N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Defensie Nederland bezuinigde de laatste dertig jaar zo rigoureus op zijn krijgsmacht dat de hoogste militair jaren geleden al zag: Poetin smult hiervan. Een reconstructie.
Joop den Uyl, de meest linkse premier uit de nationale geschiedenis, had er volgens NRC naar uitgekeken. Twee weken voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 zou hij in Londen, op de NAVO-top van 10 en 11 mei, een ontmoeting hebben met de Amerikaanse president Jimmy Carter.
Het was Koude Oorlog, en Carter, een Democraat, wilde de Europese bondgenoten overhalen hun Defensiebegroting jaarlijks met 3 procent te verhogen.
Nogal een stap voor Den Uyl: zijn partij, de PvdA, twijfelde destijds aan het voortbestaan van de NAVO. Toch was de premier na afloop zeer te spreken over zijn onderhoud met de Amerikaanse president.
Die avond ging thuis in Den Bosch de telefoon bij Bram Stemerdink, de PvdA-minister van Defensie. „Joop zei: die Carter is zó’n aardige man dat ik wel met die 3 procent moest instemmen”, vertelt Stemerdink (86) nu. Nog diezelfde avond herschikte hij de uitgaven naar de wens van de premier, zegt hij, zodat de Defensie-uitgaven dat jaar uitkwamen op 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
Daags erna zei Den Uyl volgens de Leidse Courant op de NAVO-top: „Ik wil al mijn collega’s hier verzekeren dat mijn land zijn NAVO-verplichtingen wil nakomen.”
Het jaar 2022 openbaarde het gevaar waaraan Nederland zich blootstelde omdat het dertig jaar bezuinigde op de krijgsmacht. NAVO-bestedingsnormen werden stelselmatig genegeerd, ook toen die deze eeuw uitkwam op 2 procent van het bbp.
In de eerste maanden van 2022 maakte Rutte IV, in twee stappen, 5 miljard euro per jaar extra vrij voor de krijgsmacht. Bijna een verdubbeling van de Defensiebegroting. Vier dagen na de Russische invasie van Oekraïne sprak de Tweede Kamer zich zo uit dat ze, ineens, alsnog aan de NAVO-norm van 2 procent van het bbp zal voldoen – vanaf 2024.
De verdediging van het Nederlands en NAVO-grondgebied – een grondwettelijke taak – was decennia verwaarloosd. In 2015 bleek dat de meeste voertuigen van de landmacht gammel waren, in 2020 dat militairen in Afghanistan niet eens genoeg van hun eigen wapen wisten.
„Nederland”, vertelt Ivo Daalder, oud-ambassadeur van president Barack Obama bij de NAVO (2009-2013) telefonisch vanuit Chicago, „kreeg internationaal de reputatie dat het geen serieuze militaire macht meer wil zijn.” De VS moesten het maar oplossen. „Het was altijd hetzelfde gelul”, zegt hij. „Den Haag wilde maar één ding: minder doen.”
Zo ging Defensie ook zichzelf presenteren als nietige factor. In haar begroting voor 2021 maakte minister Ank Bijleveld (Defensie, 2017-2021, CDA) een vergelijking met de Defensie-uitgaven van andere Europese NAVO-landen, en dan „staat Nederland op een gedeelde zestiende plaats met Albanië”.
Ze deed dit bewust, vertelt ze nu. „Ik wilde laten zien hoe ernstig de situatie was.”
Een leger dat voor altijd verandert
De steilste daling van de Defensie-uitgeven voltrok zich in de jaren negentig, na de val van de Muur. Rusland was de vijand niet meer.
David van Weel, nu assistent-secretaris-generaal van de NAVO, begon destijds bij de marine in Den Helder. De haven lag vol fregatten. Vijf jaar later was die bijna leeg. Opleidingen werden uitgesteld, reizen geschrapt. „Deprimerend.”
