N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Tour de France De Belg Jasper Philipsen is deze Tour vrijwel ongenaakbaar in de massasprint. Woensdag pakte hij, zonder hulp van zijn ploeggenoot Mathieu van der Poel, met overmacht zijn vierde etappezege. „Zodra hij gaat sprinten, wordt hij een ander mens.”
Tussen het peloton dat uitbolt na de finish van de elfde etappe in Moulins, na een razende finale die zojuist is uitgemond in een klassieke massasprint, is er een renner die zich in tegenovergestelde beweegt. Het is Jasper Philipsen, de winnaar van de rit en de trotse drager van de groene trui in de Tour de France.
Omringd door fotografen, verzorgers en medewerkers van de Tour-organisatie slalomt Philipsen volleerd langs de renners die hem tegemoetkomen. Felicitaties neemt hij met een knikje in ontvangst. De leden van de fanclub, die met grote Belgische vlaggen met zijn naam erop langs de hekken staan, krijgen een vuistje. Als hij een van zijn ploeggenoten tegenkomt, ontsnapt hem een kreet: „Yeehaw!”
Jasper Philipsen weet inmiddels wat winnen is. De 25-jarige Belg van de Alpecin-Deceuninckploeg is de onbetwiste sprintkoning van deze Tour. Vier etappes heeft hij nu gewonnen, in het klassement om de groene trui gaat hij ruim aan kop. Met de editie van vorig jaar meegerekend was hij in de laatste zeven Touretappes die uitmondden in een massasprint, zes keer de beste. Eerder dit jaar won hij Brugge-De Panne, de Scheldeprijs, twee etappes in Tirreno-Adriatico en een rit in de Ronde van België, allemaal in massasprints. In Parijs-Roubaix werd hij tweede, achter ploegmaat Mathieu van der Poel.
„Het zijn twee wereldtoppers”, zegt hun Belgische teamgenoot Jonas Rickaert over Philipsen en Van der Poel. Het is de taak van Rickaert om het duo zo fris en zo goed mogelijk in positie op 500 meter van de streep ‘af te zetten’. „Jasper weet het af te maken, dus ik krijg waar voor mijn werk.”
Tranen op de Champs Élysées
Het is een groot verschil met twee jaar geleden, toen Philipsen huilend met een glas champagne op de Champs Élysées zat. Hij had de Tour uitgereden, de ploeg had bij haar eerste deelname de gele trui zes dagen in bezit gehad (via Van der Poel) en twee ritten gewonnen (Van der Poel en Tim Merlier), maar bij Philipsen overheerste de teleurstelling over zijn tweede plek in de laatste etappe.
„Hij heeft er tot twee jaar geleden altijd kort bijgezeten, maar die overwinning kwam maar niet”, zegt Rickaert. Terwijl Philipsen zich al snel na zijn entree in het profpeloton, in 2019, als topsprinter aankondigde. Een jaar na zijn debuut op het hoogste niveau won hij zijn eerste rit in een grote ronde, in de Ronde van Spanje.
Maar een overwinning in de Tour bleef uit bij zijn eerste drie deelnames, wel werd hij vier keer tweede en drie keer derde. Het meest pijnlijk was de tweede plaats in de vierde etappe naar Calais vorig jaar. Philipsen kwam juichend over de streep in de overtuiging dat hij had gewonnen. Het was hem ontgaan dat acht seconden eerder Wout van Aert al over de finish was gekomen.
Diezelfde Tour nog kwam de ommekeer. In de rit naar Carcassone, terwijl de temperaturen boven de 40 graden kwamen, duwde Philipsen zijn wiel net wat eerder over de lijn dan Van Aert. En ook zes dagen later, in Parijs , waar hij een jaar eerder nog zo in de put zat, was hij iedereen te snel af. „Het heeft lang geduurd, maar met die overwinningen kwam het zelfvertrouwen”, zegt zijn ploegleider Christophe Roodhooft.
Roodhooft noemt het „een logische optelsom van kleine dingen” die Philipsen hebben gemaakt tot de sprinter die hij nu is. „Hij heeft zelfvertrouwen gekregen, met de leeftijd kwam ervaring en fysieke ontwikkeling, het team is beter geworden. Als dat allemaal samenkomt, dan kun je winnen.”
