De Russen hebben de vuurkracht, de Oekraïners het moreel

Volodymyr Jermochin laat een legerplaatje zien met een foto van zijn vrouw en zoon. Voor hen vecht ik, zegt hij.


Foto Kostyantyn Chernichkin

Reportage Het hoge moreel van de Oekraïense soldaten, hun wil om te vechten, speelt een grote rol bij het succes op het slagveld, vertellen ze in de loopgraven bij Mykolajiv.

Urenlang beschoten de Russen de Oekraïense loopgraven. Maar Joeri Bojko en zijn maten weken niet. Met een mengeling van trots en strijdvaardigheid in zijn stem omschrijft soldaat Bojko de situatie aan het front bij Cherson afgelopen zomer. Zijn lange bruine baardharen springen alle kanten op, zijn handen zijn bruin gekleurd van de modder. „We konden niet plassen of we werden al onder vuur genomen. De Russen hebben zoveel meer wapens, zoveel meer artilleriekracht dan wij. De dood was dichtbij en toch renden we niet weg.”

Bojko (29) staat in de loopgraven tussen de Zuid-Oekraïense steden Mykolajiv en Cherson bij zijn slaapvertrek, een hol onder de grond. Met zijn mede-soldaten moest hij van de zomer klaarstaan als de Russen een tegenaanval zouden openen. Hij pakt uit de binnenzak van zijn groene legerjas een doorzichtig mapje met daarin zijn paspoort, een blauw-geel hartje en een kaart met twee lila beertjes en daartussen een roze hartje. Binnen in de kaart een blauw-gele tekening van zijn zoon Taras van anderhalf jaar en een tekst geschreven door zijn vrouw: ‘Voor de beste vader van de wereld. We staan achter je, ondanks de afstand. Gelukkige vaderdag. We wachten op je. Kus.’

„Voor hem hield ik stand”, besluit Bojko. „Het is de eerste kaart die ik kreeg aan het front. Ik heb de tekening altijd bij me.”

Afgelopen zomer gaf het Oekraïense leger niet toe en rukte vervolgens op naar Cherson. De bevrijding van de havenstad vorige maand was een nieuw succes voor Oekraïne. Eerder dreven de Oekraïense strijdkrachten de Russen al weg van Kiev, en sloegen ze hen terug bij Charkov, dankzij Westerse wapens als Javelin-antitankwapens en Himars-raketten, trainingen in het buitenland en een uitgekiende strategie. Maar wat minstens een even belangrijke rol speelde, was het hoge moreel onder de Oekraïense soldaten, de wil om te vechten.

Of zoals Bojko’s commandant Mychajlo in de loopgraven voorrekent: „Wapens plus een hoog moreel is resultaat.”

Deze dagen hebben Mychajlo’s mannen van de 59ste brigade vrij. Ze hoeven niet te vechten. Van de zomer werd er nog gestreden vanuit de loopgraven. Maar nu het front zuidwaarts tot voorbij Cherson is opgeschoven, doen diezelfde loopgraven dienst als ontspanningsplek. De soldaten kunnen hier uitrusten door te slapen, een boek te lezen of rustig filmpjes op hun telefoon te kijken. Het enige werk wat ze hoeven te doen is het controleren van het autoverkeer richting Cherson.

Joeri Bojko belt met zijn broer (boven) en schenkt thee rond de loopgraven.
Foto’s Kostyantyn Chernichkin

Frontlinie

Intussen heerst er spanning in de loopgraven: de soldaten kunnen elk moment worden opgeroepen. Hun gevechtsuitrusting ligt in een geïmproviseerde kast klaar om direct mee te nemen. Mychajlo (41) houdt er rekening mee dat ze naar het zuiden, voorbij Cherson, worden gestuurd. „Ik verwacht dat we aan de frontlinie nodig zijn.”