Wijlen minister Relus ter Beek (Defensie, 1989-1994, PvdA) zorgde er met de Prioriteitennota in 1993 voor dat er in één kabinetsperiode maar liefst 20 procent van het Defensiebudget af ging. Den Uyls opvolger als PvdA-leider, Wim Kok, drong er als toenmalig minister van Financiën sterk op aan.
Ter Beek halveerde de landmacht en schafte de dienstplicht af. Het leger veranderde voor altijd. Hans Kombrink, directeur-generaal Financiën en Economie onder Ter Beek: „Relus maakte een einde aan de kern van de landmacht: met zwaar materieel ten strijde tegen de Russen.”
Toch was op Defensie het optimisme over de nieuwe wereldorde kleiner dan in de politiek: er sluimerde zelfs opstand. De hoogste militair, wijlen generaal Arie van der Vlis, beklaagde zich al in 1993, voor vertrek naar Srebrenica, over de te lichte bewapening van Dutchbat. Ook vond hij de aanhoudende kortingen op de landmacht onverantwoord. Hij nam in 1994 ontslag.
Maar de enige die destijds in een motie vroeg dat Defensie minder zou snijden om „voorzieningen in stand te houden” was de SGP. Tot de zekerheden van die partij behoort nu eenmaal „dat het kwaad hardnekkig is in de wereld”, zegt voorman Kees van der Staaij nu.
Bezuinigen op de krijgsmacht scoort politiek altijd
Frank de Grave voormalig minister van Defensie
En het frappante is achteraf: juist in het beleidsstuk waarin Ter Beek zijn zwaarste bezuinigingen onderbouwde, de Prioriteitennota uit 1993, werd al gewaarschuwd voor spanningen tussen Rusland en Oekraïne.
Oekraïne wil zijn „eigen weg” gaan, stond er, het land vreesde „een dominerende positie van de Russische Federatie”. En: „Potentieel het gevaarlijkst zijn de problemen in de verhouding tussen Rusland en Oekraïne inzake de Krim”.
Geen politicus die er destijds over begon.
Ter Beeks opvolger op Defensie Joris Voorhoeve (1994-1998, VVD) kreeg ook te maken met Kok, sinds 1994 premier: hij moest duizend banen extra schrappen en honderden miljoenen korten op het budget.
Na vier jaar, gedomineerd door het drama-Srebrenica, vond Voorhoeve verder bezuinigen „niet meer verantwoord”, vertelt hij. Toen de VVD dit toch in haar programma zette, maakte ook hij bekend dat hij niet zou terugkeren. „Daar wenste ik niet aan mee te doen.”
De Defensie-uitgaven waren onder hem en Ter Beek in tien jaar ingestort: van 2,6 procent van het bbp (1989) naar 1,6 procent van het bbp (1998). Toenmalig beleidsambtenaar op Defensie Lo Casteleijn: „De klap was gigantisch.”
Maar Den Haag was pas net begonnen. Voorhoeves opvolger Frank de Grave (1998-2002, VVD) was oud-financieel woordvoerder en kende de Haagse modellenlogica. Cruciaal was dat het Centraal Planbureau (CPB) in zijn doorrekeningen amper economische waarde toekent aan Defensie-uitgaven. Dus de politicus die ze verlaagt, boekt op papier alleen voordelen: rijksuitgaven dalen, de koopkracht stijgt, de groei wordt niet geschaad. De Grave: „Bezuinigen op de krijgsmacht scoort politiek altijd.”
Daarbij zag hij dat de krijgsmacht „te vaak niet kan aantonen dat men het geld doelmatig besteedt”. „Dan dacht ik: ik kan ze wel een miljard geven – maar wat levert dat op?”
Uiteindelijk bracht De Grave de uitgaven terug naar 1,4 procent van het bbp in 2002, mede door bezuinigingen waar militairen op neerkeken. Zo besloot hij in 2000 dat er de tien jaar daarna honderden miljoenen euro’s minder beschikbaar kwamen voor munitie-aankopen.
Het ergerde Tom Middendorp, destijds bij de landmacht en in 2012-2017 Commandant der Strijdkrachten. Zo’n maatregel oogt goed in het kasboek, zegt hij. „Maar het onzichtbare effect is dat eenheden jaren later ineens zonder kogels zitten.”
