N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het is woensdagavond 1 februari. Op NPO 1 spreekt Arjen Lubach vanachter een desk de kijker toe. Hij draagt een gilet, heeft een smartwatch om en houdt een balpen in zijn hand. „Het is één februari en daarmee is een eind gekomen aan dry january. De maand waarin veel mensen geen alcohol drinken. Dat betekent dat het vanaf vandaag weer tijd is vóóóór [een voice-over begint te schreeuwen] dry gin wodka port pils flügel february!” Het publiek in de studio gaat plat. Als het enigszins is gekalmeerd, herneemt Lubach het woord. Bloedserieus: „Maar, gister dacht ik ook ineens, is het wel zo’n goed idee om weer keihard te gaan drinken?”
Je zou er een fles wijn van naar de televisie willen gooien. Niet zonder ’m eerst leeg te hebben gedronken, natuurlijk.
Vergeef me die woede. Die komt voort uit jarenlange opgebouwde frustratie. Bovenstaand voorbeeld is satire zoals ik er al mijn hele leven naar kijk: pedante dertigers of hooguit veertigers, altijd mannen, die met hun idee van humor aan ons uitleggen wat iedereen al snapt (alcohol is ongezond). Ik heb het over Arjen Lubach, met ruggensteun van Tex de Wit, Jonathan van het Reve en Diederik Smit. Roel Maalderink van Plakshot, samen met zijn broer Jos Maalderink. Beste maten Niels van der Laan en Jeroen Woe van Even tot hier. Teamcaptains Peter Pannekoek en Jan Jaap van der Wal bij Dit was het nieuws. De een iets leuker dan de ander, zeg ik er voor de veiligheid maar bij.
Jonge-honden-act
Waarom is dit type, de jonge man in gilet, overhemd of in het ergste geval in V-hals-shirt, nou zo geschikt om op televisie satire over de actualiteit te maken? Misschien is het die leeftijd: enerzijds zijn ze oud genoeg om serieuze kritiek te mogen leveren, anderzijds zijn ze jong genoeg om iets baldadigs uit te kunnen stralen. Hun haarlijnen trekken terug, maar kaal zijn ze nog niet. Ze zijn, om dat vreselijke woord maar eens te gebruiken, jongensachtig. Lubach komt aan het begin van een uitzending met opgestroopte mouwen de studio in hollen, Van der Laan en Woe vullen elkaars zinnen in hoog tempo aan en in Plakshot runt Maalderink samen met zijn broer een fictief, studentikoos aandoend huishouden van waaruit hij ons toespreekt en allerlei korte items instart. Het is dezelfde jonge-honden-act in steeds weer een net andere vorm.
Gymnasiumhumor, hoorde ik een vriendin deze vorm van satire noemen, en kernachtiger kan ik het eigenlijk niet omschrijven
Van jonge honden vinden we het leuk als ze een beetje blaffen. Daarom mogen ze zich op tv over van alles (gespeeld) druk maken. Over het koningshuis, bijvoorbeeld. Of over flitsbezorgingsdiensten. Of over mensen die met Transavia naar Spanje vliegen. Of over diezelfde mensen, die door Maalderink een microfoon onder hun neus geschoven krijgen en desgevraagd aangeven vlees te eten. Als Maalderink ze vervolgens vraagt of ze al hebben gehoord van die man in hun buurt die varkens elektrische schokken geeft, zeggen ze dierenmishandeling heel erg te vinden. Jahaa, moet de kijker denken, daar heeft Maalderink ze mooi te pakken!
Ik merk dat het me moeite kost om woorden te vinden voor hoe ongelofelijk saai ik deze vorm van satire vind. Gymnasiumhumor, hoorde ik het een vriendin onlangs noemen, en kernachtiger kan ik het eigenlijk niet omschrijven. Het is je eindeloos wentelen in je eigen gelijk, terwijl er voor deze gozers zelf ondertussen overduidelijk niks op het spel staat, precies zoals in 4 vwo.
Sommigen zeggen dat satire over de actualiteit van alles teweeg kan brengen in de samenleving. De satiricus is dan een held die met zijn geinige lol politici, bestuursleden en gewone burgers tot de orde roept. Je zou ook kunnen zeggen, en dat ga ik nu dus doen, dat de satire die we tegenwoordig op tv zien helemaal niet zo gevaarlijk of vernieuwend is, maar vooral normbevestigend. We zien steeds hetzelfde type mannen een beetje blaffen, maar nooit bijten. Kritiek op bijvoorbeeld de VVD mondt in hun programma’s binnen de kortste keren uit in een applausje voor de liberalen die weer 100 in plaats van 130 rijden, of in een grap over het feit dat VVD’ers altijd bitterballen eten. Dat kun je geinig vinden of niet, feit is dat die items vol zitten met grappen die de kritiek niet scherper maken, maar er juist lucht aan toevoegen. Met andere woorden: de vorm noch de inhoud van deze programma’s is grensverleggend. Dit is misschien een beetje een humorloos verhaal, maar daarom niet minder waar.
