Als de boren bij de buren even zwijgen, kan ik de voorbijgangers verstaan. De gesprekken gaan vaak over verbouwen. Wat te doen met dat ene glas-in-loodraam? Wel of geen dakkapel? Moet er een open keuken komen?
Ook tijdens etentjes dringt het thema zich op. Als in een gezelschap minstens één persoon verbouwt of denkt aan verbouwen, blijft het gesprek daar geregeld op hangen, als een onweersbui die vastzit tussen twee bergketens. De (voorgenomen) verbouwing roept bij de anderen herinneringen op aan hun eigen verbouwing, die van vrienden, of bij de buren. Bijna iedereen verbouwt, heeft verbouwd, gaat verbouwen of woont naast iemand die verbouwt.
De verbouwdrift heeft economische redenen, zoals verduurzaming en woningschaarste – bij gebrek aan woonruimte gooien mensen maar een extra verdieping op hun huis. Maar er moet ook iets anders spelen. Vaak gaan verbouwinggesprekken niet over isoleren of uitbreiden, maar over veranderen. De keuken is te landelijk, de vloer is passé, de badkamer heeft verkeerde tegels en dat muurtje moet eruit. Het huis moet op maat gesneden zijn voor de bewoner.
De Duitse socioloog Andreas Reckwitz stelt in zijn boek Gesellschaft der Singularitäten dat we leven in het ‘paradigma van het bijzondere’. „Niet op het gestandaardiseerde en reguliere zijn de hoop, de belangstelling en de inspanningen van instituties en individuen gericht, maar op het unieke, het singuliere”, aldus Reckwitz. Dat zie je terug in woonbladen en -programma’s. Aspirant-verbouwers wordt op het hart gedrukt hun huis in lijn te brengen met hun identiteit: „Past jouw nieuwe trap bij jouw persoonlijkheid?”, las ik op een site voor traprenovatie. Voor dit soort vraagstukken staan vele wooncoaches paraat. Ben je bijvoorbeeld geworteld in het verleden, maar met een open blik naar de toekomst, dan is het raadzaam om antieke en moderne elementen te combineren.
Mensen kiezen nog steeds wat anderen kiezen
Gek genoeg zie je in die bladen en programma’s, op Instagram en op Funda ook iets anders: een schrikbarende eenvormigheid. Denk aan alle visgraatvloeren, stalen tussendeuren, strakke witte of zwarte keukens met kookeiland, hoekige platte wasbakken. Wat zeggen die over de persoonlijkheden van de bewoners? En hoe komt het dat alle geïnterviewden in de badkamerspecial van VT Verbouwen, een uitgave van VT Wonen, hebben gekozen voor een ‘Japandi’ badkamer met ‘natuurlijke materialen’, beton ciré en messing kranen?
Over deze paradox wordt al volop getheoretiseerd. Zo publiceerde de Canadese onderzoeker Annetta Grant onlangs in het Journal of Consumer Researcheen paper waarvoor ze verbouwende Canadezen had geïnterviewd. Grant constateert bij hen een spagaat tussen enerzijds een verlangen naar uniciteit (singularization) en anderzijds de druk om te voldoen aan ‘marktstandaarden’. Geïnterviewden waren huiverig voor buitenissige tegels of ‘achterhaalde’ keukenkastjes: die zouden het huis minder verkoopbaar maken. Grant stelt gewichtig vast dat deze dynamiek leidt tot ‘dysplacement’: het lukt mensen niet zich hun huis echt eigen te maken.
Verklaart die marktgerichte blik inderdaad de na-aperij onder verbouwers? Niet helemaal, lijkt me. Je ziet die eenvormigheid immers ook in kleding of meubilair. En zo’n term als dysplacement lijkt me iets te veel eer voor de moderne mens. Veel mensen kunnen zich volgens mij prima thuisvoelen in een inwisselbaar decor. Sterker nog, ze floreren erin. Ik moet denken aan de woorden van Vincent Buskens, hoogleraar theoretische sociologie, onlangs in de Volkskrant. „Ik denk helemaal niet dat we geïndividualiseerd zijn, ik denk dat dat in hoge mate een misverstand is”, zei hij in een artikel over individualisme in Nederland. Volgens Buskens zijn we nog steeds gevoelig voor sociale beïnvloeding, maar dan in het geheim. „Wie een keuze moet verantwoorden, komt niet meer weg met het argument ‘dat doet iedereen’. Dan ben je een meeloper.”