En de industrie krijgt wél geld
In 2002 keerde de NAVO-norm terug in het debat. Carters 3-procentsnorm uit 1977 was na de Koude Oorlog in de mist verdwenen. Maar bij de gesprekken over NAVO-toetreding van voormalige Warschaupact-landen, eind jaren negentig, wilden westerse landen markeren dat nieuwe lidstaten genoeg aan Defensie uitgaven.
Zodoende suggereerden de VS een nieuwe uitgavennorm van 2 procent van het bbp; het gemiddelde van de Europese lidstaten. Die werd in 2002, mede gevoed door de aanslagen van 11 september in 2001, voor het eerst besproken op een top van NAVO-Defensieministers.
Toen bleek hoezeer Nederland zich in de jaren negentig buiten de internationale orde had geplaatst. „Die 2 procent was voor ons vér van de realiteit”, vertelt minister Henk Kamp (Defensie, 2002-2007, VVD).
Het regeerakkoord van Balkenende II (2003-2006) vereiste zelfs verdere bezuinigingen. En dus maakte Kamp najaar 2003 officieel dat hij nog eens elfduizend banen schrapte, de patrouillevliegtuigen van de marine (de Orions) afstootte en vier militaire bases, waaronder Soesterberg, sloot. In ruil investeerde hij extra in een sneller inzetbare krijgsmacht, wat mede resulteerde in vredesmissies naar Irak en Afghanistan.
Tegelijk ervoer hij hoe onmachtig een minister kan staan tegenover de defensie-industrie. Scheepsbouwer Damen lobbyde in 2004 voor nieuwe korvetten van 480 miljoen euro. Kamp had, vertelt hij, die schepen niet nodig.
Maar het parlement, vooral VVD en CDA, eiste dat hij de defensie-industrie steunde. Kamp zag een zorgelijke „ontvankelijkheid voor één bedrijf”, zegt hij nu. Hij verzette zich tot het uiterste. „Ik zie het belang van een nationale defensie-industrie”, zegt Kamp. Maar bij financiële krapte kun je geen half miljard verkeerd uitgeven. „Je koopt schepen omdat je ze nodig hebt. Niet omdat ze gebouwd moeten worden.”
Toch dwong de Kamer hem tot de aanschaf.
De genadeklap
In 2006 volgde een doorbraak: volgens de officiële NAVO-geschiedschrijving omarmden de Defensieministers van het bondgenootschap de 2-procentnorm. Kamp was erbij. „Ze spraken ons aan op die 2 procent, en ze hadden gelijk”, zegt hij nu. Maar toen hij in 2007 vertrok, gaf Nederland nog steeds maar 1,4 procent van het bbp aan Defensie uit. „Het maximaal haalbare.”
Zijn opvolger, minister Eimert van Middelkoop (Defensie, 2007-2010, CU), verzon een list. „Ik dacht: ik zet die 2 procent als streven in mijn eerste begroting”, vertelt hij nu. Maar Wouter Bos (PvdA), toen minister van Financiën, wees naar eigen zeggen op het regeerakkoord, waarin geen nieuwe Defensie-uitgaven stonden.
Ze sloten een compromis: in een nieuw project, Verkenningen, werden toekomstscenario’s voor de krijgsmacht uitgewerkt, inclusief financiële paragraaf. Het resulteerde drie jaar later, maart 2010, in 313 pagina’s diepgang – ondertitel: ‘Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst’.
Maar de wereld was drastisch veranderd. Balkenende IV was net gevallen, omdat de PvdA troepen uit Afghanistan wilde terugtrekken. En najaar 2008 brak in de VS de kredietcrisis uit – een recessie volgde. Mede hierdoor was in Verkenningen ook een „minvariant” uitgewerkt: wat als er nog eens 1,5 miljard op Defensie bezuinigd werd?
