N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reconstructie In januari 2022 werd op Schiphol een Keniaanse verstekeling gevonden in het landingsgestel van een net geland vliegtuig, onderkoeld en buiten bewustzijn. Wie is hij, en waarom deze wanhoopsdaad? „Volgens mij beweegt hij nog.”
Tekst Hugo Logtenberg Animaties en graphics Pepijn Barnard, Roland Blokhuizen
De landing
De verstekeling komt naar Nederland in een wielkast van een Boeing 747-400 F. Het vrachtvliegtuig van ruim 70 meter lang scheert op zondagochtend 23 januari 2022 als een reusachtige roofvogel met wijd uitgeslagen vleugels over de A9 en strijkt dan neer op de Polderbaan van Schiphol. Het gevaarte van 300.000 kilo is acht uur eerder opgestegen in de Keniaanse hoofdstad Nairobi.
In Amsterdam is het koud en bewolkt, maar het zicht is goed en het asfalt droog. Met lichte tegenwind maakt de piloot een feilloze landing, waarna het toestel in zuidelijke richting naar het Sierraplatform taxiet. Daar controleert een medewerker van de luchthaven het toestel van Cargolux Italia, als was het een huurauto die wordt ingeleverd. De afhandelaar loopt onder de kist door en kijkt of hij iets afwijkends ziet. Na de check kan het lossen van de lading, met onder meer bloemen, beginnen.
Bij één van de wielkasten van het toestel stokt de adem van de man: in de donkere ruimte, vier meter boven zich, ziet hij iemand zitten. Doodstil, op een dwarsbalkje en met zijn linkerschouder tegen de buitenwand van het toestel. Het hoofd hangt voorover.
Met trillende handen belt de afhandelaar de meldkamer van de luchthaven.
Marechaussee Sander Homan loopt op Schiphol Plaza als om even voor elf uur de portofoon aan zijn broekriem piept. „Lijkvinding in toestel”, luidt de melding.
Een bericht als dit ontvangt de marechaussee een paar keer per jaar. Met de ruim zestig miljoen mensen die jaarlijks via Schiphol vliegen, is het een gegeven dat er mensen overlijden. De luchthaven heeft een eigen mortuarium. Homan neemt gelijk contact met ze op en belt een schouwarts. Zelf moet de adjudant zo met zijn collega’s in het toestel sporen veiligstellen, mocht het om een onnatuurlijke dood gaan.
Een kilometer verderop heeft ambulancebroeder Björn Schuijt op de medische uitvalsbasis ook bericht gehad van de meldkamer. Met een collega rijdt hij zonder sirenes of zwaailichten naar het Sierraplatform. Daar ontfermt marechaussee Homan zich als eerste over de geschrokken afhandelaar. De man ziet bleek. Hij wijst naar de linkerachterwielen van het vliegtuig. Daar moeten ze zijn.
Op het platform heerst rust. De marechaussees hebben de mensen die niet nodig zijn verzocht op afstand te blijven. Homan weet uit ervaring dat de aanblik van een lijk nog tijden op het netvlies kan branden, zeker bij mensen die er geen ervaring mee hebben.
De verpleger richt zijn zaklantaarn nog eens op de man. Verdomd! Het lichaam trilt.
Ambulancebroeder Schuijt schijnt vanaf de grond met een zaklamp in de donkere ruimte boven hem. Het is een gat ter grootte van een terreinwagen, waar tijdens de vlucht de ingeklapte wielen en het landingsgestel in zijn verborgen. In de bundel licht wordt langs de wanden een constructie zichtbaar van balken. Er lopen allerlei leidingen en kabels doorheen.
Al snel ziet Schuijt de verstekeling zitten, schuin boven zijn hoofd, precies buiten het bereik van de opgetrokken wielen. Schuijt probeert de verstekeling in zijn gezicht te schijnen. Maar waar hij ook gaat staan, het lukt hem niet. De verstekeling heeft een mondkapje op. Verbaasd kijken Schuijt en Homan elkaar aan. Een mondkapje? Tegen de uitlaatgassen? Of tegen het coronavirus? In Nederland zijn twee weken eerder de basisscholen weer opengegaan.
De ambulancebroeder kijkt nog eens omhoog en laat de situatie op zich inwerken. Zijn eerste, intuïtieve inschatting: de man is inderdaad levenloos. Om het zeker te weten, heeft hij zijn hartmonitor nodig. Schuijt vraagt zijn collega van de ambulance om het meetinstrument te gaan halen – en precies op dat moment zegt iemand die achter hem staat: „Volgens mij beweegt hij nog.” Onmogelijk, denkt Schuijt. De verpleger richt zijn zaklantaarn nog eens op de man. Verdomd! Het lichaam trilt.
Er is geen tijd meer te verliezen. „Pak de spullen!” roept Schuijt naar zijn collega. Die weet wat hem te doen staat. Zuurstof, de tas met medicamenten, een infuus met vocht – het is nu secondewerk. In zijn groengele, fluorescerende ambulancepak klimt Schuijt op de één meter hoge wielen. Vandaar klautert hij verder omhoog. Alles wat hij vastpakt, is vet van de olie. De buizen van het landingsgestel zijn spekglad. Met zijn werkschoenen met stalen neuzen probeert hij zich schrap te zetten.
Op het platform onder hem schakelen de marechaussees razendsnel. De forensische opsporing, een schouwarts en het mortuarium zijn niet langer nodig. De brandweer en de traumahelikopter uit Amsterdam des te meer.
Verstijfd
Op de brandweerkazerne van de luchthaven is het rustig op zondagochtend. Er is een werkoverleg. De manschappen bekijken foto’s van de nieuwe bluswagen die binnenkort wordt geleverd. Dan komt er via de porto een verzoek binnen: „Hulpverlening in verband met een bekneld persoon”. De zes brandweerlieden spoeden zich naar de gereedstaande wagen. Het Sierraplatform ligt op nog geen twee minuten rijden van de kazerne.