Mensen kiezen nog steeds wat anderen kiezen, alleen doen ze nu alsof hun unieke persoonlijkheid ze op het Japandi-spoor heeft gezet. Media als VT Wonen spelen daar handig op in: ze laten zien wat anderen doen (ergo: wat jij ook moet doen), en leveren tegelijk de ik-ben-uniek-taal waarmee je je keuze kunt verantwoorden. Mensen geloven die taal vervolgens zelf: ze denken echt dat beton ciré hun product is. Het is bijna een vorm van betrekkingswaan.
Het is ook een soort collectieve zinsbegoocheling. Want hoezeer de mens ook geleerd heeft te praten in termen van zelfrealisatie, uiteindelijk blijft hij een kuddedier.
Het was de week van respijt. Niet voor de burgers in Gaza en Oekraïne, maar voor de staten – Israël en Rusland – die hen onophoudelijk bestoken. De Amerikaanse president Donald Trump besloot maandag weliswaar dat er toch weer Amerikaanse wapens richting Oekraïne kunnen (zolang Europa er maar voor betaalt) maar kwam ook met een nogal tam ultimatum richting Rusland: de Russische president Vladimir Poetin krijgt maar liefst vijftig dagen om na te denken over een staakt-het-vuren. En iedereen weet wat dat betekent: tot in ieder geval begin september, de hele zomer lang, zal Moskou doorgaan met bombarderen, en zullen er burgerdoden vallen in Oekraïense steden.
Trumps geflirt met gewelddadige autocraten; het ontbreken van een moreel kompas bij de Amerikaanse president; het gemak waarmee hij het multilateralisme overboord zet: het wordt in Europese hoofdsteden met ontstemming aanschouwd. Juist als het om Oekraïne gaat, lijken Europese beleidsmakers vastbesloten om het goede te willen doen, in weerwil van de Amerikaanse opstelling. In officiële toespraken wordt gehamerd op de vrijheidsstrijd die Oekraïne niet alleen voor zichzelf voert, maar voor héél Europa. Europese burgers wordt gevraagd om moed en weerbaarheid in deze geopolitiek roerige tijden. Daarom is het des te schokkender dat EU-landen zelf dinsdag besloten om voorlopig niet in actie te komen tegen Israëls genadeloze oorlog tegen de Palestijnse bevolking. Israël, klonk het, moet nog een kans krijgen om te bewijzen dat het wel bereid is om hulpgoederen naar Gaza toe te laten, ook al heeft het land op dat vlak tot nu toe overduidelijk gefaald.
Lees ook
Een dodelijke val: hoe Israël met gemilitariseerde ‘voedselhulp’ Palestijnen in Gaza samendrijft
Op aangeven van minister Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC) werd onlangs in Brussel een onderzoek ingesteld naar de vraag of Israël de voorwaarden schendt uit het associatieverdrag dat het met de EU heeft, zoals het respect voor humanitair recht. De conclusie: ja, Israël schendt die voorwaarden. Een logische, coherente vervolgstap zouden sancties zijn geweest, en niet het totale gebrek aan daadkracht dat de EU nu laat zien. Vergeleken hiermee voelt Trumps slappe ultimatum richting Poetin opeens als een krachtig statement.
Wat het inmiddels ontmantelde USAID was voor de VS, is het internationaal recht voor de EU: waardevolle soft power, waarmee invloed en moreel leiderschap kan worden uitgeoefend in de wereld. De EU heeft geen grote legers, geen dominante techbedrijven, geen omvangrijke olievelden, maar dwingt wel gezag af via de regels die zij hoog houdt en de wetten en afspraken waarop die zijn gebaseerd. Met het besluit om Israël vooralsnog niet onder druk te zetten, geeft de EU een gevaarlijk signaal af, vooral ook voor zichzelf, dat internationale normen en universele waarden een keuzemenu zijn. Soms heb je er zin in, soms niet.
