‘Bij brand denkt men aan glimmende blushelikopters, maar vuur is méér dan dat’

Interview | (Bos)brandpreventie Naast hitte door klimaatverandering spelen ook ontvolking en gebrekkig onderhoud een rol bij het ontstaan van branden, zien twee onderzoekers. „Het opruimen en beheren van brandbaar materiaal werkt als een soort vaccinatie. Dan krijgen grote, oncontroleerbare branden geen kans.”

Brandweerlieden en vrijwilligers speuren de omgeving af naar mogelijke nieuwe branden in Griekenland, hier bij het dorpje Irini.
Brandweerlieden en vrijwilligers speuren de omgeving af naar mogelijke nieuwe branden in Griekenland, hier bij het dorpje Irini.

Foto Milois Bicanski

Wat je ziet in de media: spectaculaire beelden van blushelikopters en evacuaties van vakantiegangers. Wat je niet ziet: het weghalen van struikjes om een lapje grond van brandbaar materiaal te ontdoen. En toch, zegt Cathelijne Stoof, is bij brandbestrijding dat tweede net zo belangrijk als het eerste. „Bosbranden staan doorgaans alleen in de belangstelling als er doden vallen of wanneer westerse toeristen erdoor geraakt worden. Maar branden zijn iets waar je het hele jaar door aandacht voor moet hebben.”

Stoof is een universitair docent aan Wageningen University & Research die is gespecialiseerd in pyrogeografie: de interdisciplinaire studie van de verspreiding en het functioneren van bosbranden. Op onder meer Twitter probeert ze als @dr_firelady de kennis van het grote publiek over bosbranden te vergroten, met als doel om simplistische aannames te bestrijden. Samen met haar collega Jeroen Warner, universitair hoofddocent rampenstudies in Wageningen, schuift ze aan voor een gesprek.

Wat ergert u precies aan die beelden van blushelikopters?

Cathelijne Stoof: „Vooropgesteld: die helikopters doen belangrijk werk. Maar door de oververtegenwoordiging van spectaculaire beelden krijgt het publiek het idee dat het nadenken over bosbrand begint en eindigt met het bestrijden van branden die al woeden. Zo vertel je maar de helft van het verhaal.”

„Helikopters zijn bovendien pas nuttig als ze ondersteund worden door mensen op de grond. Soms zie je dat er alleen maar vanuit de lucht wordt geblust. Dat helpt niet, dan zijn helikopters een politieke show die slechts de indruk wekken dat je er bovenop zit. Brandpreventie en landschapsbeheer zijn helaas minder spannend. Het weghalen van struikjes is niet sexy. En als het regent, worden interviews met mij afgezegd. Dan ebt de belangstelling gauw weg.

Jeroen Warner: „We zien brand in beeld wanneer het een ramp is, maar brand is niet alleen maar slecht. Vuur is nog geen ramp, als we maar goed voorbereid zijn.”

Toeristen zouden moeten weten wat de communicatiekanalen zijn in geval van brand, en ze zouden een evacuatiekit moeten hebben

Cathelijne Stoof universitair docent aan Wageningen University & Research

Stoof: „De acceptatie van vuur wordt alleen wel lastig als de enige beelden die mensen zien die van enorme vlammen zijn. Een brand kan ook rustig door het landschap kabbelen. Je kunt er soms naast gaan zitten. Media schrijven ook vaak dat een gebied door brand is verwoest. Dat hoeft helemaal niet. Sommige planten en dieren, zoals bepaalde soorten paddenstoelen, kevers, bloemen en vlinders, hebben vuur nodig voor hun voortplanting.”

Een blusvliegtuig bestrijdt een brand bij de Griekse stad Volos, afgelopen week.
Foto Sakis Mitrolidis/AFP

Op sociale media hoor je veel: die branden worden allemaal aangestoken. Pak de pyromanen op en het probleem is weg. Zit daar iets in?

Stoof: „Een brand heeft een ontstekingsbron nodig. Ongeveer de helft van de branden wordt expres aangestoken, de andere helft ontstaat per ongeluk. Dat kan een barbecue in de natuur zijn, maar ook een geparkeerde auto in hoog gras die heet wordt aan de onderkant.”