Ambulancebroeder Schuijt heeft inmiddels via het landingsgestel de verstekeling bereikt. Hij trekt zijn medische handschoenen aan en probeert zijn apparatuur op de man aan te sluiten. Dat is nog knap lastig. De man blijkt zichzelf met een dunne, gele elektriciteitskabel te hebben vastgebonden aan de wand van de wielkast. Schuijt voelt dat het lichaam danig is onderkoeld. De man ademt heel oppervlakkig. „Hij moet er nu uit!” roept Schuijt tegen de net gearriveerde brandweerlieden.
Maar hoe krijgen ze hem heelhuids beneden? Hij is letterlijk verstijfd. Ruimte om een brancard horizontaal te laten zakken langs het landingsgestel, is er niet.
Scroll om te zien waar de verstekeling zat in het vliegtuig
Nadat een omhoog geklommen brandweerman de elektriciteitskabel heeft doorgeknipt met een aangereikte tang, pakt hij de verstekeling onder zijn oksels vast en laat hem voorzichtig zakken. De man lijkt wel van porselein: kwetsbaar, vederlicht maar onbuigzaam. Door de intense kou blijven zijn heup- en kniegewrichten tijdens het tillen in een hoek van negentig graden staan. Alsof hij vastgeplakt zit op een onzichtbare stoel.
Halverwege het landingsgestel neemt de volgende brandweerman de verstekeling over. Af en toe horen de hulpverleners hem zacht kreunen. Hij is niet aanspreekbaar. Zijn donkere ogen gaan een enkele keer open, maar zijn blik is glazig. Beneden op het platform pakken hulpverleners de man nog één keer over en leggen hem voorzichtig op zijn rug op een brancard. Zijn benen zijn nog steeds gehoekt.
Schuijt legt in de ambulance een deken over de man heen en praat de net per traumahelikopter gearriveerde medisch specialist snel bij. Om 11.48 uur vertrekken ze met de verstekeling in de warmgestookte ambulance naar het Amsterdam Universitair Medisch Centrum.
Terwijl de sirenes in de verte langzaam uitdoven, praten de achterblijvers op het Sierraplatform met elkaar na over wat ze net hebben meegemaakt. Een van hen zoekt op zijn telefoon naar verstekelingen in vliegtuigen. Als eerste stuit hij op een Keniaan die in 2019 in het Londense Heathrow bij het inzetten van de landing bevroren uit een wielkast viel en in een achtertuin terechtkwam.
Ook Schiphol krijgt er vaker mee te maken. In april 2023 nog, toen een man uit Nigeria de gok waagde. Hij overleefde de vlucht niet, net als de verstekelingen die in 2014, 2015 en in 2021 bij aankomst op de Amsterdamse luchthaven werden ontdekt.
Door het lage zuurstofgehalte en temperaturen van min 40 tot min 50 is het zeer ongebruikelijk dat verstekelingen een vlucht overleven. Uit cijfers van de Amerikaanse arts Stephen Veronneau, die sinds halverwege jaren negentig de internationale data over verstekelingen in vliegtuigen bijhoudt, blijkt dat het in de ruim 140 gevallen vrijwel altijd om jongens of mannen gaat. Zo’n 80 procent overleeft de tocht niet. Hoe langer de vlucht, hoe kleiner de kans. „Het is een ongelofelijk gevaarlijke onderneming”, zegt Paulo Alves, collega van Veronneau bij de Aerospace Medical Association. „Mensen vriezen vaak dood, krijgen door zuurstofgebrek een hartstilstand of lopen fatale hersenschade op.”
Hoe kan het dat de man die nu is gevonden op Schiphol na een vlucht uit Kenia nog leeft? Wat maakte hem zo desperaat dat hij deze optie koos? Wist hij hoe hij buiten het bereik van het ingeklapte landingsgestel moest blijven? En waar was dat gele elektriciteitskabeltje voor?
Iets heel speciaals
Aan de muur van de spoedeisende hulp van het universitair ziekenhuis hangt een rode telefoon. Een bijzonder toestel waarmee ze altijd bereikbaar zijn voor de Meldkamer Amsterdam. Het heeft twee hoorns, zodat naast de coördinerend verpleegkundige ook de arts van dienst kan meeluisteren. „Zet het traumateam maar klaar”, laat de meldkamer weten op zondag 23 januari. „Er komt iets heel speciaals aan.”
Nadat de verstekeling vanuit de ambulance voorzichtig op een bed is gelegd, staat het team paraat: een spoedeisendehulparts, een traumatoloog, een neuroloog, een anesthesioloog, een radioloog en ondersteunend personeel. De patiënt is met een grote schaar van zijn kleren ontdaan om iedere fysieke belemmering bij een ingreep te voorkomen.
Hoe de man de extreme kou heeft overleefd, is de artsen een raadsel. Zijn huid vertoont geen zichtbare uitingen van bevriezing. En zoveel kleding had hij niet aan. Nu hij languit op het bed ligt onder een hagelwit laken, oogt de man van 1,75 meter ondervoed. Dat blijkt te kloppen. Hij weegt slechts 55 kilo.
Zijn lichaamstemperatuur is naar 35,5 graden gekropen, nadat in de ambulance is begonnen met de toediening van een verwarmde vloeistof in zijn bloedbaan. De onderkoeling is zorgelijk, maar minder erg dan de artsen hadden verwacht.
Door het lage zuurstofgehalte op tien kilometer hoogte is zijn lichaam in een overlevingsstand geraakt, als een egel tijdens zijn winterslaap: het laatste in het bloed aanwezige zuurstof is naar de meest vitale organen gegaan als hart, hersenen en longen. Net voldoende om de verstekeling in leven te houden.