Vorige week werd door de EU al een akkoord bereikt met Israël over het hervatten van hulp. Volgens Veldkamp toont Israël alweer wat goede wil, omdat het dagelijks een flink aantal vrachtwagens met hulp zou doorlaten, al kan niemand de cijfers van de minister bevestigen. EU-landen spraken af dat ze aan het eind van de zomer de balans gaan opmaken. Iedereen weet wat dat betekent: de komende tijd blijven Palestijnse mannen, vrouwen, jongeren en kinderen vogelvrij. De EU-ministers waren dinsdag niet bezig met het voorkomen van genocide, zoals ze volgens het genocideverdrag verplicht zijn te doen, maar vooral met de vraag hoe voorkomen kan worden dat Israël hiervoor ter verantwoording moet worden geroepen.
Lees ook
Zeven gerenommeerde wetenschappers vrijwel eensgezind: Israël pleegt in Gaza genocide
Volgens Veldkamp zal de EU druk blijven uitoefenen op Israël om ervoor te zorgen dat de belofte van meer hulp ook echt wordt nagekomen. Het track record van Israël op dit vlak is niet hoopgevend. In de afgelopen weken werden meer dan achthonderd Palestijnen gedood bij de officiële, door Israël ingerichte voedseldistributiepunten. Voedsel halen was in Gaza nog nooit zo gevaarlijk. Woensdag, een dag ná het door de EU-ministers verleende respijt, vielen er opnieuw tientallen doden bij zo’n distributiepunt.
Dat er iets meer hulp de grens overgaat, is op zichzelf vooruitgang (als het klopt), maar dat de EU de economische drukmiddelen waarover het richting Israël beschikt niet wil inzetten, is onbegrijpelijk en misschien zelfs wel strafbaar. Een groep advocaten van de Frans-Belgische Vereniging Jurdi (advocaten voor de naleving van het internationaal recht) wil de Europese Commissie en EU-landen wegens nalatigheid voor het EU-Hof van Justitie in Luxemburg slepen. Een initiatief dat alle steun verdient en als waarschuwing zou moeten dienen voor alle politici die denken dat ze de ogen kunnen sluiten terwijl er pal voor hun neus misdaden tegen de menselijkheid worden begaan.
‘I’m a genocide scholar. I know it when I see it”, luidde dinsdag de kop van een veel gedeeld artikel uit The New York Times. Omer Bartov, hoogleraar Holocaust- en genocidestudies aan Brown University, beschreef hierin waarom het eindeloze bombarderen, doodschieten, platwalsen en wegjagen in Gaza volgens hem voldoet aan de kenmerken van genocide. Hij signaleerde daarnaast een kloof tussen genocidewetenschappers en Holocaustdeskundigen. De eerste groep noemt ‘Gaza’ steeds vaker een genocide, de tweede niet. Dat is niet per se verrassend: genocidewetenschappers zijn getraind om te zoeken naar patronen, Holocaust-experts benadrukken eerder de uniciteit van die ene verschrikkelijke volkerenmoord.
Ik vond het een interessant en overtuigend artikel, en tegelijk vroeg ik me af of de nadruk op het genocidevraagstuk de aandacht niet te veel afleidt. Of je Gaza een genocide noemt is inmiddels een test geworden om te tonen aan welke kant je staat. Wat je bijna zou vergeten, is dat genocide maar een van de termen is in het internationaal recht. De Frans-Britse jurist Philippe Sands, die in zijn boek East West Street schreef over de oorsprong van de term in 1944, is daarom kritisch op het concept. Het feit dat landen voor genocide vervolgd kunnen worden in het Internationaal Gerechtshof, maar niet voor andere misdaden, geeft het signaal af dat genocide erger is. Onterecht, zegt Sands: „Misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden zijn net zo verschrikkelijk.”
