Kevin Osepa: ‘Ik wil graag iets terugdoen voor Curaçao, maar het eiland wijst mij ook af’


Foto Lars van den Brink

Interview

De verhalen van 2022 Kevin Osepa won dit jaar een Gouden Kalf voor zijn korte film, die zich afspeelt op Curaçao. Daar liggen zijn wortels, hij wil er verhalen over vertellen. „Maar het is dubbel, want het eiland wijst mij ook af.”

„Kijk, soms smeer ik hier wat.” Kevin Osepa haalt zijn haren een beetje uit elkaar op zijn kruin en laat zien waar hij het blauwsel op zijn hoofd wrijft. „Ik heb altijd een blauwtablet in mijn tas zitten. Vooral als ik op een plek ben waar ik bekeken word, waar ik in het middelpunt van de belangstelling zou kunnen staan. Toen ik naar de uitreiking van het Gouden Kalf ging, had ik blauwsel onder mijn voeten gesmeerd. En van tevoren had ik me met blauwsel-water afgespoeld in de douche. Het beschermt me tegen het boze oog. Van jongs af aan leerde ik: daar moet je voor waken.”

Het blauwsel waar Kevin Osepa het over heeft is de Reckitt’s Crown Blue-tablet, een vierkant blauw blokje dat is bedoeld om de witte was optisch nog witter te maken, en in bepaalde culturen, waaronder de Afro-Caribische, ook als bescherming tegen alles wat slecht is: ziekte, rampen, tegenspoed, jaloezie, de buurvrouw die over je roddelt. Vooral jonge kinderen zouden kwetsbaar zijn voor het boze oog. „Op Curaçao worden pasgeboren baby’s vaak gewassen met water waarin een blauwtablet is opgelost. Het blauwsel wordt onder hun voetjes gesmeerd en er worden tabletten rondom het huis gezet. Mijn moeder zegt altijd: smeer je in met blauwsel als je de deur uitgaat. Ze wil dat ik beschermd ben. Ik zie het als haar manier om te zeggen: ik hou van jou.”

In het appartement in de Amsterdamse binnenstad waar kunstenaar/fotograaf/regisseur Kevin Osepa (28) woont, ligt een Reckitt’s Crown Blue-tablet naast het Gouden Kalf, dat een prominente plek in de huiskamer heeft. Op de televisiekast, recht tegenover een grote loungebank. Goed in het zicht, maar niet té. „Ik had ’m eerst in de vensterbank staan en een foto daarvan naar mijn moeder op Curaçao gestuurd. ‘Haal het daar snel weg’, appte ze. ‘Veel mensen gaan dat zien en denken dan: die heeft heel veel geld in huis.’”

Osepa ontving het Gouden Kalf dit jaar tijdens de uitreiking op het Nederlands Film Festival in Utrecht voor zijn korte film La Última Ascensión (2022), een poëtische vertelling over een jonge visser op Curaçao die maar net kan rondkomen van zijn vangst. Hij is vervreemd geraakt van zijn moeder omdat ze elkaars rouwproces niet goed begrijpen na de dood van haar zoon, zijn broer. Als de visser een mysterieuze man uit het verleden ontmoet, verandert dat zijn leven. De kracht van het eiland, met zijn beladen en mystieke geschiedenis, zorgt ervoor dat hun pijn kan helen en de visser zijn verleden en de toekomst kan omarmen.

In de film komt veel van de thematiek samen die we in alle kunst van Osepa terugzien: het (koloniale) verleden van Curaçao en het verwerken daarvan, Afro-Caribische spiritualiteit, mannelijkheid, identiteit. Het zit in Mester Blousé (2017), de fotoserie waarmee hij afstudeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU), en waarin de kleur blauw vaak terugkomt. Het zit in zijn film Watamula (2020) en in zijn grote solotentoonstelling, Kloof, Village of Spirits, bij BredaPhoto dit najaar; een mix van fotografie, video, beelden, licht en soundscapes.

‘Blou blous’ uit de serie ‘Mester Blousé’ Foto Kevin Osepa

Hoe kijk je terug op het afgelopen jaar?