„Je kunt niet om de factor klimaatverandering heen. Door extreme droogte en hittegolven verspreidt het vuur zich veel makkelijker dan voorheen. En uit onderzoek blijkt dat zulke hittegolven hoogst onwaarschijnlijk zouden zijn zonder klimaatverandering. Het brandseizoen duurt tegenwoordig ook veel langer. Voorheen had je alleen in de zomer van die oncontroleerbare branden, dit jaar was het in Spanje al in maart zover. Er was amper regen gevallen, waardoor het vuur vrij spel had. Ik was daar op bezoek en zag daar heel concreet de klimaatverandering aan het werk. Dit is waar we steeds meer mee te maken gaan krijgen, dat valt niet te ontkennen.”


Lees ook: Mee met de Griekse brandweerman Michalis: ‘Straks hebben we geen natuur meer over’

„Maar je kunt niet zeggen: ‘het komt door droogte’. Dat is óók niet het hele verhaal. Een brand heeft behalve een ontstekingsbron ook brandstof nodig, zoals planten, bomen, struiken, gras of huizen, en die moeten vervolgens droog genoeg zijn om vlam te vatten. Waar je veel minder over hoort, is dat er in Zuid-Europa tegenwoordig veel meer brandstof in de natuur aanwezig is dan pakweg honderd jaar geleden. Dat komt door de ontvolking van het platteland en het verdwijnen van kleine landbouw. Vroeger beheerden kleine boeren hun percelen. Tegenwoordig staan daar overal struiken, grassen en bomen. Je kunt het goed zien op oude ansichtkaarten: op een plek waar je vroeger een brug op de achtergrond zag, zie je nu alleen maar bos.”

Is het dan een oplossing om te zeggen: we moeten dat landschap weer beter gaan beheren?

Stoof: „Het beheren van dat brandbare materiaal werkt als een soort vaccinatie. Als veel stukken bos goed opgeruimd worden, krijgen grote, oncontroleerbare branden geen kans, zoals een virus geen kans krijgt als een groot deel van de bevolking gevaccineerd is. Mijn doel is om te komen tot integraal vuurbeheer. Dat betekent: met alle betrokkenen, dus niet alleen de vuurbestrijders, nadenken over natuurbranden. Sociale diversiteit is daarbij heel belangrijk. Het beeld dat mensen hebben van brandbestrijding is toch vaak heel masculien, met grote glimmende voertuigen en helikopters. Preventie is vaak meer feminien, dat gaat over samenwerken, verbindingen leggen en dingen oplossen voordat ze een probleem zijn. Uiteindelijk heb je diversiteit nodig om creatieve oplossingen te ontwikkelen.

„Daarbij gaat het om vragen als: hoe kunnen we dat beheren van brandbaar materiaal efficiënt organiseren? Kunnen we het misschien aantrekkelijker maken om in ruraal gebied te gaan wonen, in een landschap waar ook geld te verdienen valt, en waar dus ook zaken als scholen en internet nodig zijn?”

Die trek naar de steden was er ook omdat daar meer geld te verdienen was. Kun je in Zuid-Europa nog wel leven van het land?

Stoof: „Dat is geen gemakkelijke opgave. Ik ken een kastanjeboerderij in Catalonië waar ze de bomen steeds laten groeien en vervolgens weer beknotten. Dat hout gebruiken ze voor meubels en ook de kastanjes leveren wat op. En er komen agrotoeristen. Dat kan uit. Het is belangrijk om rurale ontwikkeling en ruraal toerisme te ondersteunen. We moeten rurale gemeenschappen in stand houden, want als iedereen weg is, wie wil er dan nog terug?”

Zijn er landen die al goed op weg zijn met dat integrale vuurbeheer?

Stoof: „Vaak ligt de focus nog steeds voor 90 procent op brandbestrijding, dus pas in actie komen als de brand al woedt. In Portugal hebben ze het sinds enkele jaren anders aangepakt: daar gaat de helft van het budget naar zaken als preventie, natuurherstel en onderzoek. Dat was overigens geen herverdeling van het budget, want dan waren de vuurbestrijders boos geworden. Er moest geld bij.”

Portugezen worden geëvacueerd vanwege bosbranden in de buurt van Lissabon, afgelopen week. In Portugal daar gaat de helft van het ‘natuurbrandbudget’ naar zaken als preventie, natuurherstel en onderzoek.
Foto Armando Franca/AP

U hebt zelf onderzoek in Portugal gedaan. Is het niveau van nadenken over bosbranden daar hoog?

