N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vogel Aan de klimaatopwarming in Europa heeft Nederland nu de komst van de bijeneter te danken, ziet Jaap Vuijk.
Lopend langs de zeereep hoor ik boven me een moeilijk te lokaliseren rollend fluiten van elkaar roepende vogels. Het roepen wordt luider wanneer ik even later een groep bijeneters herken (Merops apiaster) in de silhouetten die dansen in het ijle ochtendblauw. Bijen, wespen, libellen en vlinders zijn hun prooi op deze vroege zomerochtend.
Bijeneters zijn merelgrote vogels met een vlinderachtig vliegpatroon. Van oudsher broeden ze in kolonies in mediterrane streken en overwinteren diep in de hoorn van Afrika. Ook nu nog jagen bijeneters boven de uitgestrekte moerassen van de Camargue, maar ze zijn tegenwoordig ook veel dichter bij huis te zien. In een opwarmend Europa hebben deze insecteneters in enkele decennia hun leefgebied duizend kilometer noordwaarts uitgebreid en zich ook in ons land als broedvogel gevestigd.
Nesttunnel
Terug uit Afrika graven bijeneters vroeg in mei in steile wanden van zandafgravingen en rivieroevers een horizontale nesttunnel van een à twee meter diep; voldoende om temperatuur en vochtigheid in de aansluitende nestkamer stabiel en onafhankelijk van de weersomstandigheden te maken. Hier legt het vrouwtje een vijftal eieren in het zand. Drie weken later kruipen in het aardedonker de naakte blinde jongen uit het ei om in juli een metamorfose te ondergaan tot oogstrelend kleurrijke behendige insectenjagers.
Het bijzondere aan het broedproces van bijeneters is dat een deel van de jongen niet alleen wordt grootgebracht door de oudervogels, maar ook door andere bijeneters die het ouderpaar helpen bij het broeden en voeden – het zogenaamde ‘cooperative breeding’. De helpers zijn vaak mannelijke jongen uit eerdere broedjaren maar kunnen ook niet-familiegebonden vogels uit de kolonie zijn. ‘Cooperative breeding’ komt bij 8 procent van de vogelsoorten voor, maar bijvoorbeeld ook onder zoogdieren zoals wolven, waar jeugdige dieren de roedel enige tijd trouw blijven en helpen bij het opvoeden van nieuwe welpjes.
Het bijzondere aan het broedproces van bijeneters is dat een deel van de jongen niet alleen wordt grootgebracht door de oudervogels, maar ook door andere bijeneters
Evolutiebiologen hebben lang moeite gehad het altruïstische gedrag van de helpers te plaatsen, maar verklaren het ontstaan van cooperative breeding nu vanuit de gedachte dat beide partijen – ouders en helpers – baat hebben bij deze samenwerkingsvorm; mutualisme.
Helpers verhogen de kans op het succesvol uitvliegen van jonge bijeneters en ondersteunen de gezondheid van de oudervogels, onderhand profiterend van de sociale structuur en veiligheid van de kolonie.
Het leven in kolonies met sterke familiebanden, de steun van helpers in het broedproces en een groot aanpassingsvermogen maken het bijeneters mogelijk snel nieuwe territoria te koloniseren nu het klimaat in Europa warmer wordt. Deze sierlijke insectenjagers zullen hierdoor ook in ons land steeds vaker te zien zijn.