Theater ‘Boer Koekoek’ is een voorstelling over Hendrik Koekoek, de oprichter van de Boerenpartij die een enorme winst behaalde in de Provinciale Statenverkiezingen van 1966. Sterk zijn de dialogen waarin complexe discussies van vroeger én nu in heldere taal worden gevat.
Scène uit de voorstelling ‘Boer Koekoek’. Foto Ben van Duin
Als boer Koekoek opkomt, breekt de zon door. Het publiek grijpt naar zonnebrillen en de man op het toneel wordt een silhouet, een zwarte uitsnede tegen het groene Drentse land. Koekoek staat op een biljart en begint te speechen. Historie en theatrale werkelijkheid grijpen hier, in Hollandscheveld, mooi in elkaar. Op deze plek riep politicus Koekoek zo’n 60 jaar geleden op tot protest – wat uiteindelijk tot de Boerenopstand van 1963 leidde.
Theatermaker Tom de Ket, de regisseur van de voorstelling Boer Koekoek, heeft heel wat grote locatieproducties op zijn naam staan. Neem Het pauperparadijs (2016) of Mammoet (2019), beide ook in Drenthe. Recent kwam daar 14, een (al even spectaculaire) musical over voetbalicoon Johan Cruijff bij. Nu zet De Ket een andere nationale bekendheid in de schijnwerpers: Hendrik Koekoek, die vanaf de jaren zestig landelijke aandacht trok met zijn Boerenpartij.
Bij de Provinciale Statenverkiezingen in 1966 won Koekoek plots tientallen zetels. Dat doet natuurlijk denken aan de recente monsterzege van de BoerBurgerBeweging. In zijn script mengt De Ket het verleden daarom met hedendaagse ongenoegens van boeren en stedelingen.
Boer Koekoek is een komedie geworden. Op het toneel staan acteurs die spelen dat ze een generale repetitie uitvoeren; ze zijn van een buurtvereniging die theater maakt over de politicus. Dat is best complex – ook omdat het om acht personages draait, die allemaal ongeveer even belangrijk zijn.
‘Hier kom ik weg’
In de fictieve voorstelling zit Koekoek aan de keukentafel bij een boerengezin, verzint een list met zijn campagnestrateeg of staat bevlogen (en een tikje houterig) te speechen. Op zijn agenda staan de heffingen die boeren sinds 1956 moeten betalen aan het Landbouwschap. De boeren zien dit als ongewenste inmenging van de overheid en dat escaleert wanneer beslag wordt gelegd op de huizen van wanbetalers.
Als zo’n historische scène is afgelopen, worden de spelers weer hedendaagse Drenten, die allemaal anders denken over stikstofnormen en de toekomst. De ‘BN’er’ (Han Oldigs) die zogenaamd door de buurtvereniging is ingevlogen om de hoofdrol te spelen, blijkt in het echte leven vooral geïnteresseerd in z’n loonstrookje; de boer (Rein Hofman) die de decorwisselingen verzorgt, botst met de student (Jeske van de Staak) die een kweekvlees-‘start-up’ wil opzetten. Sterk zijn de dialogen waarin De Ket complexe discussies van vroeger én nu in heldere taal vat. Zo ontstaat een overvloed aan karakters en meningen. Maar daarin raken de historische gebeurtenissen rond Koekoek nogal eens ondergesneeuwd. Zeker aangezien Boer Koekoek ook visueel en muzikaal vuurwerk wil bieden. Dat is jammer, want juist met het historische verhaal van de opkomst van de Boerenpartij had De Ket de huidige situatie meer kunnen duiden.