Wat door de genocidediscussie onderbelicht blijft: als het concept genocide niet bestond, schond Israël nog steeds het internationaal recht. De aanvallen op Gaza voldoen overduidelijk niet aan de eis van proportionaliteit. Met het permanent onder vuur nemen van burgers en het verdrijven van de bevolking begaat Israël oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. De écht relevante vraag is waarom het dit vrijwel ongestraft kan blijven doen. Deze week bleek weer dat de EU geen overeenstemming kon bereiken over sancties. De tweede vraag is wat de gevolgen daarvan zijn – niet alleen voor Gaza, maar ook voor het internationaal recht en de morele functie van de Holocaust.
Ik herlas deze week het geweldige boek Thinking the Twentieth Century, waarin historicus Tony Judt vlak voor zijn overlijden langdurig werd geïnterviewd door zijn twintig jaar jongere vakgenoot Timothy Snyder. Judt, zelf Joods en als tiener overtuigd zionist, was in 2009, toen Snyder hem sprak, inmiddels zeer kritisch op Israël. „Israël buit de angsten, herinneringen en verantwoordelijkheden van andere staten uit. Maar al doende riskeert het het morele kapitaal te verbruiken dat dit mogelijk maakte”, aldus Judt. En: „In de komende jaren zal Israël de betekenis en bruikbaarheid van de Holocaust vernietigen, door die te reduceren tot wat hij volgens veel mensen al is: Israëls excuus voor wangedrag.”
Dat is ook waarover Bartov zich druk maakt in het New York Times-artikel: dat de Holocaust door Gaza aan morele zeggingskracht verliest. „Wat ik vrees is dat het in de nasleep van de Gaza-genocide niet langer mogelijk zal zijn om de Holocaust te onderwijzen en onderzoeken op de manier waarop we dat voorheen deden. Omdat de Holocaust zo onophoudelijk is aangeroepen door de Israëlische staat en zijn aanhangers als een cover-up voor de misdaden van het IDF, kan de studie en herdenking van de Holocaust zijn claim verliezen zich bezig te houden met universele rechtvaardigheid.” Dat laatste is een belangrijk punt. De Holocaust is, in de woorden van cultuurhistoricus David Wertheim vorig jaar in De Groene Amsterdammer, „het morele fundament van onze samenleving”. In de post-religieuze wereld werd ‘Auschwitz’ volgens hem „de bron waarop de liberale democratie telkens weer kon terugvallen”. De Holocaust als moreel ijkpunt, een manier om mensen bij te brengen wat beschaving is.
Maar een moreel ijkpunt heeft alleen nut als je er dingen aan mag ijken. Anders wordt de les slechts letterlijk: „Nooit meer mogen miljoenen Joden worden afgevoerd naar Polen, in concentratiekampen gestopt en vergast”. Dat is geen les, want de geschiedenis herhaalt zich nooit hetzelfde. Daarom zijn termen als genocide, oorlogsmisdaad en misdaad tegen de menselijkheid bedacht: om te abstraheren van de historische gebeurtenis en ervoor te zorgen dat we het ook erg vinden, en ingrijpen, als niet-Joden in een ander land dan Polen op een andere manier worden vermoord.
Je kunt niet tegelijkertijd willen dat de Holocaust een moreel ijkpunt blijft, en gaan steigeren als mensen het, door te protesteren tegen het gedwongen verplaatsen, uithongeren en nodeloos doden van grote groepen mensen, daadwerkelijk als ijkpunt gebruiken. Door voor Israël een uitzondering te eisen, maken verdedigers van de Israëlische regering de Holocaust onbruikbaar en het internationaal recht, dat mede als reactie erop ontstond, betekenisloos.
‘Ik vond het heerlijk in Amerika, ook voor mij als vrouw was het een verademing”, zegt Ruth Oldenziel. „Ik kon er ontdekken wie ik was, wie ik kon zijn.”
