen. Een: het is beter direct uit goed fatsoen te handelen dan naderhand uit schaamte. Het is dus veel gracieuzer om iemand ergens bij te betrekken dan af te wijzen. Twee: al gaat het om een klein leeftijdsverschil, als ouderejaars heb je een grote verantwoordelijkheid richting aspirant-leden.

Cultuuromslag

Het rapport van De Roos & Pen bevatte een karrenvracht aan aanbevelingen om deze verantwoordelijkheid voor de (dispuuts)kennismakingstijd beter in te vullen. Een kleine greep: overweeg de kennismakingstijd langer te maken, zodat niet alles in twee weken hoeft te worden gepropt. Informeer aspirant-leden over wat hen te wachten staat. Laat activiteiten alleen overdag plaatsvinden. Bestraf individuele leden, niet disputen (want dat werkt de zwijgcultuur in de hand). Reflecteer op het doel, de middelen en de intensiteit van een kennismakingstijd. Stel vertrouwenspersonen aan.

Minder gelukkig is de aanbeveling dat aspirantleden allemaal het ontgroeningsreglement moeten lezen zodat ze weten wat de regels zijn en waardoor ze volgens de voorzitter van de vereniging van oud-leden in een interview in Trouw „weerbaarder” zouden zijn. „Dat is alsof je aan de stagiair vraagt om zijn opvliegende leidinggevende bij te sturen”, merkte de interviewer terecht op. Immers: ouderejaars moeten zelf weten hoe ze met jongerejaars moeten omgaan. En dat weten ze ook wel, natuurlijk. Iedereen weet het: je blijft van andere mensen af, zeker als je meer macht hebt dan die ander, want je behandelt anderen zoals je zelf ook zou willen worden behandeld; als de mensen uit jouw ‘ingroup’ anderen niet behandelen zoals ze zelf zou willen worden behandeld, dan is er iets mis met die groep.

Het doel is helder: vriendschappen smeden. En die smeed je beter in een vuur van vreugde dan in de as van agressie. Leg dat uit aan álle leden. Houd, waar nodig, toezicht op de dispuutkenningsmakingstijd. Prijs mensen die misstanden aankaarten. En royeer iedereen die een strafbaar feit begaat – en meldt het feit vervolgens bij de politie.

Lees ook dit opiniestuk: Wangedrag bij het corps: doorbreek de hiërarchische cultuur

Burgemeester Femke Halsema van Amsterdam is in juni bij het corps op bezoek geweest en heeft zeshonderd leden gemaand haast te maken met de cultuuromslag. Zij gaat er persoonlijk op toezien, want ze vindt dat het corps onvoldoende actie ondernomen heeft om het tij te keren. De hoge omloopsnelheid bij het corps heeft hier ook een voordeel: binnen vier jaar kan de cultuuromslag volledig zijn, omdat niemand nog weet hoe het was.

Vorig jaar verliep de ontgroening in Amsterdam heel rustig; geen enkele vorm van beproeving was toegestaan. Dit jaar wordt de eerste echt test voor de ontgroeners – of zij snappen dat de kennismakingstijd bestaat om vriendschappen op te bouwen en niet om aspirant-leden af te tuigen.

Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!

Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.

Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.