Zijn woede over het Duitse establishment had effect


Necrologie

Hans Magnus Enzensberger (1929-2022) De donderdag overleden schrijver Hans Magnus Enzensberger domineerde vanaf de jaren zestig het Duitse intellectuele debat.

Hans Magnus Enzensberger Foto Imago Literaturwerkstatt Berlin
Hans Magnus Enzensberger Foto Imago Literaturwerkstatt Berlin

Van angry young man tot speelse cynicus met een behoorlijke dosis ironie. Beter kun je de Duitse schrijver, dichter, essayist, uitgever, journalist, vertaler, pedagoog en provocateur Hans Magnus Enzensberger, die donderdag op 93-jarige leeftijd overleed, niet typeren.

Samen met zijn generatiegenoten Martin Walser, Jürgen Habermas en de in 2015 overleden Günter Grass domineerde hij vanaf de jaren zestig het Duitse intellectuele debat. Dat werd met name gevoerd over de verwerking van de Tweede Wereldoorlog, het collectieve Duitse schuldgevoel over de holocaust en de verrechtsing van de Bondsrepubliek onder kanselier Konrad Adenauer.

Enzensberger werd geboren in 1929 in het Beierse Kaufbeuren, maar groeide op in Neurenberg. Zijn ouders waren anti-nazi. Hij studeerde filosofie en literatuurwetenschap in Erlangen, Freiburg en Parijs, waarna hij in 1955 promoveerde op de poëtica van Clemens Brentano. Daarna werkte hij korte tijd als journalist bij de radio en als redacteur bij uitgeverij Suhrkamp.

Om het benauwende na-oorlogse Duitsland te ontvluchten vertrok hij in 1957 naar Noorwegen. In hetzelfde jaar verscheen zijn poëziedebuut Verteidigung der Wölfe dat in 1960 gevolgd werd door Landessprache. Uit beide bundels klinkt zijn woede over het naoorlogse Duitse establishment, dat nog altijd met een been in de Hitlertijd stond. Bertolt Brecht was in die maatschappijkritische poëzie zijn grote voorbeeld.

Toen Enzensberger merkte dat hij met zijn gedichten zijn politieke doelstellingen niet bereikte, richtte hij zich op de essayistiek. In een van zijn beroemdste essays, Die Sprache des Spiegel (1957), uit hij felle kritiek op het versluierende taalgebruik van het Duitse weekblad, waarin volgens hem de literaire erfenis van Goethe en Dylan Thomas ver te zoeken was.

In de hierop volgende jaren manifesteerde Enzensberger zich steeds meer als een links-geëngageerde intellectueel die zijn kritiek op de laat-kapitalistische samenleving richtte. Ook nam hij het op voor de studentenrevolte van de jaren zestig en de bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld.

In eerste instantie richtte zijn kritiek zich vooral op de politieke verhoudingen in eigen land. Na de geruchtmakende Spiegel-affaire in 1962, waarbij de politie een inval bij het weekblad deed om gelekte informatie over de versterking van de Bundeswehr in beslag te nemen, stelde hij samen met andere intellectuelen, zoals Günter Grass, Karl Jaspers, Ralf Dahrendorf en Peter Weiss het wezen van de Bondsrepubliek ter discussie. Volgens hen was die door het autoritaire bewind van Adenauer en diens minister van Defensie Franz Jozef Strauss aan het afglijden naar een nieuwe vorm van dictatuur. Als gevolg van dit debat werd eind jaren zestig serieus werk gemaakt van de strafvervolging van Duitse oorlogsmisdadigers.

Fidel Castro

Enzensberger richtte zijn kritiek ook op het buitenland. Zo brak hij uit protest tegen de agressieve buitenlandse politiek van de Verenigde Staten in 1968 een gastdocentschap aan Wes-leyan University in Connecticut af om naar Cuba te reizen. Daar wilde hij getuige zijn van de revolutie van Fidel Castro. In zijn documentaire-toneelstuk Das Verhör von Habana (1970), over een rechtszaak tegen Cubaanse contrarevolutionairen die betrokken waren bij de door de CIA gesteunde, mislukte landing in de Varkensbaai, koos hij duidelijk partij voor Castro. Maar tegelijkertijd raakte hij ook ontnuchterd door het geweld dat met diens revolutie gepaard ging. Toch raakte hij er niet door gedesillusioneerd en zou hij altijd een zwak blijven houden voor linkse experimenten. Het weerhield hem er echter niet van om in een essay de Chileense dichter Pablo Ne-ruda te kritiseren, die een groot bewonderaar van Stalin bleef, ook al waren diens misdaden tegen zijn eigen volk inmiddels geopenbaard.

Als essayist, die in een elegant Duits schreef, bleef Enzensberger tot op hoge leeftijd genadeloos scherp. Zo sabelde hij in zijn essay Mittelmass und Wahn (1988) het medium televisie neer als ‘nulmedium’.

Maar tegelijkertijd had hij als uomo universale oog voor wat belangrijk was in de geschiedenis en de literatuur. Dat bleek onder meer uit de door hem opgerichte Die Andere Bibliothek, waarin tussen 1985 en 2004 meer dan tweehonderd fraai uitgegeven boeken verschenen, van sprookjes tot een verslag van de Russische revolutie, van Descartes tot een vergeten Russische of Jiddische schrijver.

Als pedagoog publiceerde hij in 1998 Der Zahlenteufel (De telduivel), een wereldwijde bestseller waarin hij op geestige manier duidelijk maakte dat wiskunde helemaal niet moeilijk is. Het is maar een van de meer dan zeventig boeken van zijn hand.