N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Acht jaar is ideaal. Twaalf jaar wordt problematisch. Dertien jaar blijkt fataal te zijn. Vandaar dat er democratische landen zijn, zoals de Verenigde Staten en Frankrijk, waar ambtstermijnen aan twee opeenvolgende termijnen zijn gebonden. Als politieke leiders niet van ophouden weten, komt er immers een moment dat ze zichzelf kannibaliseren. En de publieke zaak zo schade toebrengen.
Mark Rutte is er zondag na 4.651 dagen ook achter gekomen. Kennelijk wilde hij zichzelf een tragische aftocht à la de Britse premier Margaret Thatcher in 1990 (4.226 dagen) en de Duitse bondskanselier Helmut Kohl in 1998 (5.871 dagen) besparen.
Mogelijk zag Rutte het einde naderen toen Caroline van der Plas via de televisie had laten blijken dat hij voor de BoerBurgerBeweging (BBB) – opmerkelijk genoeg heel anders dan voor de ineens tactisch mild gestemde PVV-leider Geert Wilders – politicus-non-grata was en bleef. Misschien vreesde hij dat een motie van wantrouwen dit keer wel eens door D66 kon worden gesteund. Wellicht had generatiegenoot koning Willem-Alexander, net als Rutte uit 1967, hem zaterdag onder druk gezet om de natie demissionair bestuurbaar te houden in ruil voor een persoonlijk offer, zoals zijn moeder ook wel eens deed als er crisis dreigde.
Feit is dat Rutte in vier dagen tijd zijn politieke lot in diametrale richting beslechtte. Donderdag bedreef Rutte nog ‘harde machtspolitiek’, zoals prominente VVD’ers toen tevreden vaststelden. Vier dagen later lag de macht in hun eigen partij ineens braak.
Sterker, niet alleen in de VVD. De macht in heel Nederland ligt nu voor het grijpen. Het vacuüm dat in november kan worden gevuld is groter dan ooit in de naoorlogse geschiedenis, omdat de aloude systeempartij CDA door vaandelvlucht deze week leeg is geraakt en nog moet blijken of de PvdA met GroenLinks een alternatief kan bieden.
Schone schijn
Al 21 jaar, sinds Pim Fortuyn openbaarde dat de consensus in het oude driestromenland was uitgewoond, is Nederland instabiel. Alleen al daarom is het een wonder dat er in die twee decennia maar twee premiers zijn geweest: Jan Peter Balkenende en Mark Rutte. In de jaren zestig en zeventig, ook niet mis qua rumoer, werd Nederland geregeerd door zeven premiers.
Maar die continuïteit in het Torentje was in hoge mate schone schijn. Nadat Rutte in 2006 met de hakken over de sloot tot partijleider was gekozen, maar nog wel moest afrekenen met zijn kleinburgerlijke uitdager Rita Verdonk, zei hij in een interview met Aukje van Roessel van De Groene Amsterdammer: „We gaan Wilders plezierig klein houden.” Hij meende het.
Het omgekeerde gebeurde. De PVV haalde bij de verkiezingen dat jaar meteen negen zetels in de Tweede Kamer. Wilders heeft er nu zeventien. BBB niet meegerekend is de macht van de rechtse flank met FVD en JA21 afgelopen decennium zelfs verdrievoudigd. Tegelijkertijd is de positie van de traditionele christen-democratie en sociaal-democratie in de loop der jaren drie keer zwakker geworden.
Het vacuüm dat in november kan worden gevuld is groter dan ooit in de naoorlogse geschiedenis
Het driestromenland van VVD, CDA en PvdA is in het midden en links drooggevallen. Er is een drieblokkenland voor in de plaats gekomen, zoals de Amsterdamse politicoloog Tom van der Meer deze „breuk in het partijstelsel” noemt, dat ook nog eens topzwaar naar de (radicaal) rechterkant is gaan overhellen. Progressief links is, zelfs als je SP en Partij voor de Dieren gemakshalve in de verzameling meeneemt, nu net zo klein als de PvdA na het zakelijke maar politiek oninspirerende vicepremierschap van Wouter Bos in Balkenende IV (2007-2010).
Die opmars van het radicaal-rechtse blok, ondanks de intenties van de jonge Rutte nu zeventien jaar geleden, is geen toeval en dus niet simpelweg aan Rutte persoonlijk te wijten.
Lees ook deze analyse vanuit Brussel: Rutte telt in het buitenland mee – tot nu toe
Rutte mag voor de voeten worden geworpen dat hij nooit heeft gereflecteerd op het drieblokkenland. Het kwam hem wel goed uit. Als een soort liberale KVP’er (de katholieke volkspartij speelde links en rechts graag uit, met een voorkeur a priori voor rechts) kon hij zich fijn nu eens tegen de ‘linkse wolk’ en dan weer tegen xenofoob of reactionair rechts afzetten. Tegelijkertijd zag de scheidend VVD-leider niet dat hij met een structureel probleem van veel grotere orde kampte. Hij dreigde ingehaald te worden door de tijd
Nationaal-kapitalisme
Premier Rutte in het Torentje oogde weliswaar als de vervolmaking van de politiek ideologische machtspositie die de VVD sinds 1977 gestaag had opgebouwd en die uiteindelijk in 2010 ook electoraal was uitgekeerd. Maar op de keper beschouwd was die dominantie veel minder sterk dan de gevleugelde term ‘neoliberalisme’ deed vermoeden.
Sinds de Fortuyncrisis raakte de zogeheten ‘Washington-consensus’ over de noodzaak van een grondige renovatie van de verzorgingsstaat (liberalisering, privatisering en deregulering) juist meer en meer uit de mode. In antwoord op de globalisering als vanzelfsprekend bijverschijnsel van een democratische markteconomie diende zich een nieuw vorm van het aloud nationaal-kapitalisme aan. De BoerBurgerBeweging is de jongste loot aan deze stam.
Rutte was al die jaren daarom niet zozeer de vormgever van een nieuwe tijdgeest. Hij was eerder de manager van een ouder tijdperk. In zekere zin leek hij op PvdA-leider Joop den Uyl (1966-1986), wiens eerste (en laatste) kabinet in 1973 niet te vroeg maar juist te laat kwam om de democratiseringsbeweging van de jaren zestig politiek te verankeren en daarom in 1977 reeds was ingehaald door de tijdgeest, zoals VVD-fractievoorzitter Koos Rietkerk toen messcherp ontleedde.
Het verschil met Den Uyl is dat Rutte het als premier veel langer heeft uitgezongen en vooral dat de politieke macht na dertien jaar nu voor anderen voor het oprapen ligt. In 1977 was er continuïteit. Nu biedt de woestenij geen geruststellende aanblik.