North Sea Jazz laat horen hoe de koloniale geschiedenis doorklinkt in Nederlandse jazz en hiphop

Jazz en diaspora Muzikanten uit Suriname, de Antillen en Indonesië waren en zijn van grote invloed op de jazzsound van Nederland. North Sea Jazz besteedt aandacht aan die muzikale erfenis, vertellen curatoren Vernon Chatlein en Monica Akihary.

Vernon Chatlein, muzikant en curator van het North Sea Jazz diaspora/diversity programma.
Vernon Chatlein, muzikant en curator van het North Sea Jazz diaspora/diversity programma. Foto Andreas Terlaak

Het moment dat de Curaçaose percussionist Vernon Chatlein besloot dat hij een missie had, om de wereld kennis te laten maken met afro-Curaçaose muziek, weet hij nog goed.

Het kwam doordat hij een zinnetje las in het werk van een Amerikaanse musicoloog, Malena Kuss. Zij schreef over de benta of mondboog: „Een ander instrument dat is uitgestorven en alleen nog maar wordt beschreven in boeken, is de benta.”

Wat? dacht Chatlein: „Ik had er op dat moment twee! Toen ging ik kijken waar ze zich op baseerde: allemaal Nederlandse onderzoekers die waarschijnlijk een maandje op het strand hadden gelegen en een paar interviews hadden gedaan.”

Die zin bepaalde Chatleins muzikale, missie, om ook vooral de spirituele Curaçaose volksmuziek muzik di zumbi bekender te maken. Op een moderne manier natuurlijk.

Met de benta, ook wel mondboog, opende hij op een junidag de presentatie van zijn album Imershón in TivoliVredenburg. Chatlein hield de snaar van de boog voor zijn mond en tikte er met een dunne stok een ritme op waarvan hij de klank veranderde door zijn lippen te bewegen. Zijn mond werd zo de klankkast van een percussieve, spookachtige melodie. Als sax, piano, conga’s en basgitaar het overnamen, werd het een Antilliaanse jazzcompositie, die hij daarna ondersteunde met een ritme op de chapi, de ijzeren kop van een schoffel die diende als muziekinstrument.

Chatlein is samen met rapper Typhoon en zangeres Monica Akihary curator op de 46ste editie van North Sea Jazz Festival. Kort na de historische excuses van koning Willem Alexander voor het Nederlandse slavernijverleden op 1 juli, staat de muzikale invloed van die koloniale geschiedenis centraal op het jazzfestival.

Het thema Sounds of Diversity – A Shared Musical Heritage wordt vrijdag groots afgetrapt met de ‘Diaspora Suite’. Onder leiding van Jules Buckley en zijn Metropole Orkest spelen Nederlandse topmusici, zoals fluitist Ronald Snijders, bassist Adinda Meertins en drummer Yoràn Vroom samen met internationale sterren die ook een diaspora-verhaal vertellen, zoals Laura Mvula, Arooj Aftab en Corinne Bailey Rae. Tussendoor worden passages uit het werk van Anton de Kom, Anil Ramdas en Boeli van Leeuwen voorgedragen door bekende journalisten en publicisten. Daarnaast ligt het hele weekend een stevig accent op Nederlandse bands en artiesten met muzikale wortels in de voormalige koloniën in oost en west.

Zangeres Monica Akihary, die jazz met muziek uit Bali en de Molukken mengt, is ook NSJ-curator. Foto Andreas Terlaak

Het Nederlandse verhaal

Maar jazz was toch altijd al een verhaal van gemengde culturen, wat daardoor als vanzelf een plek kreeg in de diverse programmering van het festival? Klopt, zegt programmeur Michelle Kuypers, „dat de Amerikaanse jazz een resultaat is van die geschiedenis is bekend. Maar de Nederlandse scene heeft een eigen verhaal en dat hebben we nooit goed verteld. De herdenking van 150 jaar afschaffing van slavernij is daar een goed moment voor. De Nederlandse jazz is gekleurd door Surinaamse, Antilliaanse en Indonesische musici en invloeden. Maar ook de Nederlandse hiphop klinkt bijvoorbeeld wezenlijk anders dan de Amerikaanse, mede door de links met de voormalige koloniën.”