Foto Ben van DuinFoto Ben van Duin
Maar een spektakel is het. In het toneelbeeld is een glansrol voor het weidse landschap, waarop je vanuit een open loods uitkijkt. Daarnaast is het decor inventief met foefjes als een papier-spuwende archiefkast, een wilde kermis en gestunt met vuur. En ook muzikaal klatert Boer Koekoek met een reeks Drentstalige nummers van de bühne. Vooral Van de Staak en Sophie Bakker (als rebelse dochter) maken vocaal indruk. In protestsongs rammen de acteurs ritmisch op vaten en een uitvoering van Daniël Lohues’ ‘Hier kom ik weg’ is schitterend. „Veur mien hiele leben”, klinkt het, als de zon is ondergegaan, „ben ‘k met dizze horizon verweben.”
De enorme catwalk heeft er vast wat van afgesnoept, maar in principe passen er 17.000 bezoekers in de Ziggo Dome. Doe dat keer vijf en je komt op meer bezoekers uit dan er in een uitverkochte Johan Cruijff Arena passen. En dat terwijl hij in 2015 dezelfde zaal slechts een keer vulde. Er is blijkbaar iets veranderd in de tussentijd. Er was vorig jaar nog een verrassend sterk album, maar dat was geen blockbuster die miljoenen keren over de toonbank ging zoals in zijn gloriejaren. Het is vooral gaan gonzen door de honderd shows die hij de laatste jaren in Las Vegas gaf en de vermakelijke Superbowl-halftimeshow in 2024.
De hele Vegas-trukendoos wordt opengetrokken in Amsterdam. Usher staat nog maar net op het podium, omringd door dansers, of hij maakt een handstand. Schijnbaar zonder reden. Zo lijkt hij telkens op zoek naar een overtreffende trap. Als de zaal begint te kolken wanneer hij in zijn kruis grijpt, overtreft hij het door die hand nog even echt in zijn broek te steken. Na de handstand? Een blokje rolschaatsen natuurlijk. Usher in glitterpak soepel zwierend en croonend over de catwalk, terwijl zijn dansers op wieltjes halsbrekende toeren uithalen.
Later duikt hij met wat paaldanseressen op achter in de zaal, terwijl het briefgeld regent. Of loopt hij met een bakje kersen door het publiek, om uiteindelijk een fan een vrucht te voeren op het podium. En dan heeft hij nog niet eens zijn shirt uitgetrokken. Want de zanger mag dan wel 46 zijn, zijn imposant getrainde lijf is nog altijd een belangrijk onderdeel van zijn sterrenstatus, blijkt uit het massale gejoel uit de zaal als hij zijn borstkas en schouderpartij ontbloot.
Lees ook
Usher maakt van het Super Bowl-concert een opwindende, razendsnelle medleyshow
AI-kloonverhaaltje
Voor deze Past, Present, Future wereldtournee heeft Usher goed opgelet wat Taylor Swift bij haar laatste tournee deed. Zij deelde daar haar catalogus op in era’s, hij heeft een mal AI-kloonverhaaltje door zijn concert geweven om alle periodes uit zijn ruim dertig-jarige carrière langs te laten komen. Van kindster tot nu, switchend tussen zijn verschillende imago’s als verleider, ideale echtgenoot en charmante vreemdganger. Telkens weer laadt een computer oude herinneringen, om een andere rits hits te kunnen knallen.
Uiteraard crasht het systeem door een energiepiek als zijn grootste hit ‘Yeah’ vroeg op de avond al wordt ingezet, die moet bewaard worden voor de finale. Slim. Er zijn zelfs wat oude beelden bewerkt, om een piepjonge Usher te laten zeggen dat hij er altijd al van gedroomd heeft om in Amsterdam te spelen. Geen scifi-verhaal waar Philip K. Dick jaloers op zou zijn geweest, wel een vermakelijk haakje.
Ook zonder die dunne verhaallijn rond klonen en AI, valt op hoe verbazingwekkend houdbaar zijn muziek en hijzelf blijken. Zijn zacht zalvende stem heeft nog steeds een enorm bereik. Vaste waarde zijn de broeierige seks-jams, waar in glijerige R&B geen detail onbezongen blijft. Slim ook hoe er een flinke bups blazers, achtergrondzangers en andere muzikanten net niet helemaal verstopt aan de rand van het podium staan, om de gelikte R&B van rond het millennium wat meer spierballen te geven. Tijdens een blok hits uit de periode dat Usher de hitlijsten en feestcafés domineerde met meer plastic EDM-pop, mixt een dj achter in de zaal de nummers snel in elkaar over. Op die momenten voelt het opeens als een clubnacht.