De artsen lopen de belangrijkste lichaamsfuncties na. De ademhaling van de man is normaal, zijn luchtweg is vrij en zijn bloeddruk is goed. Alleen zijn hartslag is met 115 slagen per minuut iets verhoogd. De problemen lijken vooral neurologisch, is de voorzichtige conclusie.
Milan Ridderikhof, de spoedeisendehulparts van dienst, staat aan de lange zijde van het bed en kijkt de man in zijn ogen. Maar die kijkt dwars door hem heen. Ook op vragen reageert hij niet. Slechts af en toe hoort Ridderikhof hem heel zachtjes kreunen.
De artsen hopen maar dat de man Engels spreekt als de neuroloog hem vraagt met zijn ogen een opgestoken wijsvinger te volgen. Geen enkele reactie. De man reageert wel als de arts hem in zijn vingers knijpt – dan trekt hij ze terug. Ook andere neurologische testen en scans van de hersenen en de longen leveren geen eenduidig beeld op.
Het probleem is alleen dat de verstekeling nog altijd niet bij kennis is
Hoe langer Ridderikhof erover nadenkt, hoe meer parallellen hij ziet met de ziektebeelden die hij tegenkomt bij in problemen geraakte duikers. De zogenoemde hyperbare geneeskunde is een tak van sport waar de arts jaren eerder bij toeval kennis mee heeft gemaakt. Zijn opgebouwde deskundigheid en netwerk komen hem nu bijzonder van pas.
Hij belt een Duitse collega die veel duikers behandelt, om te sparren over zijn bevindingen. Zijn vakgenoot oppert de mogelijkheid van een high altitude decompression sickness, een ziekte die vaak wordt gezien bij bergbeklimmers die te snel afdalen van grote hoogtes.
De in het bloed aanwezige stikstof heeft zich op de tien kilometer hoogte waarop is gevlogen snel kunnen uitzetten door de lage luchtdruk. De vergrote stikstofbellen zijn daarop vastgelopen in de bloedbaan en gewrichten, met neurologische klachten tot gevolg. Van de bijbehorende pijn heeft de verstekeling vermoedelijk niets gemerkt. Door het lage zuurstofgehalte moet hij kort na het opstijgen zijn bewustzijn hebben verloren.
Om de stikstofbellen die ook in de hersenen kunnen vastlopen te verkleinen, wil Ridderikhof de man zo snel mogelijk ‘de tank’ in hebben. Jargon voor de witte compressietank in de kelder van het ziekenhuis – een twaalf meter lang gevaarte van 30.000 kilo, in de vorm van een flespompoen die op zijn zij ligt. Onder hoge luchtdruk verblijft een patiënt een aantal uur in de tank vol zuurstofrijke lucht.
Het probleem is alleen dat de verstekeling nog altijd niet bij kennis is. Om een mogelijk fatale verslikking of epileptische aanval te voorkomen, laat Ridderikhof de patiënt volledig onder narcose brengen. In de luchtpijp komt een kleine opening om de man via een slang kunstmatig te kunnen beademen.
Zo gaat de anonieme verstekeling, gelegen in zijn ziekenhuisbed, op zondagmiddag de compressietank in. Een anesthesioloog vergezelt hem. Om de tijd te doden, liggen er binnen voor de arts stapels tijdschriften en een paar boeken. Elektronica als een iPad of een telefoon zijn niet toegestaan vanwege ontploffingsgevaar. Na vier uur en drie kwartier zit de behandeling erop.
Ridderikhof ziet hoe twee verplegers de verstekeling terugrijden naar de intensive care. Niemand weet in welke staat de man daar bij zal komen.
Het nieuws over de vondst op Schiphol staat dan al op internationale nieuwssites, na een tweet van de afdeling voorlichting van de Koninklijke Marechaussee.
De risico’s waar verstekelingen mee geconfronteerd worden tijdens de vlucht
De weigering
Op een witte tafel in het commandocentrum van de marechaussee op Schiphol ligt een smartphone. Het scherm is zwart, in het glas zit een barst. Wat de marechaussees deze zondagmiddag ook proberen, het apparaat dat de verstekeling bij zich had, gaat niet meer aan. En een paspoort is niet aangetroffen.
Wie is hij?
In een poging de identiteit van de man te achterhalen, stuurt de leiding van de militaire politie twee wachtmeesters naar het universitair ziekenhuis. De vreemdeling moet de toegang tot Nederland worden geweigerd, dat schrijft de wet bij mensen die zonder geldig reisdocument van buiten de zogenoemde Schengenzone het land binnen willen komen.
„Zit in de auto”, appt de marechaussee op de bijrijdersstoel naar zijn vriendin. „Moet naar een man die in een wielkas van een vliegtuig heeft gezeten. Hij ligt op de spoedeisende hulp.”
„Waarom moet je daar dan naartoe?” antwoordt ze.
„We willen weten wat hij hier komt doen.”
Op die vraag zal geen antwoord komen. Een arts vertelt het duo in uniform dat de verstekeling niet aanspreekbaar is. De weigeringsformulieren blijven oningevuld, de informatiefolder waarin wordt uitgelegd waarom hem de toegang tot Nederland wordt ontzegd, gaat mee terug naar Schiphol.
De volgende ochtend om stipt zeven uur, tijdens de dagelijkse briefing van de marechaussee op Schiphol, komt het probleem weer aan de orde als een luitenant alle actualiteiten doorneemt. Het verhaal over de verstekeling gaat binnen de marechaussee als een lopend vuur rond. Medewerkers vragen elkaar naar de gebeurtenis, nieuwsgierige familieleden appen. „Was je toevallig aan het werk?”