Ook Chatlein constateerde al vroeg in zijn carrière dat het Nederlandse koloniale verhaal nauwelijks verteld werd met muziek. Als twintiger ging hij vanuit Curaçao naar Cuba om percussie te studeren. Het land heeft met eigen muziekstijlen, Latin jazz en Cubop een sterk narratief over gemengde invloeden. „Pas daar dacht ik: wacht, dat heb ik thuis ook, in Antilliaanse vorm. Toen ik rond die tijd Izaline Calister hoorde zingen in Papiaments wist ik zeker: ik wil ons verhaal gaan vertellen.”

Geen wonder dus dat hij Calister vroeg om te spelen op North Sea Jazz, met een hommage aan Tula, de leider van de slavenopstand van 1795. Chatlein vroeg ook de Bonairiaanse zanger Ir-Sais, die reggaeton en elektronische muziek maakt met Afro-Antilliaanse invloeden, gezongen in Papiamentu. Hij is een voorbeeld van de succesvolle jongere generatie popmuzikanten die al dan niet bewust voortbouwen op het erfgoed. Ir Sais remixte zijn hit Dream Girl met medewerking van internationale megasterren als Sean Paul, Davido en Rauw Alejandro.

Nooit geweten

Het was cultureel ondernemer en muziekagent Mike Bindraban die bij North Sea Jazz aanklopte met een plan om de koloniale geschiedenis hoorbaar te maken in muziek. Ook de ‘Diaspora Suite’ die tevens wordt uitgezonden op televisie komt uit zijn koker. „Voor mij is dit heel persoonlijk. Mijn ouders zijn Surinaams-Hindoestaanse afstammelingen van contractarbeiders uit India, ik ben opgegroeid op Sint Maarten en woon in Nederland. Achter de diaspora zit het koloniale verleden, maar we kijken vooral naar het nu. We zijn er. Er is door de geschiedenis een diverse gemeenschap ontstaan. We eren iemand als Ronald Snijders die al decennialang Surinaamse klanken en jazz samenbrengt en we hebben jonge topmuzikanten zoals violist Yannick Hiwat wiens werk altijd over Suriname, slavernij, jazz en hiphop gaat.”

De aanstelling van curatoren was een andere belangrijke beslissing, zegt programmeur Kuypers. „We zijn een overwegend witte organisatie, vandaar dat we ook een klankbordgroep hebben gevraagd om ons op blinde vlekken te wijzen. We bespraken met hen onder meer of we niet alleen aandacht zouden schenken aan de muzikale doorwerking van het Trans-Atlantische slavernijverleden, maar ook aan de slavernij rond de Indische Oceaan, de VOC-kant.”

Meerdere NSJ-medewerkers hebben Indische roots, onder wie Kuypers. „Ik vertegenwoordig de diaspora, maar door mijn licht getinte huidskleur en blauwe ogen heb ik nooit discriminatie ervaren. Dat is dus voor iedereen anders.” Toch werd ook haar ontdekkingstocht door het thema steeds persoonlijker naarmate ze meer research deed. „Ik kwam erachter hoe je je kunt verkijken op je eigen land. Op een muziekreis naar New Orleans bezocht ik ooit plantages en maakte me er boos over dat er niets over het slavernijverleden werd verteld. Maar het is hier net zo. Ik kwam erachter dat Nederlanders ook in Indonesië op grote schaal aan slavernij en mensenroof deden. Dat heb ik nooit geleerd.”

Ze benadrukt dat North Sea Jazz een muziekfestival blijft. „We roeren onderbelichte thema’s aan vanuit muzikaal perspectief. Bijvoorbeeld dat jazz voor een belangrijk deel via Nederlands-Indië naar Nederland is gekomen.” Al vanaf de jaren twintig arriveerde de jazz daar via scheepsorkesten, bladmuziek, grammofoonplaten en later Amerikaanse radiostations. Het ging er zelfs een huwelijk aan met krontjong en gamelan. Natuurlijk was er ook al jazz in Nederland vanaf de jaren twintig, die werd dan weer mede vormgegeven door de eerste jazzsterren van Surinaamse komaf zoals Kid Dynamite en Lex van Spall.

