N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Necrologie
„Ik heb een fascinatie voor mensen die door andere mensen met de nek worden aangekeken. Voor mensen die niet doorsnee zijn. Ik ben zelf ook niet doorsnee. Iedereen wil mooi op de foto. Maar dat is mijn doel niet. Mooi is iemand die volledig zichzelf is (…).”
Voordat fotograaf Céline van Balen afstudeerde aan de Rietveld Academie, liep ze al met haar kleinbeeldcamera over straat en maakte ze foto’s van zwervers, junks en alcoholisten, vaak mensen uit haar eigen omgeving. Een soort ontdekkingsreis naar hoe mensen in elkaar steken, schreef ze daar zelf over. Het hield haar bezig; hoe onzorgvuldig wij eigenlijk naar andere mensen kijken en hoe snel we ons oordeel klaar hebben: „Dan zien ze alleen maar het uiterlijk en hebben meteen een bepaald idee van hoe iemand is.”
Céline van Balen (Amsterdam, 18 augustus 1965) overleed dit jaar op 1 april en werd op 8 april gecremeerd op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Deze week werd door verschillende intimi en collega-fotografen op sociale media het nieuws over haar overlijden gedeeld. Van Balen was al sinds 2004 gestopt met fotograferen, en was volgens haar voormalige Rietvelddocent en galeriehouder Willem van Zoetendaal al een hele tijd uit de fotografiewereld verdwenen. „Ze had wellicht beroemd kunnen worden”, zegt Van Zoetendaal, die een deel van het werk van Van Balen in 2017 onderbracht bij het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. De druk van het succes bleek echter te veel voor haar. „Ze kon dat niet aan.”
Koesterend oog
Van Balen was nog maar kort afgestudeerd toen ze haar eerste grote foto-opdracht kreeg. Voor ‘Document Nederland’, destijds een samenwerking tussen het Rijksmuseum en NRC, maakte ze in 1999 een indrukwekkende portrettenserie van kinderen van zeven jaar. In het ‘Hollands Dagboek’ dat ze daarover voor NRC bijhield (daaruit komen ook bovenstaande citaten), noteerde ze hoe ze moest wennen aan al het geregel om die foto’s te maken, en aan al die mensen die zich met haar werk bemoeiden.
Ze kreeg meer grote opdrachten – zo maakte ze een fotoserie over jongeren uit het Gooi voor ABN Amro – en verwierf bekendheid in Nederland en daarbuiten. Voor het boek dat verscheen bij haar tentoonstelling in De Hallen in Haarlem in 2002 ontving ze de Kees Scherer Prijs voor het beste Nederlandse fotoboek.
De serie uit 1996 die ze maakte van islamitische meisjes met een hoofddoek behoort inmiddels tot de iconen van de Nederlandse fotografie – een van die portretten uit die serie is opgenomen in de Eregalerij van de Nederlandse Fotografie van het Nederlands Fotomuseum. „Ze zat heel dicht op de huid van de mensen die ze fotografeerde”, vertelt collega-fotograaf en voormalig docent Koos Breukel, die haar werk „hartstikke goed” vindt en haar „koesterend oog” roemt. Breukel: „Ze kon heel goed mensen in hun waarde laten en hun schoonheid zien.”