De leiding van de marechaussee stuurt opnieuw twee wachtmeesters in een Volkswagen Transporter naar Amsterdam. Op een gele post-it is de afdeling genoteerd waar de man ligt. De opdracht is duidelijk: neem de vreemdeling mee terug naar Schiphol als dat mogelijk is, voor hij ongedocumenteerd de stad in loopt.
Zo’n vaart zal het niet lopen. De man ligt nog altijd op de intensive care. Maar hij is inmiddels wel aanspreekbaar, vertelt de verpleegkundige die de wachtmeesters bij de lift opvangt. Hij lijkt zelfs te herstellen.
Aan hun riem hangt een wapenstok, een flesje pepperspray en een Glock – een 9 millimeter-wapen. Binnen ligt de Keniaanse asielzoeker in een mintgroene ziekenhuispyjama
Op een tweepersoonskamer waar de gordijnen zijn gesloten treffen de marechaussees de vermoeid ogende man aan in bed. Het kost hem zichtbaar moeite zijn hoofd naar de deur te draaien als het geüniformeerde bezoek binnenkomt. Het bed naast hem is leeg. In de donkere kamer zijn alleen de piepjes te horen van alle apparatuur waarop de man is aangesloten. In zijn arm zit de naald van een infuus.
Bij een voorzichtige handdruk van de oudste wachtmeester, die op een houten krukje naast het bed is komen zitten, noemt de verstekeling voor het eerst zijn naam.
„Benedict.”
Praten kost hem zichtbaar kracht, maar de man vertelt. Hij is 23 jaar en komt uit Kenia, waar hij een arm bestaan leidde. Dan stopt hij even met praten om op adem te komen.
Zaterdagnacht is hij in Nairobi in het toestel geklommen. „Ik stierf daar of ik ging misschien dood in het vliegtuig”, zegt hij met zachte stem.
De Keniaan spreekt redelijk goed Engels en formuleert helder. Hij vertelt bewust het risico te hebben genomen. „In de hoop op een beter leven.” Van de vlucht zelf herinnert hij zich weinig. Kort nadat het toestel was opgestegen, raakte hij bewusteloos. „Ik wist dat het zou gebeuren.” De marechaussees horen zijn verhaal vol verwondering aan.
Na tien minuten komt een arts de kamer binnenlopen. Hij wil dat de marechaussees het gesprek beëindigen, in het belang van de gezondheid van de patiënt. Het is een vriendelijke maar duidelijke mededeling. Voor de wachtmeesters is de situatie helder: deze man wil asiel in Nederland. Van vluchtgevaar is geen sprake.
Van dat laatste is de leiding op Schiphol nog niet overtuigd. Ze sturen aan het begin van de middag een volgend duo naar het ziekenhuis. Met hun zwarte kisten en lichtblauwe poloshirt met daarover een kogelwerend vest zitten de twee marechaussees zij aan zij aan een salontafeltje, pal naast de kamerdeur van de verstekeling. Aan hun riem hangt de standaarduitrusting: een wapenstok, een flesje pepperspray en een Glock – een 9 millimeter-wapen. Binnen ligt de Keniaanse asielzoeker in een mintgroene ziekenhuispyjama roerloos in bed.
De route die de verstekeling aflegde
Toegang geweigerd
In het Justitieel Complex, in een uithoek van Schiphol, is het door de pandemie al maanden rustig. In een van de vleugels van het grijze gebouw is de Raad voor de Rechtsbijstand gehuisvest. Per week komen er nog hooguit een paar mensen binnen die hulp nodig hebben bij het aanvragen van asiel. Op vrijdag 28 januari 2022, vijf dagen na zijn aankomst, is dat Benedict.
Hij is net ontslagen uit het ziekenhuis. Zijn situatie was, na nog een aantal behandelsessies in de tank, stabiel. De resterende klachten – vermoeidheid en een slepend linkerbeen – waren onvoldoende om hem langer te houden. De marechaussee haalde hem op en bracht hem terug naar Schiphol, waar hem alsnog de toegang tot Nederland werd geweigerd.
De militaire politie heeft de Keniaan in grensdetentie geplaatst. Daar doodt Benedict zijn tijd met bordspelletjes met medegedetineerden in de gemeenschappelijke ruimte. Op de gesloten afdeling heeft hij een kamer met een stapelbed en een kleine badkamer. ’s Avonds om acht uur gaat ook zijn kamer op slot.
Een medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand, die de gesubsidieerde juridische bijstand in Nederland regelt, kent het verhaal van de Keniaan uit de media. Veel meer informatie heeft hij niet. Maar de medewerker weet al wie hij moet hebben voor deze klus: Flip Schüller. De asieladvocaat van het Amsterdamse kantoor Prakken d’Oliveira is bekend met complexe zaken.
Eerder heeft Schüller onder meer succesvol Congolezen zonder paspoort bijgestaan. Aan ervaring geen gebrek, bij de advocaat met het zilvergrijze haar. Aan zelfvertrouwen ook niet. Bij medewerkers van de raad en die van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) staat hij bekend om zijn kennis van zaken en vastberadenheid.
Op zondag 30 januari rijdt Schüller in zijn stationcar naar het Justitieel Complex op Schiphol. Als eerste bestudeert hij daar de beschikbare informatie over de toegangsweigering en de gevangenzetting van zijn nieuwe cliënt. Er valt hem direct iets op: de gevluchte Keniaan is nooit officieel de toegang tot Nederland geweigerd voor hij naar het ziekenhuis in Amsterdam is vervoerd, maar is bij terugkomst op Schiphol wél vastgezet.
Dat klopt juridisch niet, denkt Schüller. Als de IND hem de toegang tot het land had willen ontzeggen, had dat bij zijn aankomst op Schiphol moeten gebeuren. Maar dat hebben ze nagelaten. En dus zit zijn cliënt onterecht in de grensgevangenis in plaats van een asielzoekerscentrum, vindt Schüller.
