Opinie | Bedreiging van politici ís niet normaal, pak dat aan

Staatsveiligheid Het aangekondigde vertrek uit de politiek van Kaag is een nederlaag voor de democratie, en verdient de aandacht van de AIVD, die daarvoor moet worden toegerust, meent .
D66-leider Sigrid Kaag, vice-premier en demissionair minister van Financiën, bij aankomst op het Binnenhof.
D66-leider Sigrid Kaag, vice-premier en demissionair minister van Financiën, bij aankomst op het Binnenhof. Foto Laurens van Putten / ANP

Vicepremier en D66-leider Sigrid Kaag, tevens demissionair minister van Financiën, heeft besloten zich niet opnieuw kandidaat te stellen voor het lijsttrekkerschap van haar partij. Kaag schreef in een mail aan haar achterban dat haar periode in de landelijke politiek gepaard ging met haat, intimidatie en bedreiging, wat een te zware wissel trok op haar en haar gezin.

Het cynische van dit besluit is dat velen het al zagen aankomen. Kaag heeft, net als te veel andere politici en bestuurders, al veel langer te maken met bedreigingen en wordt daarom voortdurend beveiligd. Na de uitzending van het tv-programma College Tour in mei waarin de dochters van Kaag zich emotioneel en bezorgd toonden over de veiligheid van hun moeder, was de teneur van veel commentaren dat dit wel eens aanleiding voor Kaag zou kunnen zijn om zich op termijn uit de politiek terug te trekken.

En nu is er inderdaad vooral veel begrip voor de stap van Kaag. Voormalig ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers twitterde dat „een keus voor je gezin […] altijd goed [is]”. Partijleider Caroline van der Plas (BBB) kon zich Kaags „besluit om te kiezen voor haar familie heel goed voorstellen”, PvdA-leider Attje Kuiken vond het „niet geheel verrassend”, demissionair minister-president Mark Rutte (VVD) toonde „veel respect” voor het besluit van Kaag en zo zijn er nog veel meer soortgelijke reacties.

Ondermijnen

Begrip voor het moeten doen van concessies aan de democratie vanwege bedreigingen en geweld is op zijn minst twijfelachtig te noemen. Alsof bedreigingen een gegeven zijn, een verrassende externe factor waar je verder niet zoveel aan doet. De realiteit is echter anders.

Al jaren waarschuwt de AIVD in openbare publicaties dat het anti-overheidssentiment zorgelijke proporties begint aan te nemen. In 2019 schreef de dienst dat anti-overheidsextremisme de democratische rechtsorde structureel kan ondermijnen. Ze constateerde een „onrustbarende toename van het aantal bedreigingen” van politici vanuit een radicale onderstroom van eenlingen en groepjes, die geweld als steeds acceptabeler middel beschouwen.

Lees ook dit interview met Paul Abels: ‘De politiek krijgt te veel invloed op de AIVD’

De AIVD zag in 2021 gewelddadig anti-overheidsextremisme ontstaan en achtte een terroristische aanslag uit die hoek inmiddels „voorstelbaar”. De dienst ontdekte zelfs daadwerkelijke aanslagplannen.

Sigrid Kaag wilde de gevolgen van deze ontwikkelingen niet langer afwachten. Het is onacceptabel dat de overheid niet meer veiligheid kon bieden aan een bedreigd politicus. Extremistische personen en groepen zullen zich gesterkt voelen door deze werkwijze en uitkomst, en zich aangemoedigd voelen om die ook op andere politici en bestuurders toe te passen. Het risico ontstaat dat niet de kiezers bepalen wie in de Tweede Kamer plaatsneemt, maar de grootste bedreigers.

Begrip voor het moeten doen van concessies aan de democratie vanwege bedreigingen is op zijn minst twijfelachtig

In plaats van begrip te tonen voor het onder bedreiging neerleggen van de functie door een gekozen volksvertegenwoordiger (1.237.897 miljoen mensen stemden op Kaag tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2021), kunnen politici zichzelf beter de vraag stellen: als we dit zagen aankomen, waarom hebben we het dan niet weten te voorkomen? En hoe gaan we dit in de toekomst dan wel voorkomen? Het probleem is te diepgeworteld om oplossingen te zoeken in moderatie op sociale media of in het strafrecht. Dat is slechts symptoombestrijding.

Vroeg stadium

De aangewezen organisatie om meer te doen aan deze dreiging, is de AIVD. De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geeft de AIVD de taak om onderzoek te doen naar organisaties en personen die door hun doelen of acties een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde. Onderzoek door de AIVD richt zich juist niet op strafbare feiten, maar op de bredere fenomenen, trends en ontwikkelingen waarvan strafbare feiten slechts het mogelijke sluitstuk zijn. Daardoor kan de AIVD in een vroeg stadium waarschuwen voor op het oog nog onzichtbare dreigingen.

Het besluit van Kaag staaft de constateringen van de AIVD dat anti-overheidsextremisme een „sluipend en serieus gevaar voor de democratie” vormt en geeft meer dan genoeg aanleiding om te concluderen dat de AIVD er een serieus onderzoeksveld bij heeft gekregen.

Anti-overheidsextremisten verdienen dezelfde aandacht als spionnen, jihadisten, rechts-extremisten en hackers. Verbreding van het aandachtsgebied van de AIVD mag echter niet ten koste gaan van onderzoek naar bestaande dreigingen. De demissionaire status mag dit kabinet er niet van weerhouden om, in het belang van de democratie, de AIVD voldoende toe te rusten op deze nieuwe, blijvende taak.