Hans Hillen, toen CDA-senator, zat in de klankbordgroep en stapte eruit. Hij was tegen nieuwe bezuinigingen. Als oud-ambtenaar van Financiën wist hij hoe ze daar denken: „Zodra je een bezuinigingsoptie opschrijft hang je.”
Maar in de campagne van 2010 wilden ook Hillens eigen CDA en de PVV van Geert Wilders een miljard bezuinigen. VVD-lijsttrekker Mark Rutte was tegen. En toen de formatie eindigde in Rutte I – een coalitie van VVD en CDA, gedoogd door de PVV – kregen CDA en PVV hun zin: er ging opnieuw een miljard af bij Defensie.
De financiële crisis „dwong tot scherpe keuzes”, zegt Rutte nu in een schriftelijke verklaring. „Op alle terreinen moest worden bezuinigd, ook Defensie.”
Het werd een meervoudig drama.
De man die de nieuwe bezuinigingen moest uitvoeren was dezelfde Hans Hillen. Zijn relatie met de premier zou binnen twee weken verzuren.
Na zijn aantreden als Defensieminister hoorde Hillen dat hij de begroting die Van Middelkoop naliet bijna meteen moest verdedigen in de Kamer, aangevuld met afspraken uit het regeerakkoord. Voor zijn begeleidende Kamerbrief zocht hij formuleringen om onder bezuinigingen uit te komen. „Hans wrikte aan de afspraken”, zegt David van Weel, die destijds werkte op de beleidsstaf van Defensie.
Op Algemene Zaken redeneerden ze: een net aangetreden premier die dit laat passeren is zijn gezag meteen kwijt. Dus Hillen kreeg, vertelt hij, ineens een woedende Rutte aan de lijn. „‘Stuur die brief maar naar de koningin!’, riep Rutte, ‘ik accepteer dit niet’,” zo herinnert Hillen zich. „Ik werd dus al na twee weken door Rutte ontslagen.”
Hij besloot terug te vechten. „Ik zeg: hoezo?”
De premier bleek te weten van zijn poging bezuinigingen af te zwakken. Hillen vroeg wie hem had ingelicht. Rutte weigerde dit volgens Hillen te zeggen. „Toen heb ik geantwoord: ‘Dit is onaanvaardbaar’,” zegt Hillen.
Na overleg tussen hun ambtenaren, en een ongemakkelijk treffen op het Torentje, begroeven de twee de strijdbijl, zegt Hillen. Rutte wil desgevraagd niet op de episode ingaan.
De gewapende vrede drukte Hillen met de neus op feiten. „De premier liet me geen keuze: ik móést de bezuinigingen uitvoeren die ik niet wilde”, zegt Hillen. „Ik stond onder verscherpt toezicht.”
Toen Hillen voorjaar 2011 bekendmaakte hoe hij de bezuinigingen invulde, heerste er een grafstemming op Defensie. „Dit was de genadeklap”, zegt David van Weel. Van alle bezuinigingen die Hillen openbaarde – wéér 12.000 banen weg, minder mijnenjagers, minder F16’s, et cetera – riep de afschaffing van de tank de meeste weerzin op.
„Een leger zonder tanks is als een tandarts zonder boor”, zegt Hillens voorganger Voorhoeve nu. En Tom Middendorp, de oud-Commandant der Strijdkrachten: „De gevechtskracht van de landmacht werd uitgehold.”
Een leger zonder tanks is als een tandarts zonder boor
Joris Voorhoeve voormalig minister van Defensie
Zelf vertelt Hillen dat het voor hem een test was. „Ik zei tegen de samenleving: als jullie dit accepteren, waar staan jullie dan nog voor?”
De samenleving reageerde niet erg. Intussen brokkelde de reputatie van Nederland verder af. Toen Barack Obama’s minister van Defensie, de gematigde Republikein Bob Gates, zomer 2011 in Brussel afscheid nam van de NAVO, voer hij uit tegen welvarende lidstaten die „wel profiteren van de voordelen van de NAVO, maar niet bereid zijn de risico’s en kosten te dragen”.