„Ik heb veel nieuwe dingen ontdekt. Hoe fijn het is om samen te werken met anderen. Als je fotografeert ben je vaak alleen, of met een paar mensen aan het werk. Voor de expositie op BredaPhoto werkte ik intensief samen met de stichting Forhanna, die fotografieprojecten ondersteunt. We hebben veel inhoudelijke gesprekken met elkaar gevoerd over mijn werk. En ze checkten geregeld even in: hé, hoe gaat het? Bij een film sta je ook al snel met zo’n vijftien, twintig mensen op de set. Ik was verrast door de persoonlijke manier waarop we met elkaar omgingen. Ik dacht: als ik een film maak gaan we het hebben over planning, budgetten, camera’s, distributie. Maar er was ook veel ruimte voor mij als mens. Wat ik wilde vertellen en waarom.”

Die samenwerkingen brachten je verder?

„Ik heb gemerkt dat mensen geloven in wat ik doe, en het mij ook gunnen. Ik voel me gezien en gehoord. Ik heb meer rust nu. Ik weet: dit is wat ik wil doen, verhalen vertellen vanuit een Caribisch perspectief, met magisch realisme als een belangrijk deel daarvan.”

Magisch denken en spiritualiteit zijn terugkerende thema’s in je werk.

„Het zit in de volksaard, in de geschiedenis van Curaçao. Ik ben katholiek opgevoed, maar groeide ook op met niet-katholieke rituelen met Afro-Caribische invloeden, een mix van natuurreligie, spiritisme en magisch denken. Toen ik jong was nam mijn vader mij regelmatig mee zwemmen en reden we door de Kloof, een weg aan de westkant van het eiland. Hij vertelde dan enge verhalen, over spoken en geesten die daar rond zouden dwalen. Een non zonder hoofd. Een visser uit het verleden. Een vrouw in een witte jurk. De weg is omzoomd door bomen, als een soort tunnel. Er gebeuren veel auto-ongelukken. Veel mensen durven er na zes uur ’s avonds, als het donker wordt, niet meer te rijden.”

Maakte dat je niet bang ?

„Ja, maar het intrigeerde me ook. Ik wilde altijd nóg meer horen. Later ben ik voor mijn project Kloof, Village of Spirits gaan onderzoeken waar die verhalen vandaan komen. Ik sprak met Antilliaanse antropologen als Richenel Ansano en Layo de Palm, dook archieven in, las boeken. Ik ontdekte dat de Kloof een plek is met een beladen historie. Veel van de oorspronkelijke bewoners van Curaçao, de Caquetio, werden vanaf die plek in de veertiende eeuw door de Spanjaarden afgevoerd naar Hispaniola, wat nu de Dominicaanse Republiek is, om daar in de mijnen te werken. De Curaçaose slavenopstand van 1795 vond bij de Kloof plaats, onder leiding van de tot slaaf gemaakte Tula. Er is daar veel bloed gevloeid. En nu al die ongelukken. Verschillende lagen van de geschiedenis komen op deze specifieke plek samen.”

‘La protektora’ en ‘Kokolishi kalakuna’
Beeld Kevin Osepa

Is jouw werk een vorm van activisme?

„Ik ben wel activistisch, maar op een onderzoekende manier. Het is verschrikkelijk wat er in het verleden is gebeurd. Een groot onrecht. Erkenning daarvan is een terugkerend thema in Nederland. Denk aan de slavernij-excuses van de Nederlandse regering. Ik wil kijken naar: hoe kunnen we helen? Hoe kunnen we samenleven met die geschiedenis? Met de geesten uit het verleden? Het gesprek op gang brengen.”

Welk gesprek bedoel je?

„Over de toekomst. En hoe het heden is gevormd door het verleden. Ik denk dat er veel mensen in Nederland zijn die de geschiedenis van Curaçao niet echt kennen. En dat het belangrijk is dat er via educatie, theatervoorstellingen en artikelen meer aandacht voor is. Zodat mensen beter snappen waar bepaalde dingen vandaan komen. Racisme bijvoorbeeld is een koloniale kater. In mijn werk reflecteer ik op het verleden en kijk hoe ik dit kan transformeren tot iets nieuws.”

Hoe wil je dat doen?