Niet dat er niks aan te merken is. Bij vlagen zingt Usher alleen de uithalen voluit en laat hij zijn back-upzangers de rest opknappen. Als ‘Yeah’ eindelijk voluit gespeeld wordt, blijkt dat lang niet zo dynamisch als de rest van de set. Ook had de show best gekund zonder het oude nummer met P. Diddy, die de laatste jaren vooral bekend is door vreselijke misbruikgetuigenissen. Maar uiteindelijk zijn het de tijdloze hits en de schaamteloos kitscherige glamour die het een onweerstaanbare avond maken.
Eén zegen biedt het Design Museum: je hoort ze niet tikken. In de enorme zaal waar de tentoonstelling Alle tijd van de wereld staat opgesteld, word je compleet omringd door staande klokken, pendules, en vitrines met horloges. Maar tikken, dat doen ze niet. Al is het een schrale troost. Immers, we houden toch wel de tijd bij, hebben haast, planningen. De klok, kortom, is een terreur. Daarover gaat deze tentoonstelling, of eigenlijk: over de vormgeving van tijd. Hoe is die ontstaan? En, is er iets aan te doen?
Het begon vooral in de 13de eeuw, vertelt de tentoonstelling. Boeren hadden genoeg aan de stand van de zon, maar kloosterlingen moesten op vaste tijden bidden. Het eerste uurmechaniek werd toen vermoedelijk voor kloosters ontwikkeld, en werd vanaf de 16de eeuw steeds meer verfijnd. Klokken werden pronkstukken, waarvan de tentoonstellingsmakers een flinke variatie verzamelden. Als toonbeeld van innovatie werden uurwerken middelen voor diplomatie (cadeautjes) en later kwamen ze in huis. Een statige slingerklok uit 1750 is zo’n familiestuk, dat van generatie op generatie werd doorgegeven: symbolen van goede smaak en wetenschappelijke interesse.
Mis ging het pas in de 19de eeuw. Door de industrialisatie werden straffe dagindelingen opgelegd (dat vertelt de expositie helaas niet) terwijl intussen nog geen klok gelijk liep. Elk dorp kon een eigen tijdzone hebben. Dat werd een probleem bij het treinverkeer. In Engeland gingen conducteurs vaak met elkaar overleggen waarbij het compromis bepaalde of een aansluitende trein vertrok. In 1847 werd de tijd gelijkgetrokken en uiteindelijk werden wereldwijde tijdzones uitgerold: niet om de mens te dienen, maar een mondiale economie. Zo ontstond de terreur. En die werd alleen maar erger.
In de 19de eeuw kwam de stempel- of fabrieksklok, waarmee fabrieksarbeiders hun werknemerskaart afstempelden (de Bundyklok). In de 20ste eeuw kwamen steeds meer klokken, horloges, analoog, digitaal, programmeerbaar: geen seconde kon nog ongezien ontsnappen. Droevig is de kantoorklok van de PTT uit de jaren zestig, waar de minuten niet in 60 seconden maar in 100 tijdseenheden zijn opgedeeld: om de productiviteit van werknemers nóg meer te verhogen.
Door de kernbommen in 1945 groeide het besef dat het leven op de wereld wel gauw voorbij zou zijn, waarop het Bulletin of Atomic Scientists vanaf 1947 de Doomsday Clock ging bijhouden. Het aantal minuten voor middernacht geeft aan hoe dichtbij de catastrofe ongeveer is – momenteel nog 89 seconden. Het dient dus om ons bang te maken. Dat waren we al. Ook zijn er ontwerpen voor ons individuele einde-der-tijden: de Shortlife Clock van Dries Depoorter uit 2020 laat op basis van statistieken alvast zien hoeveel tijd van je leven verstreken is. Oftewel: dat schiet op.