Hillen wist dat Gates mede op Nederland doelde. Maar toen hij in 2012 vertrok waren de Defensie-uitgaven verder gezakt, naar 1,2 procent van het bbp. „Ik vond de 2 procent absoluut van belang”, zegt hij. „Ik was alleen te druk met overleven.”
Intussen was generaal Mart de Kruif teruggekeerd in Nederland. Hij kwam in de leiding van de landmacht – vanaf najaar 2011 als commandant – en ervoer de pijn van Hillens bezuinigingen. Evengoed zag hij een zorgelijker verschijnsel: de krijgsmacht was „moreel gebroken”.
Hij kwam uit Kandahar, Zuid-Afghanistan, waar hij in 2009 45.000 manschappen uit 23 NAVO-landen leidde. Joe Biden, toen vicepresident van de VS, zocht hem in 2009 op om te horen hoe hij de Taliban bestreed. De toenmalige Britse premier Gordon Brown belde hem: hij stond onder druk toen in één week veertien Britse militairen in Zuid-Afghanistan de dood vonden: „General, please slow down your operations.”
En wat De Kruif opviel is het „enorme contrast” met de politieke en ambtelijke leiding in Den Haag. Daar legden ze hem en andere militairen „voortdurend uit hoe wij ons werk moeten doen”. Dat ze in de krijgsmacht eigen vakkennis hebben, eigen strategisch inzicht, een eigen beroepseer – „dat beseft Den Haag niet meer”.
Het had, denkt hij, alles te maken met de eindeloze bezuinigingen: militairen, van soldaat tot generaal, waren gereduceerd tot cijfermateriaal. Ook De Kruif zelf. Onophoudelijk beantwoordde hij als commandant ambtelijke verzoeken voor financiële verantwoording. „En nóóit heeft één van die mensen me gevraagd: maar hoe gaat het met de landmacht?”
Rutte praat het weg
Zodra Jeanine Hennis (Defensie, 2012-2017, VVD) najaar 2012 aantrad merkte ze „dat er met het miljard van Rutte I een grens was overschreden”, zegt ze nu.
Kort voor haar begon Tom Middendorp als Commandant der Strijdkrachten: hij moest twaalfduizend mensen ontslaan en trof beroepsmilitairen die voor een minimumloon hun leven waagden. „Dit kon echt niet meer.”
Samen beraamden ze een plan voor een ommekeer, vertelt Middendorp. In de krijgsmacht vroegen collega’s dat hij „schreeuwend in de krant ging staan”, maar Hennis en hij wisten dat in Den Haag de wetten van „de geleidelijkheid” gelden. „Een delicaat spel.” Zo ontstond „een geweldige samenwerking’’ met de minister. „Jeanine heeft haar naam voor Defensie op het spel gezet.”
Hun uitgangspunt was slecht. Rutte II, een VVD/PvdA-coalitie, volgde een zware bezuinigingsagenda om de kredietcrisis te verwerken en in de Kamer willen partijen op links én rechts verder in de krijgsmacht snijden: de PVV voor een half miljard, en de PvdA, Ruttes nieuwe coalitiepartner, zelfs voor een miljard.
Toen annexeerde Rusland in 2014 de Krim en werd in de zomer MH17 uit de lucht geschoten. Vlak daarna was er een NAVO-top in Wales, waar „herbevestiging van de norm van 2 procent bbp” op de agenda stond.
Nederland zat nog steeds op 1,2 procent van het bbp. David van Weel woonde namens Defensie een voorbereidend ambtelijk overleg in Den Haag bij. Hij hoorde er van Financiën „dat we op de top geen harde toezeggingen over stijging van Defensie-uitgaven konden doen omdat er geen budget gereserveerd was”, vertelt hij.
Toch vermeldde het slotcommuniqué, getekend door Rutte, dat lidstaten „de komende tien jaar bewegen in de richting van 2 procent van het bbp”.
Maar ze waren nog niet op terugreis of mededelegatieleden hoorden de premier losjes vertellen dat dit voor Nederland niets veranderde.
