Opinie | Barbecueën moet mogen

Anderzijds Vlees roosteren op gloeiend houtskool is meer dan een maaltijd bereiden. Barbecueën is het ervaren van verbinding, schrijft .
Illustratie Cyprian Koscielniak
Illustratie Cyprian Koscielniak

Ik wist van niets. Mijn vader overigens ook niet. Hij zette de vlam in de houtskool en roosterde het vlees alsof hij zijn leven lang niet anders had gedaan. De zon scheen uitbundig en mijn moeder maakte sausjes en groente klaar. Ik was al tien en mocht helpen om de kipfilet te keren. De barbecue rookte flink.

We wisten dat het vlees niet mocht verkolen, want dat zou slecht voor je zijn. Maar, wisten wij veel dat er polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) vrijkwamen. We dachten niet aan milieu en klimaat, alleen aan onze rommelende magen en het bezoek dat zou komen om mee te eten. Met de kennis van nu, zou het logisch zijn dat ik mijn houtskool-bbq, en daarmee mijn nostalgische herinneringen, naar het grofvuil breng. Waarom vind ik dit dan zo lastig?

Laat ik de ‘behoeftepiramide’ van de Amerikaanse psycholoog Abraham Maslow erbij halen. Een van de eerste ‘fysiologische behoeften’ is voedsel. De maag moet gevuld zijn, het lijf en de geest gevoed voordat er ruimte is voor relaties en sociale contacten.

De theorie van Maslow stamt uit 1943, maar in het neolithicum wisten mensen al hoe je fysiologische en sociale behoeften met elkaar kon verenigen: door te barbecueën. Vuur maken en vlees erboven. Toen was het bereiden van vlees een manier om samen te overleven, nu braden we lapjes, boutjes, stukjes en repen omdat we samen met familie en vrienden willen genieten van lekker eten. De rokerige dampen en het smeulende vuur horen hierbij.

Sociale cohesie

Ook premier Rutte heeft dit begrepen. „We moeten lekker kunnen blijven barbecueën”, zei hij vier jaar geleden al toen hij vragen kreeg over de grenzen van het klimaatbeleid. Barbecueën draait niet primair om eten, maar vooral om het ervaren van verbinding. Om de toename van sociale cohesie. Niet alleen met de eigen familiaire kring, maar ook met de bredere sociale kring.

Zo werd er in mijn vorige woonplaats een buurtbarbecue georganiseerd. De gezichten in de straten rond ons huis kregen ineens een stem en hun verhalen kwamen tot leven terwijl het vlees lag te garen. En ja, je kunt natuurlijk ook friet laten aanrukken of pizza’s laten bezorgen, maar deze zijn in een paar happen op, en dan? Dan heb je letterlijk een hapsnap gesprek en wel een volle maag, maar niet dat bijzondere saamhorigheidsgevoel.

Samen eten bereiden heeft iets magisch. Toen ik als tienjarige naast mijn vader stond, wist ik dat we iets moois aan het doen waren. Nu pas kan ik hier woorden aan geven: we waren bezig met het smeden van onze vader-dochterband.

Slagerij De Bruin

Voor mij speelt nog iets anders mee: ik wil mijn innerlijke barbaar voeden. Gewoon niet nadenken, maar vreten. Het kippenvlees van de botten scheuren met mijn tanden, het hamburger-separatorvlees verslinden alsof het een prooi is. Ik wil mijn prehistorische zelf omarmen. Mijn basisdriften Freudiaans de ruimte geven en niet denken aan de tas met het logo van slagerij De Bruin dat in mijn moderne keuken ligt.

Maar ja, nú weet ik wel van PAK’s, milieubedreigingen, gezondheidsrisico’s en klimaatveranderingen. Mag barbecueën dan nog wel in deze tijd? Moet ik spoorslags een elektrische bbq kopen en vega- en vegan-blokjes, -lapjes, -rondo’s, -burgers en -filets in gaan slaan of de barbecue helemaal in de ban doen?

Eerlijk gezegd wil ik gewoon dat naïeve kind van tien blijven, dat zorgeloos echte kipfilet omdraait met haar vader. Het kind dat kijkt naar de smeulende kooltjes en opstijgende walm.