Oldenziel is hoogleraar aan de technische universiteit Eindhoven en hoofdredacteur van een Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift, Technology and Culture. Tien jaar woonde ze in de Verenigde Staten. Ze promoveerde er en doceerde Amerikaanse geschiedenis aan Yale, een van de beste universiteiten van het land. „Ik ben daar echt tot bloei gekomen, politiek, maar ook cultureel en intellectueel volwassen geworden. Yale is een elite- universiteit, maar helemaal geen ivoren toren”, vertelt ze in haar appartement in Amsterdam.
Nadat ze in 1991 was teruggekeerd naar Nederland, was Ruth Oldenziel jarenlang een veelgevraagd Amerika-expert op televisie. Ze bleef vaak naar Amerika gaan en onderhoudt nog altijd nauwe banden met het land, zowel privé als professioneel.
Dit jaar aarzelt ze of ze weer zal gaan. Sinds Trump opnieuw aan de macht is worden topuniversiteiten aangevallen, drogen fondsen op en worden databases ontoegankelijk gemaakt. Bevriende academici overwegen uit de VS te vertrekken of doen dat daadwerkelijk. Ruth Oldenziel: „Alle waarden en normen van de democratie, van de rechtsstaat, van kennis, worden ondermijnd. Eigenlijk van alles waar ik voor sta.”
Oldenziel vertrok in 1981 als jonge vrouw naar Amerika, met wat ze achteraf omschrijft als een „typisch Europees superioriteitsgevoel’’. Ze was een „gymnasiummeisje’’ uit het Amsterdam van de jaren zeventig. Linksig. Doordrenkt van kennis over de klassieken. Ze sprak bij vertrek beter Frans en Duits dan Engels.
Amerika, dat was oppervlakkig. Dat was fout in Vietnam. Het stond gelijk aan populaire cultuur zonder diepgang. Het continent waar Europa zich tegen kon afzetten. Haar plan was om er een jaar te gaan studeren, vooral om haar Engels te verbeteren. Het bracht Oldenziel veel meer.
„In Amerika leerde ik, er niet vanuit te gaan dat de ander dom is. Wat in Europa wél de intellectuele houding is. Ik werd er gestimuleerd mijn potentieel helemaal uit te buiten. Ook mannelijke docenten omarmden vrouwenstudies, mijn mond viel open. Ze stimuleerden me alles uit mezelf te halen, zonder allerlei MeToo-achtige situaties.
„In Nederland had ik op dat vlak verschrikkelijke dingen meegemaakt op de middelbare school. Daar had je toen geen woorden voor, dus je probeerde er maar mee om te gaan. Je werd weggezet als leuk ding, of als te ambitieus. Omdat we allemaal links en progressief waren, hoefden we zogenaamd niet aan feminisme te doen. Toen ik in 1991 weer terugkwam vond ik het waanzinnig hoe Nederland achterliep in de omgang met seksisme en ook racisme.”
Toch bent u niet in Amerika gebleven.
„Een universiteit had me een vaste baan aangeboden. Maar ik dacht: als ik blijf, ben ik geamerikaniseerd. Dan heb ik geen kritische blik meer.
„Ik wist ook: kinderen opvoeden in Amerika, dat is een soort gouden strop. Je moet voortdurend geld verzamelen om ze een goede opleiding te kunnen geven. Ik kende de waarde van de Nederlandse publieke sector. Met de opleiding die ik had gehad stond ik al 10-0 voor op mijn leeftijdgenoten in Amerika, die met enorme studieschulden zaten.
„Toen ik terugkwam was de Europese integratie een enorm thema, met het verdrag van Maastricht en allerlei vragen waarvoor Amerika ook had gestaan, zoals de verhouding tussen de deelstaten en het geheel. Dat vond ik erg leuk. Het was een goede tijd om terug te komen.”
Het duurde wel even voor Oldenziel in Nederland haar stem als Amerikaduider had gevonden. „Amerika is als vrouwen en voetbal: iedereen hier heeft er een mening over, iedereen is deskundig. Dat is lastig als je er een academische graad in hebt. Daar wordt wat lacherig over gedaan: haha, jij bent expert. Als mensen dingen over Amerika beweerden waar ik veel over wist, dan dacht ik: ik houd m’n mond maar, want waar moet ik beginnen?”