Die bevinding deelt hij even later tijdens de eerste ontmoeting met Benedict, in een gesprekskamer van het cellencomplex. „Ik ga tegen het besluit om je vast te zetten in beroep”, zegt Schüller bij een kop automatenkoffie. Zijn cliënt knikt instemmend.
De Keniaan zegt weinig en oogt dodelijk vermoeid. Rustig, maar zonder veel details, vertelt hij hoe hij zijn land is ontvlucht. Over de reden van zijn vertrek zegt hij weinig. Schüller maakt een paar aantekeningen en legt hem kort de asielprocedure uit.
Aan het einde van het gesprek tempert hij de verwachtingen van zijn cliënt over zijn kansen op een toekomst in Nederland. Want hoewel Kenia volgens het ministerie van Justitie „niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst” is de kans dat Benedict mag blijven klein, benadrukt Schüller. „Aanvragen van vreemdelingen uit Kenia zullen individueel worden beoordeeld”, heeft staatssecretaris Klaas Dijkhoff al in december 2016 geschreven aan de Tweede Kamer. „Het inwilligingspercentage is laag.”
Benedict luistert aandachtig naar wat de advocaat hem vertelt. Aan het einde van het gesprek geven ze elkaar een hand. Schüller moet ervandoor. De volgende cliënt wacht.
Het vonnis
Het miezert in Den Haag op donderdag 10 februari. In de rechtbank staat Flip Schüller in een toga tegenover de IND, vertegenwoordigd door een ambtenaar.
Benedict is er niet bij. De Keniaan sleept nog altijd met zijn been, is futloos en heeft last van concentratieproblemen.
De pleitend ambtenaar stelt dat de IND op die zondag in januari niet anders kon dan de verstekeling eerst medische hulp toestaan, maar dat het altijd de bedoeling was de ongedocumenteerde vluchteling uit Afrika de toegang tot Nederland te weigeren.
Een redenering waar de Haagse vreemdelingenrechter niet in meegaat. Met de gang naar het ziekenhuis is hem „feitelijk de toegang tot Nederland verleend”, oordeelt de rechter. Om daar aan toe te voegen dat de bewusteloze verstekeling „op dat moment overigens niet in staat was kenbaar te maken dat hij asiel wenste aan te vragen”. Dat de IND om precies dezelfde reden de man de toegang tot Nederland niet kon weigeren, weegt minder zwaar.
De fax van de advocaat ratelt. Het is een bericht van de IND
Daags na de zitting beveelt de Haagse rechtbank de grensdetentie per direct op te heffen. De rechter veroordeelt de IND tot het betalen van 1.700 euro schadevergoeding voor de zeventien dagen die de Keniaan in bewaring heeft gezeten. Tot grote tevredenheid van Schüller. Zijn cliënt is een vrij man.
Op 11 februari vertrekt Benedict per bus naar een asielzoekerscentrum in Flevoland. Aan de Roggebotsluis, halverwege Dronten en Kampen, staan 134 duurzame huisjes in het groen.
Een maand later is hij terug in Amsterdam – en zit in de wachtkamer van het kantoor van Flip Schüller. De Keniaan is met het openbaar vervoer uit Dronten gekomen. Schüller heeft van de IND gehoord dat de dienst „voornemens is” de asielaanvraag af te wijzen.
Daarom werkt hij aan een zienswijze – een uitgebreide reactie, in de hoop de IND te overtuigen de aanvraag toch in te willigen. De strekking van Schüllers verhaal: zijn cliënt is op papier wellicht veilig, maar in de Keniaanse praktijk blijkt daar niets van. De advocaat verzamelt zoveel mogelijk informatie, met hulp van Benedict, hoogleraren en andere deskundigen, onder andere van Vluchtelingenwerk en Amnesty International.
Op 7 juli 2022 dient Schüller zijn gedetailleerd onderbouwde visie in bij de IND en begint het wachten. De advocaat ziet hoe de onzekerheid over de toekomst vreet aan zijn cliënt. En dat terwijl diens herstel toch al moeizaam verloopt. Vooral de concentratiestoornis en aanhoudende hoofdpijn baren Schüller zorgen. Hij drukt de Keniaan op het hart medische hulp te zoeken in het azc. Maar de aanwezige verpleegster kan weinig voor hem doen.
Op werkdagen heeft Benedict een baantje, voor twee uur per dag. Hij is verantwoordelijk voor het gereedschap waarmee het terrein wordt schoongehouden. Verder vullen zijn dagen zich met verveling. „Maar alles is beter dan Kenia”, zegt hij in die maanden tijdens een telefoongesprek met Schüller.
Bericht van de IND
Met Benedict gaat het ondertussen steeds slechter. Na een epileptische aanval eerder in de zomer wordt hij op 2 september 2022 buiten bewustzijn overgebracht naar het Isala-ziekenhuis in Zwolle. Daar komt hij een week later weer bij.
De diagnose: tuberculose. Hij lijdt aan een niet-besmettelijke variant van de bacteriële infectie, waarop asielzoekers bij binnenkomst in Nederland niet worden getest. De ziekte, die hij vermoedelijk al in Kenia heeft opgelopen, zorgt voor ontstekingen in zijn hersenen, met onder meer concentratieproblemen tot gevolg.
Na zijn ontslag uit het Isala-ziekenhuis gaat hij naar een gespecialiseerde tuberculosekliniek in het noorden van het land. Hij slikt dagelijks een cocktail van medicijnen. In januari 2023, een jaar na zijn aankomst op Schiphol, verblijft Benedict nog altijd in de kliniek. Zijn 24ste verjaardag begin die maand is geruisloos voorbij gegaan.
En dan, op zondag 29 januari 2023, ratelt om 14.14 uur de fax op het kantoor van Schüller. Het is een bericht van de IND. „Asielaanvraag wordt ingewilligd”, luidt de boodschap. Het is een standaardbriefje, zonder verdere onderbouwing van het besluit.