Ambtenaren, Kamerleden en collega-bewindslieden keken ervan op. Hennis kreeg die maand 100 miljoen euro extra op haar begroting, maar insiders wisten: groei naar 2 procent van het bbp kost circa vijftig keer zoveel – een slordige 5 miljard per jaar.
En toen Van der Staaij het kabinet na Prinsjesdag in een motie vroeg naar „het ambitieniveau voor de komende jaren”, bleek de steun aan ‘Wales’ voorlopig inderdaad niets te betekenen: een officiële planning voor hogere uitgaven had Defensie na de NAVO-top niet gemaakt. Hennis zegt nu dat ze daarvoor de ruimte niet kreeg. „Ik kon niet over mijn graf heen regeren.”
Het roept achteraf vragen op over Rutte. Als VVD-leider was hij in de campagnes van 2010 en 2012 tegen Defensiebezuinigingen. Als premier tekende hij in 2014 in Wales voor een hoger bbp-percentage voor Defensie. Telkens realiseerde hij het omgekeerde.
Een VVD-Kamerlid zegt „dat je toen zag dat Mark nu eenmaal geen man van principes is”. Coalitiepartner Angelien Eijsink, toen PvdA-defensiewoordvoerder, merkte na Wales dat Hennis „ongelofelijk hard bleef knokken voor meer geld”. En Rutte? „Mark hééft niet zoveel met Defensie.” En toen Bijleveld in 2017 op Defensie aantrad zag ze „dat de handtekening van Mark onder Wales stond maar het budget niet was opgehoogd”.
Desgevraagd laat Rutte zich niet uit over de periode 2014-2017. Van der Staaij begrijpt dat de premier „moest middelen tussen partijen”, maar het viel ook hem op „dat de VVD, net als het CDA, in onderhandelingen zorg en onderwijs meestal voor liet gaan”, zegt hij. „De steun aan Defensie zat niet diep.”
‘Brieven waar Poetin van smult’
Intussen bereikten de Defensie-uitgaven in 2015, een jaar na de Krim en MH17, het dieptepunt sinds 1960 – 1,1 procent van het bbp. Uit alle hoeken klonk dat dit onverdedigbaar was: een manifest voor meer geld werd in 2015 ondertekend door mensen als oud-VVD-voorman Frits Bolkestein, vredesactivist Mient Jan Faber, schrijver Leon de Winter en ex-PvdA-leider Ad Melkert.
Hennis zette een nieuwe, vergaande stap: in „ongekende transparantie naar het parlement”, zegt Middendorp, liet ze in Kamerbrieven zien op welke onderdelen de krijgsmacht het niet meer aankon. Vele pagina’s over eenheden zonder inzetbare voertuigen, niet-beschikbare onderzeeërs, gebrek aan voorraden, munitie, opleidingen, et cetera.
Middendorp nu: „Reken maar dat Poetin van die brieven heeft gesmuld.”
Commandant De Kruif ging in De Telegraaf in 2015 verder: de landmacht „zit aan de grond”. In het AD sprak hij in 2016 over gammele trucks en verbindingssystemen met verouderde software. „Ik wist dat minister Hennis in gevecht was met Rutte en Financiën”, zegt hij er nu over. „Zij gaf nooit op, ik steunde haar.”
Hennis zelf benadrukt nu dat ze er uiteindelijk 868 miljoen voor Defensie bij kreeg, al bleef ze „worstelen met het miljard van Rutte I dat in mijn periode doorwerkte”.
Zo eindigde ze zoals ze begon – op 1,2 procent van het bbp.
Wel was daarna het klimaat drastisch veranderd. Geen van de middenpartijen wilden in 2017 nog korten op Defensie. Onderhandelaars in de formatie ontvingen Middendorp. Hij wees naar eigen zeggen op nieuwe dreigingen en het belang van een evenredige NAVO-bijdrage. „Ook hield ik een emotioneel betoog over het failliet van de krijgsmacht.”
In het regeerakkoord kreeg Defensie er jaarlijks anderhalf miljard euro bij; groei die de krijgsmacht in geen veertig jaar kende.
