Opinie | Nieuwe wetgeving schiet tekort in bescherming meest kwetsbare staatlozen

Staatloos In Nederland hebben erkende staatlozen nog altijd geen verblijfsrechten, schrijven en . Ook met de nieuwe procedure blijft deze kwetsbare groep onbeschermd.
Interieur van het uitzetcentrum bij Rotterdam The Hague Airport.
Interieur van het uitzetcentrum bij Rotterdam The Hague Airport. Foto Koen van Weel

In een wereld waarin nationaliteit vaak wordt beschouwd als vanzelfsprekend, blijft een groep mensen onzichtbaar en gemarginaliseerd: staatloze mensen. Iemand die staatloos is heeft geen nationaliteit. Dit betekent dat ze niet de basisrechten hebben die de meesten als vanzelfsprekend beschouwen: reizen of werken, trouwen of de geboorte van hun kind registreren. Als gevolg hiervan bevinden veel staatloze mensen zich in een marginale positie, en lopen ze het risico op discriminatie en schendingen van hun rechten.

Onlangs zijn er in de Eerste Kamer twee nieuwe wetten aangenomen, waardoor er eindelijk een wettelijke procedure komt voor het vaststellen dat iemand staatloos is en kinderen die in Nederland zijn geboren zonder verblijfsvergunning de mogelijkheid biedt om onder voorwaarden de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen. De nieuwe wetten, hoewel een welkome stap in de goede richting, hebben een lange aanlooptijd gekend, wat in schril contrast staat met de schrijnendheid die staatloosheid met zich meebrengt. Voor de meest kwetsbaren is er een dringende behoefte aan een beschermende overheid. Helaas schiet de nieuwe wetgeving juist op dit gebied tekort.

Generationele staatloosheid

Er zijn bijna 30.000 mensen in Nederland die als staatloos of ‘nationaliteit onbekend’ geregistreerd staan. Staatloosheid ontstaat door discriminatie, conflict, het uiteenvallen van landen en problemen met nationaliteitswetgeving. Migratie, al dan niet gedwongen, kan ook een risicofactor zijn. Mensen die met staatloosheid geconfronteerd worden zijn bijvoorbeeld de Rohingya uit Myanmar, Palestijnen en Koerden uit Syrië en Roma-gemeenschappen. Daarnaast zijn er andere groepen, zoals mensen uit voormalige Sovjetrepublieken en voormalig Joegoslavië, die staatloos kunnen zijn geworden als gevolg van veranderende grenzen en politieke omwentelingen. Staatloosheid is een status die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Enkele duizenden staatlozen belanden in Nederland ongedocumenteerd op straat.

Lees ook: Zonder papieren geen huis, geen geld, geen recht. ‘Maar niemand keert vanaf de straat terug naar zijn thuisland’

Met de introductie van een officiële procedure om iemands staatloosheid vast te stellen, wordt een belangrijke stap gezet. Hoewel dit voor een aantal staatlozen een oplossing biedt in de vorm van eenvoudigere naturalisatie, zal dit voor een aanzienlijke groep helaas weinig verandering in hun situatie brengen. Een van de voornaamste kritiekpunten is het ontbreken van verblijfsrechten voor erkende staatlozen. Dit staat haaks op internationale normen en door Nederland getekende verdragen. Vrijwel alle Europese landen met een vaststellingsprocedure verlenen ook verblijfsstatus aan erkende staatlozen, wat logisch is omdat het past in het doel om de problemen die staatloosheid met zich meebrengt op te heffen.

Een ander zorgwekkend aspect is het ontbreken van bescherming tegen uitzetting tijdens de procedure. Het is schrijnend dat staatlozen, ondanks hun kwetsbare positie, nog steeds geconfronteerd kunnen worden met detentie en uitzetting door de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Kinderrechtenverdrag

Een ander punt van kritiek op de wetsvoorstellen is het vereiste van ‘stabiel’ hoofdverblijf in het optierecht op Nederlanderschap voor staatloze kinderen die zijn geboren in Nederland zonder rechtmatig verblijf, iets dat tevens aangekaart is door onder andere Groenlinks/PvdA, D66 en ChristenUnie tijdens de behandeling van de wetsvoorstellen in de Eerste Kamer. Deze wet voegt met ‘stabiel’ een extra eis toe, namelijk dat het kind en diens ouders hun vertrek niet mogen hebben gefrustreerd en zich niet aan het toezicht mogen hebben onttrokken. Het is problematisch dat er twee verschillende regelingen zijn voor kinderen met en zonder rechtmatig verblijf, wat neerkomt op discriminatie op basis van verblijfsstatus en het handelen van de ouders. Kinderen mogen niet gestraft worden voor het gedrag van hun ouders, zoals vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag. Zoals Farah Karimi namens GroenLinks/PvdA tijdens het debat al aangaf, gaat deze wet opnieuw uit van de misbruikende burger als norm, wat resulteert in een onnodig strenge wetgeving. Een lange periode van onzekerheid tijdens verblijf in een gezinslocatie, het gebrek aan toekomstperspectief voor het kind en gestraft worden voor het gedrag van een ouder – hoe is dit in het belang van het kind?

Hoewel er wetten zijn aangenomen om de cyclus van staatloosheid in Nederland te beëindigen, blijven er zorgen bestaan voor de effectieve bescherming van de groep die juist het zou moeten helpen. Het bereiken van het beoogde doel vereist het verbinden van het verkrijgen van verblijfsrecht aan de vaststelling van staatloosheid. Om toegang tot de procedure te verzekeren, moet – al dan niet tijdelijke – bescherming geboden worden tegen detentie en uitzetting voor degenen die in afwachting zijn van de uitkomst. Daarnaast pleiten we voor gelijke kansen voor in Nederland geboren staatloze kinderen – met en zonder verblijfsvergunning.