Boven de loopgraven scharrelt soldaat Josip Dozorets (58) wat rond. Hij loopt langs een afvalkuil met vooral lege waterflessen en kartonnen dozen. Het moreel, zegt hij, is belangrijker dan wapens. „Dacht je dat ik na twee explosies uit de loopgraven wegvlucht? Al kunnen we niet schieten, niemand van ons rent weg. Wij blijven staan tot het laatst.”

Heel wat anders dan de Russen, voegt hij eraan toe. „Ze hebben geen moreel. Als wij doorbreken, rennen ze weg en laten ze hun uitrusting en wapens achter.”

Dat zag Dozorets vorige maand bij de bevrijding van Cherson gebeuren. Na maanden van beschietingen over en weer stortte het Russische front sneller in dan verwacht, net als bij Charkov afgelopen zomer. „De Russen moesten zich verdedigen, maar liepen weg. We voelden dat we sterker waren.”

Die bevrijding, zegt Dozorets, gaf het moreel onder de Oekraïense soldaten een nieuwe impuls. „We merkten dat we niet voor niets hadden gevochten. Het gaf ons het gevoel dat we kunnen winnen.”

Maar de Oekraïense overwinningen hebben een prijs. Op de weg tussen Cherson en Mykolajiv liggen pompstations in puin. Militaire voertuigen staan verroest en kapotgeschoten langs de kant. Een brug is vernietigd. Als omleiding rijdt het verkeer haast stapvoets over een hobbelige zandweg. Van woningen in omliggende dorpen is niet meer dan een hoop stenen over. Bewoners zijn er nauwelijks nog.

Van de zomer werd er nog gestreden vanuit de loopgraven. Foto Kostyantyn Chernichkin

En dan zijn er nog de doden aan Oekraïense zijde. Begin deze maand beweerde Kiev dat ongeveer 10.000 tot 13.000 Oekraïense soldaten waren gesneuveld. Vorige maand zei de hoogste Amerikaanse generaal Mark Milley dat sinds het begin van de oorlog ongeveer 100.000 Russische en 100.000 Oekraïense soldaten zijn gedood of gewond.

De doden laten Dozorets niet los. Al praat hij er nuchter over. „Iedere dode schokt ons en is een klap voor ons moreel. Ze hebben hun leven gegeven voor hun land. Tegelijkertijd geeft elke dode ons het gevoel dat we moeten doorvechten en moeten winnen. Voor onze omgekomen broeders.”

De houding van Dozorets staat symbool voor de vastberadenheid van de hele krijgsmacht. Welke soldaat je ook spreekt, hier tussen Mykolajiv en Cherson, op een militair oefenterrein in het zuiden van het land of bij een commandopost in Oost-Oekraïne, ze zijn er diep van doordrongen waarvoor ze strijden. Alsof het zo is afgesproken, noemt iedere soldaat de drie-eenheid: ‘We vechten voor het vaderland, voor onze familie, voor ons huis.’ Daarentegen lijken hun Russische tegenstanders vaak geen idee te hebben waarvoor ze de oorlog in zijn gestuurd wat hun toch al lage moreel geen goed doet.

De soldaten van de 59ste brigade hebben zich vrijwillig opgegeven voor de oorlog. „We willen niet dat ook maar één Russische laars een stap zet in onze huizen”, verwoordt Dozorets hun keuze. „Je ziet wat ze hebben gedaan bij Boetsja. De Russen moorden, ze verkrachten. Wat voor mensen zijn dit die dat doen? Het geeft ons alleen nog maar meer reden om ons land terug te winnen.”

