In volle galop door Amsterdam tijdens festival Julidans

Recensie Theater

hedendaagse dans Julidans trapte af met voor het festival ongebruikelijk pure beweging. Al gauw werd het programma meer vertrouwd, met gelukkig ook duistere zielenroerselen en idioterie.

Als paarden door de stad in City Horses van Helena Byström en Anna Källblad.
Als paarden door de stad in City Horses van Helena Byström en Anna Källblad. Foto Nataša Cvjetkovic

Julidans is alweer een week onderweg. Dit jaar werd het internationale festival voor hedendaagse dans passend ingeleid. Niet door tromgeroffel, maar door het getrappel van voeten, nee, hóeven. In stap, draf of volle galop denderden de City Horses (de Zweedse Helena Byström en Anna Källblad met veertien Amsterdamse vrouwen) in een lus door de stad, om bij monumenten en standbeelden van (mannelijke) machthebbers te paard even een tegenbeeld te vormen van vredig rustende merries, liggend of roerloos bij elkaar staand, koppen bij elkaar, af en toe snuivend. Met hun staarten sloegen ze vliegen weg.

Die pastorale stadsbeelden waren niet een thematische vooruitwijzing naar de programmering van het festival, zeker niet. Een voorlopig, verwacht hoogtepunt is zelfs even inktzwart als meerduidig. Want is het de Dood uit De Groene Tafel of ‘zomaar’ een figuur uit de duistere krochten van de ziel van Sharon Eyal die op het toneel rondwaart? Want duister is de nieuwe choreografie van de Israelische, even duister als het toneel in Into the hairy, wat zoiets betekent als ‘waar het griezelig is’. Griezelig en intens verdrietig, dat is de overheersende indruk die Into the hairy achterlaat, plus een immense bewondering voor de zeven fantastische dansers die als wezens uit een nachtmerrie in de schemering schuilen.

Bijeen gekluit lijken ze soms een vleesetende bloem die mensen verzwelgt. Op ander momenten creëren ze met de sensueel golvende en wringende precisie-instrumenten die hun lichamen zijn (de nauwsluitende kanten leotards zijn weer van Dior-ontwerpster Maria Grazia Chiuri) verontrustende scifi-horrorvisioenen. Voortdurend gespannen, trippelend of ongemakkelijk wankelend, één voet op de tenen, de andere plat. De zwarte make-up is uitgelopen en met hun handen lijken ze soms de tranen van een hevige huilbui weg te vegen. Hun pijn wordt er ook bij het publiek ingeramd door de kastijdende baspartijen van de Welshe componist Koreless.

Griezelig en intens verdrietig: Into the Hairy van Sharon Eyal & Gai Behar.
Foto Katerina Jebb

Het moet geen pretje zijn, daar in het binnenste van Eyal. Maar met haar krachtige, bedwelmende signatuur weet ze haar instincten feilloos over te brengen.

Enigszins verwant is Versa-Vice van de Portugese Tânia Carvalho. Ook hier waart een groep verdoolde zielen rond, maar zonder de heldere formaties van Eyal. Hun aarzelende tred en geschilderde gezichten roepen associaties op met het befaamde May B van Maguy Marin, maar ook met Hofesh Schechters Clowns. Carvalho componeerde zelf de verdovende, beukende pianopartijen en creëert met haar live zang een lichtpunt in een ook al zo donkere voorstelling.

Naakt, braken en penetratie

Heel anders, en gelukkig maar, is Vincent Riebeeks remake van cultklassieker Kein Applaus für Scheisse die hij in 2010 met Florentina Holzinger maakte. Don’t clap for crap is weer een feest van koddige wansmaak met naakt, braken, penetratie en plassen dat óók nog lief is. Bovendien blijken Riebeeks blondgepruikte vrouwelijke persona en de Argentijn Nica Rosés een pleidooi te houden voor (zelf)acceptatie en tegen cliché’s over wat goede kunst zou moeten zijn.

Een groep verdoolde zielen in Versa-Vice van Tânia Carvalho.
Foto Rui Palma

3 against 2: psycho tropics van Marcela Levi en Lucía Russo uit Brazilië is eveneens niet-alleen-maar-maf. Superserieus van intentie, met polyritmiek als manier om het discours van de machthebbers ter discussie te stellen, middel om vreedzame coëxistentie te verklanken et cetera, maar met het blote oog zien we vooral een erg geestige samensmelting van de Griekse faun uit Nijinsky’s erotische schandaalballet L’Après-midi d’un faun (1912) met een old way vogue-danser. Het resultaat is maf, vooral ook dankzij de verschijning van een hyperbeheerste klassieke danser met los hoofd en het spel van de woeste percussionist-toetsenman die inderdaad virtuoos beukende ritmes mengt, gekleed in een kostuum waar Nijinsky niet eens van durfde te dromen: kleurige cowboychaps die de blote billen en kruis vrijlaten.

Danshistorie is ook de inspiratiebron voor Stav Struz Boutrous, maar dan de Kaukasische folkloristiche dans. In de double bill Sepia & Nomads treedt zij eerst op in de Khorumi-dans, een krijgsdans vol gebaren die kracht en moed uitbeelden. Vanouds een dans voor mannen, met onder andere de kenmerkende, gehurkte werveldans, maar Boutrous bevrijdt de Khorumi van zijn genderbeperking en bevrijdt zichzelf van haar lange, traditionele vlechten. Nomads is een duet waarin het lot van de achterblijvende vrouwen van een nomadenvolk wordt verbeeld, en zorg, angst, dood en leven in zusterlijke saamhorigheid worden verwerkt.

En ja, naast alle danshistorische verwijzingen en onderzoeken naar oude rituelen gaat het in Julidans soms ook nog wel eens enkel en alleen over beweging, wat in principe een beetje on-Julidansachtig is. Het publiek keek dus een beetje op van de officiële openingsvoorstelling. Not Standing van de Belg Alexander Vantournhout is een acrobatische studie naar beperking en mogelijkheden van een hoge muur. De vormen die de acht uitstekende performers met hun samengevlochten lichamen creëren zijn fascinerend en bijzonder inventief, maar een dansante flow krijgt de voorstelling maar bij vlagen. Dat gebeurt in minimalistisch repeterende frasen, die best langer hadden gemogen.