Hoe bent u vaste gast geworden op televisie en radio?
„In 1997 kwam president Clinton naar Nederland, voor de viering van vijftig jaar Marshall-hulp. Ik zat in een middagprogramma toen er breaking news kwam over een aanklacht tegen Clinton wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag. [Historicus] Maarten van Rossem naast me deed het lacherig af. Ik schatte dat heel anders in, doordat ik in Amerika les had gegeven en weet wat seksuele intimidatie op de werkplek daar betekent. Het werd een van de grootste zaken van politiek Amerika.
„Vanaf dat moment werd ik vaak gevraagd. Vanwege het contrast ook vaak met Van Rossem: hij de man met die stoppelige baard, en ik het leuke plaatje ernaast. Daar was de televisie dol op. Ik probeerde altijd analytisch te zijn, geen commentator. Zo ontdekte ik hoe ik over Amerika kon praten, zo heb ik mijn stem gevonden.”
Maar de afgelopen jaren horen we die stem niet meer.
„In 2016, toen Trump voor het eerst gekozen werd, heb ik de avond ervoor op een bijeenkomst van hogere ambtenaren gezegd: hier is een fascist. En ik liet me bij een paneldiscussie verleiden om te zeggen: ik denk dat Hillary Clinton wint. Daar werd ik de volgende dag, toen Trump gewonnen bleek te hebben, op aangesproken.
„Daarna werd ik nog wel voor een aantal programma’s gevraagd, maar ook heel snel afgeserveerd en als vrouw geïdentificeerd met Hillary. Terwijl het natuurlijk onbegrijpelijk was, dat Trump was gekozen. Ik werd niet meer als deskundige gezien, maar als vrouw. En fascisme, dat kon je niet zeggen, want het viel toch allemaal wel mee met Trump, hij meende het toch niet?
„Dat Biden in 2020 werd gekozen, begreep ik eigenlijk ook niet. Toen realiseerde ik me: kan ik nog wel deskundige zijn? Toen ben ik gestopt.
Ik heb ooit voor iemand gewerkt die dezelfde persoonlijkheid had als Trump, dus ik herkende zijn pathologie onmiddellijk
Bent u als hoogleraar Amerikaans-Europese Techniekgeschiedenis niet bij uitstek geschikt om het Amerika van Trump, met de invloed van de masculiene techbros, te duiden?
„Ik heb ooit voor iemand gewerkt die dezelfde persoonlijkheid had als Trump, dus ik herkende zijn pathologie onmiddellijk. Zo iemand is onvoorspelbaar en irrationeel: leeft van het misleiden van anderen, gedijt bij chaos en put zich uit in het ontregelen. Analytisch commentaar is zinloos – al was het maar omdat de huidige mediaformats daar niet meer op toegerust zijn.”
Hoe bent u omgegaan met die man die zich op het werk net als Trump gedroeg?
„Het was een vrouw. Het is onmogelijk om met rede van zo iemand te winnen. In die situatie zitten we nu allemaal. We hebben niets te kiezen. Trump zit daar als president en wij kunnen geen ontslag nemen, we kunnen geen andere baan zoeken om ervan af te zijn.
„Collega’s zeggen vaak: ach, het is een pendule. Er komt altijd een tegenbeweging. Ja, totdat het niet zo is. Dat is ook in Duitsland gebleken. En welke krachten zorgden ervoor dat Hitler uiteindelijk toch verloor? Dat kon alleen omdat Amerika daarvoor de intellectuele, logistieke en militaire kracht had. Dat was het democratisch en academisch superieure Amerika waar ik in de jaren tachtig, nog maar 35 jaar na het einde van de oorlog, naartoe trok.
„Er zijn natuurlijk meerdere Amerika’s, maar dat was mijn Amerika. En mijn Amerika is nu stuurloos.”
Ik hoop dat er überhaupt nog verkiezingen komen. Dat is niet vanzelfsprekend. Die man wil niet meer weg
Heeft het u verbaasd dat mensen die redelijk weldenkend leken – in de Amerikaanse politiek, het bedrijfsleven, de advocatuur – zo snel voor Trump door de knieën gingen en doen wat Trump ze opdraagt?