„Na mijn speech bij de uitreiking van het Gouden Kalf, waarin ik medewerkers, vrienden en familie had bedankt, kreeg ik van sommigen het verwijt dat ik het podium had moeten gebruiken voor een statement. Over Curaçao, of over het feit dat ik de eerste maker van kleur ben die deze prijs won sinds 1981. Iets over de politiek, het slavernijverleden. Ik vind het heel goed en heb er veel waardering voor als andere mensen dat doen, maar mijn kracht zit niet in woorden. Ik voer actie op mijn eigen manier.”

Wat is die manier?

„Natuurlijk in mijn werk zelf; in mijn films en fotografie. En ik probeer meer plek voor zwarte makers te creëren. Als ik ergens exposeer, dan wil ik mijn podium delen. Samen met de producent van mijn film, Danielle Guirguis van Smarthouse, ben ik bezig bij culturele fondsen mogelijkheden te creëren voor creatieve makers van de CAS- en BES-eilanden. Voor mijn films probeer ik zoveel mogelijk samen te werken met mensen op het eiland zelf. Zodat jonge makers dáár ook een kans krijgen. Ik heb veel liefde voor Curaçao, daar liggen mijn wortels. Ik wil heel graag iets voor het eiland terugdoen. Maar het is dubbel, want het eiland wijst mij ook af.”

Hoezo?

„Mijn geaardheid, ik ben homoseksueel, is iets waar nooit over gesproken wordt. Mijn eerste film Watamula gaat onder andere over de aantrekkingskracht tussen twee mannen. Ik maakte ’m net na mijn afstuderen op de HKU. Ik was boos op het eiland. Een deel van mijn identiteit, dat heel bepalend is voor wie ik ben, wordt daar niet volledig geaccepteerd. De film was drie keer genomineerd” – voor het Gouden Kalf voor Beste Korte Film, beste debuut op het Nederlands Film Festival en door het Forum van de Regisseurs – „en dat staat dan in alle Curaçaose kranten. Vol trots: onze Kevin die Curaçao op de kaart zet. Maar over deze laag in de film, twee mannen die zich tot elkaar aangetrokken voelen: geen woord.”

Stills uit ‘Watamula’ en ‘La última ascensión’
Beeld Kevin Osepa

Praat je er wel met je ouders over?

„Ik ging op mijn zeventiende naar Nederland om aan de HKU te studeren. Een dag na mijn achttiende verjaardag appte mijn moeder mij: ‘Kevin, ik moet je iets vragen over jezelf.’ Zo’n rare, formele zin. ‘Over jezelf’, zo praat mijn moeder normaal nooit. ‘Ja het is zo’, appte ik terug, nog voor zij de vraag hoefde te stellen. Meer niet. Ze appte: ‘Je bent mijn zoon en ik hou van je’ enzo, maar daarna hebben we er een half jaar lang geen woord meer over gezegd. Ik weet: ze is er oké mee, ze accepteert me zoals ik ben. Maar toch merk ik soms dat ik er op let als ik daar ben – mijn moeder is kapster, ze kent iedereen op het eiland en iedereen kent haar – dat ik niks doe waarvoor zij zich zou hoeven schamen.”

Ook lastig, lijkt me?

„Mijn ouders houden veel van mij. Dat voel ik en zie ik in alles. Mijn vader huilde toen ik een Gouden Kalf won, ik voel het in de zorg van mijn moeder. Ik heb nog nooit met mijn vader over mijn geaardheid gesproken. Terwijl ik weet dat het oké voor hem is. Dat gesprek zal ooit komen, dat vind ik spannend. Want wij praten niet over moeilijke dingen.”

Ben je er nog steeds boos over?

„Het is eerder verdriet dan boosheid. Maar ik probeer compassie te hebben. Als ik snap waarom het voor hen moeilijk is, dan is er dialoog mogelijk. Willen we verder komen met elkaar, dan moeten we het gesprek blijven aangaan.”

Reckitt’s den chest Beeld Kevin Osepa


Zie ook: Foto’s van de tentoonstelling Flash | Back in het Mauritshuis, waar Kevin Osepa ook werk voor aandroeg