Column | Elke vluchteling die komt is gretig

Sheila Kamerman

Een Syrische jongen loopt rusteloos heen en weer in de gangen van het asielzoekerscentrum in Musselkanaal. Hij is een paar weken geleden aangekomen. Zijn vrouw en pasgeboren dochtertje zijn nog in Damascus. Zijn heimwee is intens. Hij kan niet stilzitten. Hij gaat alleen zitten als hij je foto’s van zijn baby wil laten zien op zijn telefoon.

Dat was 2016. Een week lang bivakkeerde ik in het AZC Musselkanaal. Ook toen kwamen er veel vluchtelingen naar Nederland, ook toen waren er te weinig opvangplekken. De Syrische jongen viel op door het wanhopige gedrentel.

Ik herinner me ook een conciërge die daar voor de vele jonge mensen aan een stuk door klusjes verzon; wieden in de tuin, lakens vouwen in het washok, vloer dweilen – om ze af te leiden. Een paar keer per dag hield hij koffiepauze met hetzelfde doel, voor iedereen die met de ziel onder de arm rondliep. Het was niet zijn taak. Maar er was niets anders.

En nu bel ik Ali Isiaka om te vragen wat hij vindt van de val van het kabinet over de pogingen om het aantal asielzoekers in te dammen. Ali kwam tweeëntwintig jaar geleden op zijn vijftiende als vluchteling uit Benin naar Nederland. Sinds een paar jaar heeft hij een verblijfsvergunning. Hij werkt nu onder meer als schoonmaker van de opvang van Oekraïners in het Westland. Als hij daar caravans en de gemeenschappelijke ruimte sopt, zijn de Oekraïners aan het werk. Ze plukken aardbeien of tomaten. De kinderen zijn naar school. Alleen een paar oudjes zijn ‘thuis’.

Europa is voor veel mensen als zalm en honing voor een beer, zegt hij. Migranten zullen blijven komen. Wat we ook doen. In plaats van wanhopig pogen ze tegen te houden, kunnen we beter zeggen: welkom! U kunt meteen aan de slag. „Precies zoals we met de Oekraïners doen.”

Hij heeft het zo vaak gezien: vrijwel iedereen die aankomt is gretig. Ze wíllen de taal leren. Ze wíllen werken. Dat mag niet. Ze moeten wachten, eindeloos wachten. „Als ze na een paar jaar kapot zijn, mogen ze beginnen met inburgeren. Voor ze met hun leven beginnen, zijn ze járen verder.”

Dat kan zoveel beter, vindt hij. Vraag meteen na aankomst wat hun vak is. Kunnen ze niets? Leid ze op tot tegelzetter, stukadoor, loodgieter, verpleger en combineer dat met taalles. Intussen kijk je wie mag blijven en wie weg moet. Vertrekken met een opleiding is beter dan vertrekken met niets.

Lees ook: In verpleeghuis Aafje Schiehoven in Rotterdam werken jonge statushouders

Tussen de Nederlanders krijgen ze een beter gevoel voor dit land – ook van de regels en plichten, zegt Ali. „Héél belangrijk dat je leert hoe je je hier moet gedragen!” Bij de Nederlanders ebt de angst voor anders zijn weg als mensen elkaar tegenkomen, in normale en gelijkwaardige situaties.

Het is simpel, denkt Ali na 22 jaar ervaring. Zorg dat de mensen die we niet kunnen tegenhouden, mensen worden die we wíllen.

Sheila Kamerman vervangt deze week Gemma Venhuizen