Verschillende soorten klokken op de tentoonstelling ‘Alle tijd van de wereld’.
Foto Ben Nienhuis
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Een skeletklok met decimale wijzerplaat uit ca. 1793-1795.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De ‘Watch’ van Gijs Bakker, geproduceerd door HEMA in 1996.
Collectie Design Museum Den Bosch
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row” readability=”2″><img alt data-description="De ‘Watch’ van Gijs Bakker, geproduceerd door HEMA in 1996.
Collectie Design Museum Den Bosch
” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/23130541/data131198667-968d44.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/XU0GdtsJ_2iRh6jj5Al_jomE5P0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/23130541/data131198667-968d44.jpg 1920w”>De ‘Watch’ van Gijs Bakker, geproduceerd door HEMA in 1996.
Collectie Design Museum Den Bosch
Collectie Design Museum Den Bosch
Valse Rolex
Sinds tijd enkel nog arbeidstijd werd, een quotum om te halen, moet vrije tijd ook goed besteed worden. Waardoor mensen met terminale ziektes de stress ervaren dat ze hun resterende tijd zinvol moeten besteden. Want dat leren we. De 20ste eeuw maakte van tijd een politiemacht en wat de tentoonstelling niet vertelt, is hoe de 21ste-eeuwse aandachtseconomie dit verergert: die smeert ons geen spullen aan, maar rooft via sociale media onze schaarse tijd.
Wel is er een scherm waarop tiktokkers snelle tips geven voor time management – maak vooral to-do-lists, en draag elke dag dezelfde kleren. Hangt dit er als ironisch statement? Waarschijnlijk. Maar daar stelt de expositie niet iets anders tegenover. Het abstracte tapijt van Susan Morris uit 2014 wil ons aanmoedigen om na te denken over de rol van tijd in ons leven – dat werkt niet.
Uiteindelijk is de expositie dusdanig met uurwerken gevuld dat ze niet ontsnapt aan de slaafsheid van de technologie die ze bekritiseert. Wat boeit het om een valse Rolex te zien, of een duur horloge dat Elizabeth Taylor droeg? Er zijn geen anti-klokken, geen tijdverruimende dyslectische opstartsystemen – niet dat die bestaan, maar wat zou zoiets fijn zijn.
Hoe tijd los kan staan van een wijzerplaat, vertelt filosoof Joke Hermsen, genoemd in een zaaltekst, in haar essays over tijd. Zij ziet ontsnappingsmogelijkheden in de muziek en literatuur. Componist Simeon ten Holt pleit met zijn repetitieve muziek voor vrijheid: elk stuk kan kort of lang duren, niets staat vast. Zulke muziek kan de luisteraar ontvankelijk maken voor tijd als ‘duur’, waarin een ervaring alle ruimte voor een eigen tijdsverloop heeft.
En in literatuur lopen tijden altijd door elkaar. Bij Marcel Proust is een uur niet een uur, maar een vat gevuld met geuren, geluiden, voornemens. Dat gaat tegen het klokregime in, naar een tijd die essentiëler is dan de begrippen toekomst of verleden.
Misschien had het museum meer beeldende kunst moeten opzoeken. Immersieve installatiekunst, die het heden uitbreidt via stilte en eeuwigheid. Denk aan The Clock van Christian Marclay, die 24 uur lang real time Hollywoodfilmscènes vertoont van uurwerken: je raakt betoverd, gevangen in het heden, waarvan elke seconde in dit kunstwerk intensief wordt opgerekt.
Al bieden de klokken van Maarten Baas in de tentoonstelling ook zoiets. Eén ervan draait in een apart zaaltje: van bovenaf zijn twee straatvegers gefilmd die twee wijzers, opgebouwd uit puin, telkens iets naar voren vegen. Je zit er compleet in het heden, in alle rust. Hoewel je ergens wel beter weet. Immers, je ziet de seconden verstrijken. De klok tikt door.
