N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onze sporthal had een mooie grote entree, met van die kokosmatten om je voeten goed te vegen. Rechtsaf ging je naar de kleedkamers, de weeë geur van douche, deodorant en shampoo tegemoet. Rechtdoor leidde naar de zaal en de tribunes. Het rook er naar voeten, gymschoenen en zweet, zoals elke sporthal ruikt. En als je naar links ging, kwam je in de kantine. ’s Ochtends overheerste nog de geur van vers gezette koffie. Halverwege de middag namen sigaretten, bier en patat het over. Ik kocht er trekdrop en schuimblokken voor 5 cent, en later mijn eerste biertjes voor 1 gulden 50. Misschien glimlacht u wel van herkenning nu. Ik denk vooral: wat word ik oud. Roken in sportkantines, hoe lang is dat wel niet geleden. Nu ruikt het er alleen nog naar frituur en bier.
Stel je voor dat we de sport opnieuw zouden uitvinden, op dit moment. Sport als manier om gezond en fit te blijven. En aan je geluk te werken – door te bewegen komt endorfine vrij, het gelukshormoon. Ja, dat zou zeker meer centraal staan, dat sport gelukkig maakt. Sport als smeerolie om mensen uit de hele samenleving te ontmoeten. Als middel om te leren samenwerken, elkaar te helpen, te leren omgaan met winst en verlies, maar ook om samen plezier te maken en te genieten; dat zijn de waarden die we kinderen zouden bijbrengen als we training geven. Sport zou bij opnieuw uitvinden misschien wat accentverschuivingen kennen, maar grotendeels hetzelfde blijven, denk ik toch.
Het enige dat je je niet zou kunnen voorstellen bij het opnieuw uitvinden van sport is dat er kantines gebouwd zouden worden waar je alcohol mag drinken. Alcohol staat haaks op gezondheid, en uiteindelijk ook op geluk. Alcohol is zo’n verslavende harddrug dat we het direct zouden verbieden als het nu ontdekt werd – niet alleen in de sportkantine, maar overal. Het is zo logisch. Klaar als een klontje. En toch krijg ik het in mijn hoofd niet rond, de drooglegging van de sportkantine waar staatssecretaris Maarten van Ooijen voor schijnt te gaan.
Het is betutteling, lees ik overal. En dat is ook het eerste wat ik denk, in chocoladeletters. Betutteling. Alcohol verbieden in sportkantines geeft een error in mijn hoofd. Een bemoei-je-met-jezelf-reflex. Een ik-maak-mijn-eigen-keuzes-wel. Sigarettenrook is slecht voor de gezondheid van anderen, dus logisch dat je niet meer binnen roken mag. Maar met een slok bier doe je niemand kwaad. Je kiest zelf voor dat glas. Je hoeft niet veel te drinken. We zijn allemaal volwassen mensen. De sportclub haalt er zijn inkomsten uit. En als het daar niet mag, drinken mensen wel in het café, waar de ontmoeting met andersgezinden en de sociale binding die daardoor ontstaat lang niet zo sterk is als op de sportclub.
Ik overpeins mijn primaire reactie, die totaal niet past op hoe ik sport zie, al dagen. Hoe ruikt de sportkantine over dertig jaar? Vinden we de geur van tosti, fruitshake en 0.0 dan doodgewoon? Dertig jaar geleden konden we ons niet voorstellen dat kantines ooit rookvrij zouden worden, en toch vinden we dat al twee decennia normaal. Het ruikt nergens meer naar rook in openbare binnenruimtes. Maar er roken nog steeds heel veel mensen. Misschien vind ik het verbieden van alcohol in sportkantines wel vooral symptoombestrijding, in plaats van de oplossing van een probleem.