Mali wijst VN-vredesmissie Minusma de deur

VN-missie Mali De blauwhelmen, sinds 2013 actief in Mali, zijn daar niet langer welkom. Vrijdag stemt de VN-Veiligheidsraad over een onvermijdelijk einde.

Een konvooi van VN-missie Minusma in Mali, op een archieffoto uit 2019.
Een konvooi van VN-missie Minusma in Mali, op een archieffoto uit 2019. Foto Minusma via EPA

Hij eiste een „onmiddellijke terugtrekking”. Abdoulaye Diop, Mali’s minister van Buitenlandse Zaken, klonk ernstig toen hij eerder deze maand in het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York die woorden uitsprak. Het was een besluit dat lang voor onmogelijk werd gehouden, maar het afgelopen jaar steeds waarschijnlijker werd: het einde van vredesmissie Minusma.

Lees ook: VN-missie ‘loopt op eieren’ in Mali

Vrijdag stemt de Veiligheidsraad over een resolutie die niet alleen het vertrek van de zeventienduizend man sterke missie moet bezegelen, maar daar ook vaart achter zet. Volgens persbureau Reuters, die een conceptversie van de resolutie onder ogen kreeg, stopt de missie formeel vrijdag, met een overgangsperiode tot 31 december.

Dat lijkt Bamako niet snel genoeg te gaan. De geplande stemming werd een dag uitgesteld om verder te onderhandelen over de voorwaarden van de terugtrekking. De geopperde zes maanden zou Mali’s autoriteiten te lang duren, zij zouden drie maanden wel genoeg vinden.

Na maanden waarin de verhoudingen tussen de Malinese regering en Minusma steeds verder op scherp kwamen te staan, loopt nu zelfs het einde van een van de grootste en dodelijkste VN-vredesmissies uit op ruzie.

„Het is pesten, intimideren”, zegt Sahel-onderzoeker Yvan Guichaoa. „Drie maanden is simpelweg onmogelijk. Je hebt het niet alleen over de lopende projecten en contracten, maar ook over de veiligheid van duizenden man personeel. Die komt in gevaar bij een gehaast vertrek. Dit is, nog steeds, een oorlogsgebied.”

Guichaoa is niet de enige die vreest voor de gevolgen, vooral in het noorden, waar de missie een wankel akkoord in leven hield tussen de regering en Toeareg-rebellen, wier wens voor autonomie het land tien jaar geleden in chaos stortte. Het opende de deur voor jihadistische groeperingen, die van Mali het centrum maakten van de islamitische terreur die zich sindsdien almaar verder over West-Afrika verspreidt.

Ramkoers met Frankrijk

De blauwhelmen kwamen in 2013 naar Mali om een vredesproces te begeleiden tussen de regering en separatistische Toeareg-rebellen, terwijl Franse soldaten de jihadisten terugdrongen. Later kreeg de missie daar als taak bij om in het door conflict verscheurde centrum van het land te helpen lokaal gezag te herstellen. De manschappen en middelen werden daar alleen nooit op aangepast, tot frustratie van velen.

Lees ook: Luitenant-generaal Kees Matthijssen: ‘We kunnen onze handen niet van Mali aftrekken

Het zorgde ervoor dat Minusma, waar ook Nederland van 2014 tot 2019 een belangrijke bijdrage aan leverde, steeds meer onder vuur kwam te liggen. Vooral nadat militairen in de zomer van 2020 de macht in het land grepen. Eerst kwamen zij op ramkoers te liggen met Frankrijk, de oud-kolonisator die volgens de nieuwe machthebbers niets had gedaan aan de opmars van jihadisten en wiens troepen uiteindelijk de deur werd gewezen.

De VN-missie, met (voor dit jaar) een budget van 1,26 miljard dollar, kreeg eveneens kritiek: de junta wilde dat de blauwhelmen actief zouden meehelpen met terreurbestrijding, maar de bij de missie betrokken landen zagen dat niet zitten. Die uiteenlopende verwachtingen maakten de missie impopulair. Niet alleen in Bamako, maar ook onder een deel van de Malinezen, die zich niet beschermd voelden tegen het geweld.

„De junta maakte zich populair met het narratief dat de Fransen zich alleen maar met hen bemoeiden, maar niets bijdroegen. ‘Die gooien we eruit, Mali voor de Malinezen’”, zegt Martijn Kitzen, hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie en medeopsteller van een vorig jaar verschenen rapport over de Nederlandse bijdrage in Mali. „Nu zie je dat ze het breder trekken, van een anti-Frans naar een anti-westers verhaal.”

Minusma is niet zozeer westers, stelt Kitzen (het merendeel van de dertienduizend blauwhelmen komt uit Afrikaanse landen), „maar de besluitvorming erachter wordt wel zo gezien”. Mede omdat Frankrijk de zogenoemde ‘penvoerder’ voor Mali is: resoluties over het land, zoals nu over de terugtrekking van de missie, worden door de Fransen geschreven.

Wagner-huurlingen

Mali’s president Assimi Goïta zoekt zijn bondgenoten elders: in Rusland, Turkije of Iran. Niet alleen leverde Moskou gevechtsvliegtuigen en helikopters; zeker duizend huurlingen van de Wagner Groep (‘instructeurs’ volgens Mali) zijn sinds anderhalf jaar in het land aanwezig om het Malinese leger te trainen en om mee te vechten. Net als in andere landen waarin Wagner actief is, zouden zij zich ook hier schuldig maken aan oorlogsmisdaden.

Ook dat, of júíst dat, zorgde voor frictie met Minusma. Volgens Goïta en de zijnen zou de missie met haar onderzoeken naar mensenrechtenschendingen Mali’s leger in diskrediet proberen te brengen. Hij sloeg het afgelopen jaar terug met steeds meer belemmeringen die het werk van de blauwhelmen langzaam onmogelijk maakte. Patrouillevluchten kregen geen toestemming, toegang tot bepaalde gebieden werd hen ontzegd.


Bloedbad? Nee, het is spionage!

De druppel die de emmer voor de junta deed overlopen, was mogelijk een rapport dat de VN-mensenrechtencommissie onlangs uitbracht over Moura, een plaats in Centraal-Mali, waar een anti-terreuroperatie van het Malinese leger met Wagner-huurlingen vorig jaar eindigde in een bloedbad. Volgens de onderzoekers zijn zeker vijfhonderd mensen, waaronder onschuldige burgers, geëxecuteerd. De junta reageerde met een juridische procedure tegen de onderzoekers.

De frustratie hierover klonk door in de woorden van minister Abdoulaye Diop, toen hij op 16 juni de Veiligheidsraad toesprak. Hij sprak van een „vertrouwenscrisis” en betichtte de missie ervan „spanningen tussen gemeenschappen aan te wakkeren”.

„Minusma bewoog zich al richting een langzame dood”, zegt Ulf Laessing, hoofd van het Sahelprogramma van de Duitse denktank Konrad Adenauer Stifting (KAS). „Ik was vorige week op de basis in Mopti [in centraal Mali]. Daar leek iedereen ervan uit te gaan dat het een en ander zou veranderen, dat mogelijk enkele bases zouden sluiten, maar dat het verder business as usual zou blijven. Toen volgde deze bombshell .”

Laessing spreekt telefonisch vanuit de hoofdstad Bamako waar „de spanning in de lucht hangt”. „Iedereen vraagt zich af wat er gaat gebeuren.”