Overblijfselen bij de loopgraven tussen de Zuid-Oekraïense steden Mykolajiv en Cherson. Nu het front zuidwaarts tot voorbij Cherson is opgeschoven, doen de loopgraven dienst als ontspanningsplek.
Foto’s Kostyantyn Chernichkin

Kindertekeningen

Dozorets trekt de rits van zijn jas omhoog. In het vlakke, bruine dorre veld is de aanstaande winter voelbaar. Een kille wind waait over de loopgraven. Een hevige regenbui een paar dagen eerder maakt de grond modderig. In de provisorische keuken staat een pan borsjtsj te pruttelen. Aan de keukenmuur hangen kindertekeningen om de soldaten te steunen. Ook dat stuwt het moreel omhoog, zegt Dozorets. „De kinderen willen dat we winnen.”

De winter zal niet zijn als thuis, weet hij. Maar de soldaten hebben warme kleding, een slaapzak en een houtkachel om zich bij op te warmen. „Als het moet”, belooft Dozorets, „zullen we ook in de winter vechten.”

Hoe hou je het moreel hoog als de dagen kort zijn, de temperatuur ver onder het vriespunt zakt en sneeuwstormen de soldaten geselen?

Bojko, Dozorets en hun commandant Mychajlo hebben met de 59ste brigade al vier dagen aan de winter mogen proeven. „We werden wakker met bevroren snorren en baarden”, vertelt Mychajlo in de loopgraaf naast soldaat Bojko. „Iedereen had het koud. Maar we dronken warme thee en koffie en gingen verder. Toen ik voorstelde om twee tot drie man te vervangen gaf niemand daar gehoor aan.”

Joeri Bojko laat een kaart zien van zijn vrouw en zoon. „Ik heb de tekening altijd bij me.” Foto Kostyantyn Chernichkin

Geen kou lijden en de moed erin houden, zo vat Mychajlo de kunst om de winter door te komen samen. „We moeten warm blijven en we zullen elkaar herinneren aan de zomer.”

Bojko: „De eerste keer dat je onder vuur ligt, sta je doodsangsten uit. Daarna raak je eraan gewend en voel je je relaxter. Hetzelfde zal gelden voor de winter. Je raakt eraan gewend.”

Commandant Volodymyr Jermochin (40) komt erbij staan: „Na wat we dit jaar hebben meegemaakt zijn we voor niks bang. Ook niet voor de winter.” Hij laat een legerplaatje aan zijn hals zien met een foto van zijn vrouw en zoon. Voor hen vecht ik, zegt Jermochin.

Er is nog een factor die het moreel hoog houdt onder de mannen van de 59ste brigade. Het is commandant Mychajlo, klein van stuk en de bescheidenheid zelve. Het liefst lijkt hij zich in de loopgraven zwijgzaam te verschuilen achter zijn hoge kraag, muts en capuchon. Als hij wat zegt, doet hij dat zacht en rustig. Bojko en Jermochin moeten hem aansporen om te vertellen hoe belangrijk zijn rol is. Lachend houdt hij zijn mond.

Daarom vertelt Bojko zelf maar dat Mychajlo onder Russisch vuur kwam te liggen toen hij zocht naar een geschikte positie voor zijn brigade. Mychajlo valt hem toch bij: „Het was erg gevaarlijk. Ik kon nergens schuilen. Het was liggen, staan en rennen. Liggen, staan en rennen.”

Bojko: „Hij raakte niet in paniek. Als hij niet bang is en zijn verantwoordelijkheid als leider neemt, waarom zouden wij dan bang moeten zijn? Mychajlo gaf het goede voorbeeld. Door hem hielden we ons hoofd hoog.”

Als zijn verhaal is verteld, loopt Mychajlo de loopgraven uit. Hij passeert twee kisten met appels, geschonken door een lokale bewoner. „Ook zulke gebaren zijn goed voor het moreel. We voelen de steun van de bevolking.”

Het liefst lijkt commandant Mychajlozich in de loopgraven zwijgzaam te verschuilen achter zijn hoge kraag, muts en capuchon. Foto Kostyantyn Chernichkin


Voordat zijn band Boombox aan een Europese tournee begon, zat zanger Andrii Chlyvnjoek nog aan het Zuid-Oekraïense front. Lees hier ons interview met hem.