Foto’s Andreas Terlaak

Molukken

Zangeres Monica Akihary is er stellig over: ook al is Amerikaanse jazz het ijkpunt, Nederland heeft een eigen sound gekregen juist door die andere geschiedenis. Akihary, die vorige week de Boy Edgar-prijs won, is ook een van de curatoren. Met haar groep Boi Akih vermengt ze al jaren voornamelijk Molukse en Balinese stijlen met jazz, maar ook met West-Afrikaanse en Oost-Europese volksmuziek, door alle grenzen heen. „Van een vorige generatie Molukse muzikanten hoorde ik hoe je moet grooven. Geen schema’s, maar vloeien, als de zee. Mijn eigen generatie is gaan zoeken op de Molukken en de rest van de archipel, want elk eiland heeft weer zijn eigen tradities.”

Ze nodigt onder anderen Gino Cochise uit op het festival, een jonge, eigenzinnige avant-gardist die nadrukkelijk zoekt naar de verdwijnende muziek van de Molukken. Akihary: „Deze jonge generatie gaat verder. Ze weten: dit is gebeurd, maar er is een muzikale rijkdom uit voortgekomen die we kunnen gebruiken. Ik heb Gino en gitarist Rafel Devánte Sinay gekoppeld aan Djé-Rimo en Darsay, twee spoken word-artiesten die heel krachtig de Molukse geschiedenis bespreken.”

Akihary hoopt dat de muziek op deze manier de luisteraar een opstapje biedt om zich verder te verdiepen. „Toen ik in 1985 voor het eerst naar North Sea Jazz ging, stond ik bij Steps Ahead. Er kwam een magere meneer op het podium die mij helemaal overdonderde met zijn stem. Dat was de eerste keer dat ik stemkunstenaar Bobby McFerrin hoorde. Dan ga je thuis zoeken: wat doet hij, waar komt hij vandaan, waar luistert hij naar. En: wat kan ik zelf doen met mijn stem? Zo kan het ook werken met die geschiedenis. Je geniet van de muziek op een festival en thuis denk je er nog eens over na. Wat hoorde ik nou allemaal?”

Die vraag stelt Vernon Chatlein zich ook regelmatig als hij luistert naar archiefopnames. Dan gaat hij weer lezen en ontdekt de geschiedenis. Al jaren gebruikt hij het Zikinzá-archief waarin in de jaren vijftig en zestig opnames van volksverhalen en -muziek uit Curaçao zijn verzameld door de Nederlandse missionaris Paul Brenneker en de Curaçaose dichter Elis Juliana. Daar hoort hij instrumenten en manieren van spelen die hij dan weer probeert nieuw leven te geven.

Op zijn nieuwe album gebruikt hij samples uit het archief onder meer in het nummer ‘1863 – Suite Libertad’. „Ik kwam een opname tegen van mevrouw Maria Doran uit 1960. Ze was toen tachtig jaar oud en vertelde een verhaal over de afschaffing van slavernij op Curaçao.” Doran maakte dat niet zelf mee, maar kende het waarschijnlijk van haar ouders.

„Ze vertelt over Wilmu den Derdu, koning Willem III, die de afschaffing al eerder aankondigde, maar daarna jarenlang niets deed. Toen het op 1 juli 1863 eindelijk zover was, toen de bel van vrijheid klonk, zegt ze, werd er gezongen. Ze zingt dan een lied waarin niet Wilmu den Derdu maar Reina Victoria, Queen Victoria van Engeland, wordt geroemd.”

Wat hoor ik nou allemaal, dacht Chatlein, wat is dit voor verhaal? Hij dook in de geschiedenis van de afschaffing op Curaçao en kwam erachter dat die werd afgedwongen door Engeland. Het liedje had een subversieve boodschap: geloof niet het verhaal dat we horen, we danken onze vrijheid niet aan onze eigen monarch, maar aan die van Engeland.

„Dat is nou tambú”, zegt Chatlein trots en wijst op zijn ketting waaraan een chapi hangt met het woord ‘tambú’ erop. Het wordt wel de verzetsmuziek van Curaçao genoemd, maar Chatlein schudt zijn hoofd. „Dat woordje verzet geeft weer de boodschap dat tot slaafgemaakten hun hele leven bezig waren me de witte shons. Maar juist als er muziek werd gemaakt, stond dat eindelijk eens los van de overheersing.”