Schüller is verrast. De IND neemt zelden een zienswijze over. Geregeld is de tussenkomst van een rechter nodig om de uitkomst te bepalen.
Opgetogen belt hij Benedict. Die is ondanks zijn beroerde toestand door het dolle heen.
De Keniaan krijgt een „A-status”, zegt Schüller dezelfde avond aan de telefoon tegen NRC. Hoorbaar tevreden: „De erkenning van de Nederlandse staat dat hij bescherming behoeft.” Geroutineerd somt hij de rechten op van zijn cliënt: Benedict krijgt een tijdelijk paspoort, kan zonder werkvergunning aan de slag en heeft recht op een uitkering op het moment dat hij geen baan kan vinden. Daarnaast kan hij aanspraak maken op taal- en beroepsonderwijs. „En van gezinshereniging is geen sprake, want hij is alleenstaand.”
De vrees
Flip Schüller draagt een wit overhemd onder een donker pak. Hij is een paar dagen na de verlossende fax gaan zitten aan een lange tafel in de bibliotheek van het advocatenkantoor waarvan hij partner is. Het uitzicht op het Oosterpark in de hoofdstad is ook in de wintermaanden prachtig.
De voor hem meegebrachte taart heeft hij direct na binnenkomst van tafel gepakt en meegegeven aan een toevallig passerende stagiaire. „Voordat deze journalist denkt me te kunnen lijmen met een stuk taart.”
Hij wil bij aanvang van het gesprek meteen iets duidelijk maken: zijn cliënt en hij zijn bereid mee te werken aan een reconstructie, maar tot op zekere hoogte. Ze willen vertellen hóé hij vluchtte, niet waarom. „Het is de uitdrukkelijke wens van mijn cliënt om niet duidelijk te maken waar zijn vrees voor vervolging uit bestaat”, zegt Schüller. „Maar dat hij weg moest, staat vast.” Tevreden: „Ook voor de IND.”
Het is Schüller ten voeten uit: welbespraakt, zelfverzekerd en stellig. Hij bewaakt nauwlettend de grens van wat hij kan zeggen en wat niet. Zo moet Benedict vrezen voor „vervolging” in zijn thuisland, terwijl het „niet aannemelijk” is dat de Keniaanse overheid hem daartegen zou beschermen. Na een slok koffie: „Dat is alles wat ik erover kan zeggen.”
Of het zijn beslissing is om de exacte reden voor de vlucht niet te vertellen, of die van zijn cliënt?
„Dat gaat je geen donder aan.”
Tot een ontmoeting met Benedict zal het uiteindelijk nooit komen. De afspraak daarvoor komt al moeizaam tot stand, wordt tot twee keer toe verzet en uiteindelijk afgezegd. „I am not ready to go public and talk about it with another person”, laat Benedict per mail via Schüller weten. „I am very sorry.”
De Keniaan heeft nog altijd weinig energie. Vragen over zijn leven en gevaarlijke vlucht zal hij per mail beantwoorden, via Schüller. In lange maar heldere zinnen mailt hij een aantal weken later zijn verhaal. „The first moment I realised I was still alive, was when I woke up and saw nurses around me, asking if I knew where I was.” En hoewel hij niet op alle vragen ingaat, is desondanks goed te reconstrueren hoe hij ontkwam. „I knew I might die.”
De vlucht
Vanaf de grens van het district Muranga, waar Benedict in het begin van dit millennium opgroeit, is het nog twee kilometer zuidwaarts lopen naar het dorpje Thika. Daar, op ruim veertig kilometer van de hoofdstad Nairobi en te midden van wat huizen en een groot grasveld, staat zijn lagere school. Zoals veel overheidsinstellingen is die vernoemd naar Jomo Kenyatta, de eerste president van het land.
Benedict is de middelste van drie kinderen. Het gezin behoort tot de Kikuyu, de grootste etnische groep van het land. De meesten van hen zijn christen, net als Benedict en zijn familie.
Hij gaat graag naar school. Het is er veilig. Heel anders dan thuis, waar hij wordt misbruikt door zijn vader. Dat begint al op jonge leeftijd en wordt met de jaren steeds erger.
Ben, zoals Benedict zichzelf noemt, is opgelucht als hij na de basisschool op zijn veertiende het ouderlijk huis kan ontvluchten. Hij gaat in 2015 naar een dertig kilometer verderop gelegen middelbare school: de Giachuki High School in Muranga. Het is een christelijke kostschool waar de jongens en meisjes van elkaar zijn gescheiden. De jongens dragen een donkere pantalon, een blauw overhemd met korte mouwen en een bruine stropdas. De meisjes gaan gekleed in een bruine rok tot over de knie met daarboven een witte blouse. De docenten zien hun werk als een roeping en dragen hun dankbaarheid aan God dagelijks over aan de leerlingen.
Kenia is in die jaren, zeker in vergelijking met buurlanden Somalië en Ethiopië, een politiek rustig en stabiel land. Al kampt het met hoge werkeloosheid en zijn er in 1998 bij een bomaanslag van de islamitische terreurgroep Al-Qaida op de Amerikaanse ambassade in Nairobi 212 doden gevallen.
Benedict is na vier jaar klaar met zijn middelbare school en begint aan een ict-opleiding. Die rondt hij niet af. Het leven zit hem niet mee. Hij heeft amper geld, is diep ongelukkig en vreest te worden vervolgd.
Eind 2021 ziet hij nog maar één mogelijkheid: in een ander, ver land een nieuw leven opbouwen. Hij neemt het heft in eigen hand. In zijn gedachten ziet hij de leus nog staan, op de witte gevel boven de hoofdingang van de kostschool waar hij zo graag kwam: decision determines destination. Je beslissing bepaalt je bestemming.