De ‘Pendant Watch’ van Meret Oppenheim. Een ontwerp uit 1945, uitgevoerd in 1985.
Foto Sander Vermeer/ Collectie Design Museum Den Bosch
Wie zou er niet voor tekenen om even van plaats te wisselen met dirigent Simon-Pierre Bestion, staand midden in zijn kring van 32 zangers, en je op de vloeiende lijnen van Rachmaninov naar het domein van de tijdloosheid te laten voeren? Rachmaninovs Vespers bezitten van zichzelf al tonnen emotionele diepgang en louterende schoonheid. Het Franse ensemble La Tempête zette dat dinsdagavond in Utrecht nog eens extra in het licht, letterlijk en figuurlijk.
Slechts tien jaar bestaat het collectief rond de eigenzinnige Bestion (37), maar het wist in die tijd met ruimtelijk opgezette concertrituelen en onalledaagse programmacombinaties een opvallende niche in het muzieklandschap uit te houwen. Vooral binnen de oude muziek, waar de artistieke focus ligt – in 2023 was La Tempête nog artist in residence op het Festival Oude Muziek Utrecht.
Bestion aarzelt evenmin om zich op repertoire van veel later datum te werpen. De in 2022 verschenen opname van deze Vespers werd in deze krant al lovend besproken. Maar voor de volle ervaring moet je dit ensemble live horen én zien, want wat zich in de zaal voor het oog ontvouwt, vormt een betekenisvolle laag op wat je hoort.
Totaalervaring
Bestion staat bekend om zijn gebruik van licht, ruimte en beweging om zijn concerten tot een totaalervaring te maken. De achthoekige Grote Zaal van TivoliVredenburg is daar met haar trappetjes en balustrades een ideale speelruimte voor. Het koor staat dan ook geen enkele keer in een ‘gewone’ kooropstelling. De zangers lopen langs het publiek (benen intrekken!), meanderen over het podium, zitten op de grond, staan in een kring of juist in rijen ver tegenover elkaar.
Die ruimtelijkheid geeft de contrasterende muziek tussen mannen- en vrouwenstemmen, en tussen koor en solisten, extra zeggingskracht. Als een solotenor zich van hoog uit de zaal laat horen boven serene vrouwenstemmen, verdwijnt de tijd. De Byzantijnse zangmeester Adrian Sîrbu verankert dat gevoel in kronkelende, eenstemmige gezangen, die tussen Rachmaninovs koordelen door afdalen naar de eeuwenoude diepte van de oosters-orthodoxe liturgie.
Op het podium en langs de wanden flakkeren witte en bronskleurige peertjes in verschillende snelheden en dynamieken met de muziek mee. Het meest memorabele moment: het door velen zo geliefde ‘Bogoroditse Devo’ (‘Ave Maria’). Geknield komen de zangers rond een centraal lichtpunt samen, waardoor het licht zich in een stervorm tussen hen door perst. Als ze vervolgens in een wervelstroom uiteenwaaieren, kaatsen hun schaduwen als een gigantische zoötroop tegen de zaalmuren.
La Tempête bezit een koorklank die ook in de indrukwekkende forte-momenten transparant blijft. Hier en daar zijn er wat oneffenheden – een herkansing van een inzet, Slavische medeklinkers die niet helemaal lekker uit de verf komen – maar die doen niet af aan de vervoering van deze muziek. Wat dat wel doet: een mobieltje. Dat er tijdens een concert weleens eentje afgaat zijn we wel gewend, en je kunt er meestal prima overheen luisteren. Maar als er tijdens een avond als deze, waarop zó het mysterie wordt opgezocht, uitgerekend op het meest breekbare moment van ‘Bogoroditse Devo’ een ringtone door het gevoel van oneindigheid heen prikt, dan is dat op z’n zachtst gezegd buitengewoon jammer.