Een belangrijke reden voor zijn succes, zegt Philipsen zelf, is zijn lead-out Van der Poel. De Nederlander ontwikkelt met Philipsen in zijn wiel zo’n snelheid op het gedeelte van 500 tot 200 meter van de streep, dat veel andere sprinters al op hun limiet moeten zitten om het duo bij te houden. „Dat maakt het voor mij veel makkelijker”, zegt Philipsen over de zetel waarin hij wordt afgezet in de massasprints.
Dat Philipsen hem wel kan bijhouden, zegt Van der Poel op zijn beurt, is omdat de Belg een grote motor heeft ontwikkeld. „Jasper heeft veel meer inhoud gekregen. Als je tweede in Parijs-Roubaix kunt worden, heb je aan het eind van de wedstrijd een tikkeltje meer overschot dan de anderen. Dat maakt tot nu toe het verschil.” Het zorgt er ook voor dat Philipsen makkelijker de bergen overkomt dan andere sprinters. Daardoor begint hij frisser aan de etappes waarin er gesprint gaat worden.
Onstuiming en nonchalant
Door zijn prestaties is Philipsen meer in de spotlight komen te staan. Het team, dat altijd om Van der Poel draaide, heeft er een kopman bij. Met de druk en verwachtingen die daarbij horen heeft de Belg leren omgaan, zegt Rickaert. „Hij krijgt het wel mee, maar hij kan het van zich afzetten. En als je wint, verdwijnt de druk vanzelf.”
Helemaal vrij van kritiek is Philipsen niet. Bij elk van zijn eerste drie overwinningen moest de jury eerst de beelden bestuderen of de Belg niet een illegale manoeuvre had gemaakt. Telkens werd hij vrijgesproken.
Zijn collega’s waren het daar niet helemaal mee eens. „Ik denk dat dit de overwinning voor hemzelf minder mooi maakt”, zei Fabio Jakobsen na de derde etappe, de eerste die Philipsen won. Zijn Nederlandse concurrent doelde op de manier waarop de Belg Van Aert klemreed tegen de hekken, waarop Van Aert in zijn remmen moest knijpen. „Ik vind niet dat je de deur zo dicht moet doen”, zei Jakobsen.
Een dag later was het Danny van Poppel, de lead-out van sprinter Jordi Meeus, die tegen de NOS zei: „Hij doet het niet expres, maar Philipsen weet af en toe niet helemaal wat hij doet.” Even daarvoor was Meeus in de aanloop naar de sprint aan een valpartij ontsnapt. Jakobsen kwam wel ten val doordat zijn wiel werd weggetikt door Philipsen, die opnieuw won.
Philipsen, die in zijn team de weinig flatteuze bijnaam ‘Jasper Disaster’ draagt omdat hem vaak iets overkomt, kan onstuimig en nonchalant zijn, zegt Rickaert. „Toen hij won in Carcassonne had hij geen rugnummer op zijn shirt. Die was hij vergeten op te spelden. En als er iets wordt uitgelegd, is hij in staat om een minuut later opnieuw te vragen wat er is gezegd.”
Maar het is niet zo dat die eigenschappen van Philipsen doorwerken in zijn sprint, zegt Rickaert. „Zodra hij gaat sprinten, wordt hij een ander mens. Hij leeft echt voor zijn vak.” Rickaert noemt de kritiek op zijn kopman daarom „jammer”. „Hij doet het niet expres. Het is normaal dat je de snelste weg naar de streep wil nemen, dat is waar hij naar kijkt en verder krijgt hij weinig mee van wat er om hem heen gebeurt.”
Zelf beaamt Philipsen dat. „Ik heb geen ogen op mijn rug. Als sprinter moet je vechten voor je positie, dat is 90 procent van een sprint. Daardoor zijn de foutmarges klein en kunnen ongelukken gebeuren, maar niemand zal dat bewust doen.”
Op woensdag laat Philipsen zien dat hij ook zonder Van der Poel kan winnen. Op de laatste meters komt hij vanuit het wiel van Dylan Groenewegen, die alleen maar kan toekijken. De jury concludeert nadien: „Niets te melden”.
Philipsen is simpelweg de beste. „Dit succes komt niet uit het niets. Mijn team en ik hebben hier jarenlang hard aan gewerkt en deze Tour betaalt dat zich uit”, zegt hij na afloop bescheiden. Dan wordt hij bij de arm genomen en verdwijnt hij achter de coulissen. Op naar een nieuwe huldiging.