In zijn hoofd loopt hij verschillende landen in Europa af. Groot-Brittannië is door de koloniale band een voor de hand liggende keuze voor veel Kenianen. Niet voor hem. Hij kent verhalen over slechte ervaringen van landgenoten die ernaartoe gingen. Via Google vindt hij een artikel over een jonge Keniaan die in 2019 boven Londen bevroren uit het landingsgestel is gevallen en in een achtertuin belandde. Het horrorverhaal geeft hem een slecht voorgevoel.
Nederland dan? De filmpjes die hij op YouTube ziet, spreken hem aan. De vrijheid, de tolerantie. Het lijkt hem een prettig land, op basis van alles wat hij erover ziet en leest.
Op internet zoekt hij naar de mogelijkheden om Nederland te bereiken. Ongezien met een schip mee lijkt hem de beste optie. Alleen vindt hij geen directe verbinding over zee vanuit Kenia. Er is, door zijn gebrek aan geld, maar één optie, realiseert hij zich: per vliegtuig. Want dát hij gaat, staat vast.
Hij praat er met niemand over, bang als hij is dat zijn plan uitlekt. Of nog erger: dat iemand hem ervan probeert te weerhouden. Uren achtereen zit hij op internet om zich voor te bereiden op zijn vertrek. Weg uit de misère.
Wat Benedict meenam op zijn vlucht
Tik/klik op de rode stippen voor extra informatie
Spanning
De zon is al onder op zaterdagavond 22 januari 2022 als Benedict met de bus aankomt bij Jomo Kenyatta International Airport in Nairobi. Het is 21 graden. In zijn tas zit wat extra kleding en spullen die hij later die avond misschien nog nodig zal hebben.
Om de beveiliging van de luchthaven te omzeilen, gaat hij naar de achterkant van het vliegveld. Daar is het aardedonker. Hij loopt langs het eindeloos lange hek, op zoek naar een mogelijkheid om er overheen te klimmen. Maar dat valt tegen. Tot hij ergens een plek ziet waar het hek aan de bovenkant is ingedeukt – alsof iemand hem is voorgegaan.
Hij test of er spanning op de afrastering staat. Dat is niet zo. Dan kijkt hij nog één keer om zich heen, klimt omhoog en springt op de gok naar beneden. Hij landt in het gras, dat tot zijn middel komt.
In het donker ziet hij amper iets. Heel voorzichtig loopt hij door het hoge gras. Zijn hart klopt in zijn keel. De zaklampfunctie van zijn telefoon durft hij niet te gebruiken, uit vrees dat iemand hem ziet. Maar hij is vooral bang een slang of een ander wild dier tegen te komen.
Na een halfuur komt hij bij een tweede hek. Opnieuw test hij of er spanning op staat – wederom heeft hij geluk. Ongezien klimt hij er overheen. De lichten van het vliegveld komen steeds dichterbij als hij op een derde hek stuit.
Het is hoger dan de eerste twee en de beschutting van het gras is er niet meer. Hij kijkt om zich heen. Nog één hek scheidt hem van de startbanen, die hij nu in de verte kan zien liggen. Hij pakt het raster vast en klimt, zo snel als hij kan, naar boven. Hij worstelt zich eroverheen en daalt aan de andere kant weer af.
Heeft iemand hem gezien?
Benedict houdt zijn adem in. Waar kan hij nu naartoe? Hij moet zo dicht mogelijk bij de startbaan zien te komen en zich tegelijkertijd ergens weten te verstoppen. Dan ziet hij verderop, aan de rand van een grasstrook, een klein schuurtje staan. Dichtbij de hangars, waar veel vrachtvliegtuigen parkeren op de luchthaven. Het lijkt de ideale plek om zich te verschuilen: uit het zicht en op renafstand van de vertrekkende vliegtuigen.
Hij sluipt naar het schuurtje – een niet afgebouwd hutje waarin wat hout en tuingereedschap is opgeslagen. Als de beveiliging hem heeft zien lopen, is hij de klos en zal hij meteen worden aangehouden. Doodstil wacht hij op wat gaat komen.
Maar er gebeurt niets, tot zijn verbazing. Hier is hij even veilig.
Vanuit het schuurtje heeft hij goed zicht op de startbaan – en op een pal daarnaast naastgelegen sloot, waar bij hevige regen het hemelwater van het asfalt in terecht komt. Nu is de drooggevallen greppel de ideale, laatste schuilplek op weg naar het vliegtuig.
Het is half twaalf. Er zou bijna een KLM-vliegtuig naar Amsterdam moeten vertrekken, weet Benedict van de site flightradar24.com. Maar het toestel is verlaat, ziet hij op zijn telefoon.
Hij hoort de motoren onder zich ronken en ruikt de verbrande kerosine
Wanneer het vliegtuig uiteindelijk na middernacht klaar is om te vertrekken en Benedict in de greppel wacht op zijn kans, ziet hij dat het toestel van achter wordt beschenen door de koplampen van een ander vliegtuig dat wil vertrekken. Wat te doen? Gewoon rennen? Hij kijkt naar de koplampen en besluit het vliegtuig naar Nederland te laten schieten.
Voorzichtig keert hij terug naar het schuurtje. Om tien voor half vier móét het gebeuren. Dan vertrekt de laatste vlucht naar Amsterdam terwijl het nog donker is.
Het is inmiddels afgekoeld naar 17 graden. In het schuurtje probeert Benedict van het hout een soort bed te maken om op te rusten. Voor de zekerheid zet hij de wekker op zijn telefoon om 3.00 uur. Maar de spanning en de vele muggen voorkomen dat hij in slaap valt.
Hij herkent het toestel van Cargolux Italia, dat op de geplande tijd is gearriveerd vanuit Johannesburg, direct. Het plaatje van het vliegtuig op flightradar24.com komt precies overeen met het toestel dat verderop wordt ingeladen.
