Column | Mees

Ellen Deckwitz

Tegenwoordig beginnen excuses niet meer met een telefoontje, bloemetje of gewoon ‘sorry’ maar met de mededeling dat iemand je volgt op Instagram. Het is soms een prille aanzet om iets weer goed te maken. Begin deze week ontdekte ik dat een hartsvriend van vroeger, ik noem hem hier maar even Mees, me volgde op het beeldkanaal. Ik volgde hem terug en hoorde niets meer tot ik enkele dagen later een bericht van hem ontving. Hij schreef dat hij het contact toch niet aankon.

Ik begreep het wel, ik kon het zelf ook niet meer aan. Ooit waren we twee handen op één buik. Ik leerde hem kennen toen we zeventien waren, we gameden tot de zon weer opkwam, zetten de stad op stelten in de zomer en lazen in de winter boek na boek. Ik ontwierp zijn eerste tatoeage, hij nam me als dank mee naar mijn eerste grote concert in Amsterdam. Ik was erbij toen hij een vriendje kreeg, steunde hem toen zijn ouders daar niets van wilden weten. Tijdens onze studententijd, elk in een andere stad, bleven we hecht, maar in de loop der jaren veranderde hij. Hij verwaarloosde zijn studie, zijn leven en vrienden, hij vermagerde waar je naast zat. Aanvankelijk dacht ik dat het depressie was, schakelde zijn zussen in, regelde een psycholoog. Ik bracht eten, waakte bij hem, maar hij sloot zich steeds verder af.

Uiteindelijk bleek het een drugsverslaving. Er volgde een psychose, gedwongen opname en daarna verhuisde hij naar een andere stad, waar zijn zussen een oogje in het zeil hielden. Hij verbrak het contact met al zijn vrienden. Zijn zussen zeiden dat ik hem maar even moest laten. Zo verstreek een decennium. Met hem verdween een deel van mijn jeugd. Missen ging over in rouw.

Jaren later kwam ik hem tegen op straat. Hij omhelsde me en zei mat dat ik nog steeds dezelfde leek, maar het klonk niet als een compliment. Ik probeerde hem daarna te bereiken, maar hij reageerde niet. Ik herinnerde hem misschien aan een periode waar hij liever niet meer aan dacht.

Opeens was er afgelopen week dat Instagrambericht. Ik bekeek zijn foto’s. Hij was veranderd, zoals het huis waarin je ooit een gelukkige tijd doorbracht verandert wanneer er andere bewoners zijn.

Al scrollende ging ik langs zijn lege blik, vervlakt door medicatie en schaamte. Mees, dacht ik, terwijl ik in die ooit vertrouwde maar nu vreemde ogen keek.

Mees woont hier niet meer.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.