Maar de nieuwe minister Bijleveld (CDA) wees er voortdurend op dat Defensie zijn grondwettelijke taak niet meer aankon. „Dan zeg je keihard: de krijgsmacht kan het land niet meer verdedigen”, beaamt ze nu.
Onze partners draaiden beschamend lang op voor onze veiligheid
Tom Middendorp voormalig Commandant der Strijdkrachten
Ook zij liep aan tegen onthutsende gevolgen van eerdere bezuinigingen. Verstopt op pagina 29 van zijn jaarverslag rapporteerde de inspecteur-generaal voor de krijgsmacht in mei 2020 – corona domineerde het nieuws – dat in Afghanistan „veel Nederlandse militairen onvoldoende kennis en ervaring hebben met hun persoonlijk wapen”. In oorlogsgebied zonder basale kennis. Volgens commandanten het gevolg van „een tekort aan schietoefeningen”, aldus het jaarverslag.
Bijleveld vertelt dat navraag destijds leerde „dat dit is opgepakt”, maar „het was een hele harde waarneming’’. Oud-topambtenaar Casteleijn vindt het schokkend: „Dit kan totáál niet.”
Bijleveld haalde in haar termijn nog extra middelen binnen en bracht het uitgavenniveau terug op 1,4 procent van het bbp, met het vooruitzicht van 1,5 procent in 2022. Ook werkte ze met de Defensietop een strategie uit om de uitgaven in de nieuwe kabinetsperiode met miljarden te verhogen.
Onderdeel was, vertelt ze, dat commandanten van de vier krijgsmachtdelen bij het begin van de formatie – hoogst ongebruikelijk – een vraaggesprek aan Trouw gaven.
Ze vertelden over Russische onderzeeërs die in de Noordzee soms 48 uur onbespied stilliggen bij datakabels. Over geldgebrek waardoor ze telkens nee verkopen in de NAVO. „Wij zijn daar de onderpresteerders”, zei Martin Wijnen van de landmacht.
Zo leidde de strijd van Hennis en Bijleveld er in december 2021 mede toe dat in het nieuwe regeerakkoord jaarlijks 3 miljard euro extra voor Defensie werd vrijgemaakt. Ironie: het was ook het bedrag dat lijsttrekker Rutte in het VVD-verkiezingsprogramma vroeg. Na de Russische invasie van Oekraïne kwam er in februari nog 2 miljard bij.
In drie maanden gebeurde wat twintig jaar onmogelijk was geweest. Rutte wijst erop dat Nederland zo, ondanks de eerst inerte respons op ‘Wales’, zo alsnog „voldoet aan de NAVO-norm van 2 procent van het bbp” in 2024.
Het herstel kost jaren
Welke les trekken betrokkenen uit deze geschiedenis? De dominante analyse: de politiek kiest te vaak voor het comfort van de korte termijn. „We hebben een premier die één probleem per week doet”, vertelt Bijleveld. Door corona hád hij de vorige periode ook veel urgente problemen, zegt ze. „Dan valt ‘2 procent in 2024’ al snel buiten je scope.”
Middendorp herinnert aan een woord van Dwight Eisenhower: het urgente wint het vaak van het belangrijke. „We inden het vredesdividend veel te snel en lieten daarna, als rijk land, onze partners beschamend lang opdraaien voor onze veiligheid.”
„Defensie afbreken doe je op een achternamiddag”, zegt Hennis. „Het herstel kost járen.”
Daalder voorziet een dubbel probleem voor Nederland. De wereld gaat een tijd van groeiend conflict tegemoet, zegt hij, de NAVO zal om hogere Defensie-uitgaven vragen – nog even en we zijn terug bij Carter in 1977. „Het grote gevecht wordt: gaan we naar 3 of 4 procent van het bbp?”
Tegelijk moet Nederland „zijn enorme achterstand” goedmaken: „Het leger is in feite afgeschaft.” Dus het land kan niet achterover leunen als het in 2024 dan eindelijk de 2 procent haalt, zegt hij. „Dan is het moment gekomen om drie decennia achterstanden in te halen.”