„Helemaal niet. Als historicus weet ik dat het zo werkt. Duitsland was begin jaren dertig ook een rechtsstaat, natuurlijk wel een beetje wankel, maar met veel weldenkende mensen. Ik heb altijd een negatief beeld gehad van de mensheid, ik geloof niet in het goede van de mens. Je kan jezelf ook niet vertrouwen, dat je het goede doet.
„Januari dit jaar zei ik tegen iedereen in mijn kring die het horen wilde: hoe lang heeft Hitler erover gedaan om de macht naar zich toe te trekken? Nou, dat is dus drie maanden geweest, of vijftig dagen. Dus, zei ik, in maart is het zover. Wen er maar aan. Ik hoop dat er überhaupt nog verkiezingen komen. Dat is niet vanzelfsprekend. Die man wil niet meer weg.”
Is die parallel met het fascisme voor u extra belangrijk, omdat u uit een Joods gezin komt?
„Ik ben opgevoed door een onderduikmoeder. Het is niet voor niets dat ik voorzitter ben geworden van een vluchtelingenorganisatie, TakeCareBnB, nadat Trump de eerste keer gekozen was. Het gaat om de strijd tegen fascisme en racisme. Om democratie en rechtsstaat. Grote woorden, maar nu ze opeens ter discussie staan weten we weer wat hun betekenis is.
Ik ben ermee opgevoed dat het zomaar weer kan gebeuren. Daarom ben ik ook geschiedenis gaan studeren, met specialisatie twintigste eeuw, vooral tussen de twee wereldoorlogen.”
Foto Jagoda Lasota
„Nu zeg ik tegen mijn vrienden in Amerika: hou op met zeggen dat het niet erger kan”
Wat betekenden de verheven idealen uit bijvoorbeeld de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring voor u?
„Ik ben niet naar Amerika vertrokken omdat ik het land zo geweldig vond. Ik kwam uit een kritische traditie. Het idee van Amerika als democratisch gidsland, als City upon a Hill , is natuurlijk altijd omstreden geweest. Maar toen Obama in 2008 werd gekozen, nadat het land zichzelf in de Irak-oorlog helemaal was kwijtgeraakt, dacht ik wel … wow! Het kan dus toch!
„Nu zeg ik tegen mijn vrienden in Amerika – hou op met zeggen dat het niet erger kan.
„Als voorzitter van een vluchtelingenorganisatie ken ik genoeg verhalen van mensen die denken, nee, dat gebeurt niet. En van de ene dag op de andere moeten ze toch die beslissing nemen te vluchten.”
Hoe verlopen dat soort gesprekken?
„Drie voorbeelden uit mijn netwerk. Eén koppel van een topuniversiteit is bezig met het Franse programma om academici daarheen te laten verhuizen. Het zijn kritisch denkende mensen, ze hebben een transkind. Global citizens, voor hen is die stap niet zo groot.
„Dan heb ik een geweldige collega, die zit bij een B-universiteit in een B-baan. Onder zijn studenten zijn heel veel Trump-stemmers. Hij zegt: ik blijf op mijn post, ik ga met mijn studenten in gesprek, dat vind ik mijn morele plicht. Als ik mijn baan verlies, is dat een onderdeel daarvan.
„En dan heb ik vrienden in Washington, om de hoek bij het Witte Huis, die ook de hele wereld rondtrekken. Maar zij willen het gesprek niet aan.”
Bent u in de rouw, over uw Amerika?
„In januari dit jaar was ik gewoon depressief van wat er in Amerika gebeurde. Maar mijn mentale omslag is al sinds 2016 aan de gang. Ik ben nu politiek verweesd. Maar de band met mijn Amerika, in het persoonlijke, is gebleven.”
Serie De VS & wij
Deze zomer interviewt NRC Nederlanders die een sterke persoonlijke band met de VS hebben. Veranderen hun gevoelens en ideeën over het land, nu dat onder Trump zo verandert?