Stoof: „Zeker. De Portugezen denken na over leven met vuur. Branden zullen er altijd zijn, het heeft geen enkele zin om te streven naar nooit meer een bosbrand. Maar we kunnen wél nadenken over waar en wanneer we vuur willen. Gecontroleerde branden zijn heel leerzaam. In Portugal heb je een masteropleiding voor vuurtechnici. Daar zit ook een veldcomponent in: technisch vuurgebruik. En ze leren bijvoorbeeld ook vuur te gebruiken om vuur te bestrijden.”

Hoe werkt dat?

Stoof: „Je kunt bijvoorbeeld het pad van een brand voorspellen en dan een eind verderop een stuk grond met struiken gecontroleerd afbranden. Op het moment dat de grote brand bij dat stuk grond aanbelandt, is de brandstof op. Een andere methode is een vuur aansteken op een strategische plek, waarna dat vuur zich mengt met dat van de grote brand die je wil bestrijden. Als de twee vuurfronten bij elkaar komen, zuigen ze elkaar op. Dan ontstaat er op een plek je die zelf hebt uitgekozen een kleine vuurstorm. Ook dan raakt de brandstof gauw op, waarna het vuur dooft.”

Doen ze dat in Griekenland minder goed dan in Portugal?

Stoof: „Ja, daar is de aandacht voor dit type bestrijding nog minimaal. Brand wordt er gezien als iets wat alleen maar slecht is.”

Warner: „De Griekse aanpak is gefragmenteerd. Er is veel cliëntelisme, er wordt slecht samengewerkt, de respons komt te laat op gang.”

Stoof: „Er gaan ook dingen wél goed. Het beleid is sinds kort meer gericht op het voorkomen van slachtoffers. Daarom zagen we ook die grootschalige evacuaties, dat was nieuw. En de 112-meldingen op je telefoon ook.”


Lees ook: Dit extreme weer is onbekend terrein voor het klimaat. ‘We weten niet wat ons volgend jaar te wachten staat’

Welke lessen kunnen er nog meer uit de Portugese aanpak getrokken worden?

Warner: „Dat zit vooral in de voorbereiding. Leer leven met meer branden in een langer brandseizoen. Zorg dat je bestrijding snel kunt opschalen. Bescherm mensen beter. Richt het land beter in. Maak de respons flexibeler.”

Heeft Nederland zijn brandbeleid goed voor elkaar?

Stoof: „In Nederland staat het gelukkig nu hoog op de agenda. Demissionair minister Christianne van der Wal (Natuur, VVD) maakt zich zorgen over het natuurbrandrisico in Nederland en wil een kenniscentrum hierover. Ik hoop dat de aandacht blijft nu het kabinet is gevallen.”

Warner: „Helaas moet het vaak eerst misgaan, anders plant het zich niet in het collectieve bewustzijn. In Zweden kwam er een grote omslag in het denken ná een grote ramp.”

Is een grote natuurbrand in Nederland waarschijnlijk?

Warner: „Het is een wonder dat de Veluwe nog niet brandt.”

Stoof: „Wij hebben vaker branden in het voorjaar, wanneer de planten nog niet groen zijn. Dan zit er weinig vocht in. ’s Zomers brandt het alleen bij heel erge droogte. Dat is de laatste zomers voorgekomen en het zal steeds vaker voorkomen.”

Zijn Nederlanders zich bewust genoeg van het risico op bosbranden in eigen land?

Warner: „Nederlanders nemen al gauw de houding aan: bescherm ons maar. Maar mensen kunnen zelf ook meer doen: niet in de natuur barbecuën, geen rieten dak op hun huis, op bepaalde plekken niet gaan wonen. Maar mensen informeren zich amper. Dat zie je ook aan de toeristen in Griekenland: brandgevaar speelt amper een rol bij het kiezen van de vakantiebestemming.”

„Toeristen zouden moeten weten wat de communicatiekanalen zijn in geval van brand, en ze zouden een evacuatiekit moeten hebben. Het is net als bij brand in huis: wie doet wat en wie neemt wat mee naar buiten?”