Vrouwenhumor
Ben ik niet gewoon jaloers? Nou, ja natuurlijk. Ik zou ook wel met zulke flauwe grappen en halfslachtig engagement een miljoenenpubliek willen trekken. En waarom zien we vrouwen dat eigenlijk nooit doen?
Begin dit jaar was ik op de boekpresentatie van We hebben het over je gehad, het debuut van Stéphanie Hoogenberk. Daar reikte ze het eerste exemplaar uit. „Ik wilde dat het naar een grappig iemand zou gaan”, sprak ze. „En zeg je grappig, dan denk je al snel aan een vrouw.” Iedereen lachen, natuurlijk.
Over de vraag waarom we vrouwen niet met humor associëren is van alles gezegd en geschreven, waaronder veel stompzinnigs. De beste verklaring komt misschien van de Amerikaanse socialite Fran Lebowitz, die er dit over zegt: „De culturele maatstaf is mannelijk. Een vrouw die zegt dat een man grappig is, is hetzelfde als een man die zegt dat een vrouw aantrekkelijk is.” Zelf loopt Lebowitz, die wereldwijd enorm populair werd door haar serie Pretend It’s a City, altijd rond in een oversized blazer, wijde spijkerbroek en cowboylaarzen. Haar stem is door het roken door de jaren heen een aantal octaven gedaald. Ze is, kortom, het soort vrouw van wie de mensen wel een grap kunnen hebben.
Er komen wel grappige vrouwen op tv, maar ze spelen dan bijna altijd een typetje
Op die boekpresentatie viel het me op dat er veel grappige vrouwen aanwezig waren, en vooral dat die, in tegenstelling tot Lebowitz, niet zo vaak in beeld kwamen. Het waren schrijfsters, columnisten, podcastmakers en twitteraars. Cindy Hoetmer, wier boeken in zo’n beetje elke krant ‘hilarisch’ zijn genoemd, was weliswaar te gast geweest bij tv-quiz De slimste mens, maar het droog-komische dat ze van nature heeft werd online direct afgedaan als ‘wat kijkt ze chagrijnig’ (en dat mag alleen Maarten van Rossem). Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Eva Crutzen, die een vaste gast speelt in het absurdistische NTR-programma Promenade. Er komen wel grappige vrouwen op tv, maar ze spelen dan bijna altijd een typetje.
Lees ook: Hoezo zijn vrouwen niet grappig?
Als je een column schrijft of een podcast maakt, zit je uiterlijk je in elk geval niet in de weg. Mannen hebben dat probleem doorgaans nou eenmaal minder. Ze hoeven niet eerst op hun fysiek gekeurd te worden, waardoor de focus direct op de grap en/of de kritiek kan komen te liggen. Al helemaal als die mannen zo doorsnee ogen als bijvoorbeeld Lubach, Maalderink, Van der Laan of Pannekoek. Misschien moeten we daar de talkshowwet nog bij optellen. Vrouwen komen over het algemeen pas over de brug als ze zelf vinden dat ze echt, echt wat toe te voegen hebben, terwijl mannen sneller denken: ik kom het allemaal graag even uitleggen, heb nog wel een paar grappen liggen ook.
Televisie is toch achterhaald, zou je kunnen zeggen, laat ze dat medium lekker houden. Maar ondertussen bereiken deze mannen samen toch miljoenen kijkers – zie dat maar eens te halen met je boek of podcast.
Satirische top
Ik wil niet beweren dat het beter zou zijn als een vrouw op televisie de grap ‘dry gin wodka port pils flügel february yeahhhh’ zou maken. Alsjeblieft niet. Ik zie slechts twee dingen die ik jammer vind. Het eerste is dat we nu al jaren vastzitten aan een bepaald soort tv-satire, dat van jongensmannen die brave, om niet te zeggen saaie grappen maken. Het tweede is dat we, behalve als typetjes, weinig grappige vrouwen op tv zien. Wat, lieve kijkbuiskinderen, suggereer ik hier nu mee? Niet dat het veel uitmaakt, want bovenstaande televisieprogramma’s scoren zoals gezegd prima kijkcijfers. Maar hopen mag altijd. Hopen op het einde van het tijdperk van de gymnasiumhumor, hopen op iets nieuws. Ik weiger gewoon te geloven dat we met Arjen Lubach de satirische top hebben bereikt.
Onlangs sneden de broers Maalderink het onderwerp genderongelijkheid aan. „Ik dacht, ik heb een eigen rubriek, ik heb impact, dus dan wil ik het graag hebben over een onderwerp dat ik belangrijk vind en dat een beetje op de agenda zetten”, begint Jos. Aan de hand van nieuwsartikelen legt Jos uit dat vrouwen onderbetaald worden en minder vaak op topposities terechtkomen. Die verdeling zou toch eerlijker moeten, zeg fifty-fifty. Nou, dan kopt Roel ’m natuurlijk in. Met een triomfantelijk hoofd: „Je weet wat dat betekent voor jouw rubriek, Jos.”
Ik heb een nog veel beter idee: de heren houden er allebei mee op. Dan gaan we wel eens kijken wat er voor in de plaats kan komen. Ja, dat zou pas echt lachen zijn.
Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!
Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.