De jonge Keniaan maakt zich klaar voor het allesbepalende moment. Hij draagt twee broeken over elkaar, een T-shirt, een trui met capuchon en daarover heen een fuchsiaroze zomerjasje. Op zijn hoofd heeft hij een grijze muts. Het stuk elektriciteitsdraad, een mondkapje tegen het coronavirus vanwege de verplichting daartoe op Schiphol, zijn telefoon en een paar oordoppen stopt hij in zijn zakken.
Nu moet hij wachten.
Wanneer het toestel naar de startbaan taxiet, verlaat hij het schuurtje, sluipt over het veld en duikt de greppel in. Vandaar beweegt hij zich tot nabij het begin van de asfaltstrook. Voorzichtig maar gedecideerd. Vanuit de greppel ziet hij hoe het vrachtvliegtuig de vier kilometer lange startbaan nadert en daar stilhoudt.
Dít is het moment.
Hoe Benedict in het vliegtuig klimt, dat snel daarna vertrekt
Hij rent zo hard als hij kan naar de achterkant van het vliegtuig richting de wielen – maar de vier stationair draaiende motoren blazen hem terug. Na nog twee pogingen heeft hij door hoe hij tussen de luchtstromen door kan rennen. Buiten adem klimt hij aan de linker achterzijde van het toestel op het dichtstbijzijnde wiel. Vandaar klautert hij verder omhoog.
Het landingsgestel is vies en vettig, maar door alle filmpjes op YouTube weet hij waar in de wielkast hij moet zijn. Hij heeft geen tijd te verliezen. Het vliegtuig kan ieder moment vertrekken.
Hij hijst zich op een dwarsbalk tegen de buitenwand en bindt zijn romp en benen snel vast met het gele elektriciteitsdraad – sterk, buigzaam, maar het zal door de kunststof buitenlaag niet snel in zijn huid snijden. Onder zich hoort hij de motoren ronken, hij ruikt de verbrande kerosine. Dan komt het toestel in beweging.
Vlug doet hij het mondkapje op en de oordoppen in, tegen het snerpende lawaai van de motoren. Dan ziet hij de witte strepen op de startbaan steeds sneller onder zich door schieten – tot de kist loskomt van de grond. De wielen en het landingsgestel klappen als één groot pakket naar binnen, pal naast hem. De lichtjes van Nairobi zijn het laatste wat hij ziet van de buitenwereld.
Binnen vijf minuten bibbert hij van de kou en verliest hij zijn bewustzijn. Zijn lichaam valt voorover, maar de elektriciteitskabel voorkomt dat hij valt.
Benedict en het inklappen van de wielen
Een veiligheidsprobleem
Het nieuws over de vondst van de verstekeling op Schiphol bereikt nog dezelfde dag Kenia. Een dag later, op maandag 24 januari, mailt een in Nairobi gestationeerde vertegenwoordiger van de marechaussee zijn collega’s op Schiphol voor meer informatie. „Voor de airportsecurity van het vliegveld van Nairobi is het van groot belang om uit te vinden hoe de verstekeling aan boord heeft kunnen komen”, schrijft hij.
Zelf beschikken de Keniaanse autoriteiten amper over informatie. Zo zijn de gemaakte camerabeelden onbruikbaar door de slechte verlichting op grote delen van de luchthaven. De Kenianen zijn daarom aangewezen op het verhaal van hun op Schiphol aangetroffen landgenoot en de bereidwilligheid van de Nederlandse autoriteiten. „Wie is de verstekeling en waar komt hij vandaan?” vervolgt de marechaussee zijn mail. „Welke route heeft hij afgelegd naar het punt waar hij is ingestapt? En heeft hij hulp gehad van derden?”
Waar de verstekeling door Nederland vooral als een humanitair drama wordt gezien, is zijn vondst voor de Keniaanse overheid een serieus veiligheidsprobleem. Hun landgenoot heeft opnieuw aangetoond dat de beveiliging van de grootste internationale luchthaven van Oost-Afrika rammelt. De zorgen daarover zijn groot in Nairobi. Het land leeft van de export en heeft sinds 2016 een rechtstreekse luchtverbinding met de VS. „Ik ben bang dat als we dit veiligheidsprobleem niet oplossen, we die status verliezen”, zegt senator Ledama Olekina al in 2019 in het Keniaans parlement na de vondst van de omgekomen verstekeling op Heathrow. De ontsnapping van Benedict doet volgens de Keniaanse krant Daily Nation de alarmbellen rinkelen bij de autoriteiten in het land.
Op 8 februari 2022 deelt de Nederlandse Marechaussee het geanonimiseerde verhoor van Benedict met de Keniaanse overheid. Niet lang daarna nemen bouwvakkers de luchthaven van Nairobi onder handen. Hekken rond het vliegveld worden vervangen, extra camera’s opgehangen en nieuwe verlichting geïnstalleerd rond de startbaan – de greppel is niet langer een donkere schuilplek.
Een normaal leven
Zo snel als Benedict hoopt, wordt zijn droom geen werkelijkheid, vertelt Schüller op een mooie zomerdag tijdens een gesprek bij hem thuis. Na zijn ontslag uit de tuberculosekliniek in april wacht zijn cliënt op een huis – net als zestienduizend andere erkende vluchtelingen. De Keniaan is om die reden weer terug in een asielzoekerscentrum, waar het leven dezelfde sleur heeft als vóór de fax.
Terwijl de zon naar binnen schijnt in de woonkamer zoekt Schüller naar zijn telefoon. De vraag was waar Benedict nu van droomt. „Kijk, hier is het antwoord dat hij me stuurde”, zegt Schüller, scrollend door zijn appjes. „Van een normaal leven. Met werk, een huis en een partner. Net als iedereen.”