N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Sinds de aanslag op een moeder en dochter in Zwijndrecht in januari van dit jaar lijkt er sprake te zijn van een verhoogde belangstelling in de media en de politiek voor femicide. Vaak wordt dan gezegd dat het hier zou gaan om de moord op een vrouw omdat zij een vrouw is. Die directe link kan ik niet onderschrijven waar het gaat om ex-partnergeweld. Wel is het zo dat de vrouwen die vermoord worden door hun (ex-)partner het slachtoffer zijn van een vorm van gender-gerelateerd geweld die ‘dwingende controle’ wordt genoemd.
Zowel mannen als vrouwen kunnen dwingend controlerend zijn. Toch is het gerechtvaardigd om dit gender-gerelateerd geweld (en femicide) te noemen, nu vrouwen veel vaker dan mannen slachtoffer zijn van ernstiger (fysiek) of dodelijk geweld door een (ex-) partner.
Fysiek geweld
Bij dwingende controle gaat het om patronen van mishandelend gedrag die bestaan uit onder meer intimideren, controleren, manipuleren, isoleren en vernederen. Dwingende controle kan, maar hoeft niet, gepaard te gaan met fysiek geweld. Dodelijk geweld kan ook voorkomen zonder dat er eerder sprake is geweest van fysiek geweld. Volgens Jane Monckton Smith, die hier uitgebreid onderzoek naar deed, heeft namelijk het niveau van controlerend gedrag (stalking is daar een voorbeeld van) de hoogste voorspellende waarde voor een eventueel fataal verloop.
In Nederland worden ieder jaar omstreeks 43 vrouwen vermoord, blijkt uit statistieken van het CBS. Zo’n 60 procent van deze vrouwen wordt vermoord door hun partner of ex-partner, in de meeste gevallen op het moment dat zij de relatie net verbroken hebben dan wel voornemens zijn dit te doen.
Binnen het frame van de ‘vechtscheiding’, worden alle complexe scheidingen gereduceerd tot een ruzie tussen kleuters
Dit getal, dat in verhouding tot andere Europese landen hoog is, wijst op een dieperliggend maatschappelijk probleem waarbij veel vrouwen slachtoffer zijn van ernstig geweld door een (ex-)partner. De meeste kindermishandeling vindt plaats in de context van (ex-)partnergeweld en ook dit zou een grote bron van zorg moeten zijn. Binnen het frame van de ‘vechtscheiding’, worden evenwel alle complexe scheidingen gemakshalve gereduceerd tot een ruzie tussen kleuters. Terwijl in werkelijkheid sprake kan zijn van ernstig en in potentie dodelijk geweld. Uit buitenlands onderzoek blijkt dat in zeker 50 procent van de complexe scheidingen huiselijk geweld speelt.
In het familierecht is het door het vechtscheidingsframe bijna ondoenlijk om (ex-)partnergeweld en kindermishandeling bespreekbaar te maken, zelfs als er sprake is van veroordelingen of risicotaxaties vanuit de veiligheidsketen die wijzen op gevaar. Dit toch ter sprake brengen geldt als sfeerbederf en het onnodig belasten van de oudercommunicatie. Binnen het vechtscheidingsframe worden ouders die zichzelf en hun kinderen willen beschermen tegen geweld gezien als ‘strijdende ouders’ en zij worden daar vaak snoeihard op afgerekend. Ook veel mannelijke slachtoffers worden hierdoor ernstig benadeeld.
Het vechtscheidingsframe ligt vanuit wetenschappelijke kant dan ook al lang onder vuur. Vanuit gedragswetenschappelijke hoek klinken al jarenlang pleidooien om in iedere zaak grondig onderzoek te doen naar thema’s als gehechtheid, trauma en dwingende controle, omdat deze ten grondslag liggen aan complexe scheidingen.
Straal genegeerd
Binnen het vechtscheidingsframe wordt het stellen van een goede conflictdiagnose achterwege gelaten en wordt iedereen verwezen naar mediation-achtige trajecten. Terwijl deze gecontra-indiceerd zijn bij dit soort problematiek. Het vechtscheidingsframe is strijdig met diverse mensenrechtenverdragen. Onder meer gaat het dan om het Europese Mensenrechtenverdrag en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. In essentie komen deze verdragsverplichtingen erop neer dat eenieder het recht heeft om vrij van geweld te leven. Ondanks de fundamentele systeemkritiek vanuit de gedragswetenschappelijke en juridische hoek blijven er met regelmaat rechters in de media verschijnen die zich beklagen over ‘vechtscheidende’ ouders.
Parallel hieraan wordt de systeemkritiek op het familierecht, die nog altijd in omvang aanzwelt, straal genegeerd. Ook in het in februari verschenen reflectierapport van de familie- en jeugdrechters werd hier geen noemenswaardige aandacht aan besteed, terwijl hier vanuit de advocatuur wel om was gevraagd.
Het lijkt mij dan ook dringend noodzakelijk erop te wijzen dat aan femicide en een substantieel deel van de complexe scheidingen hetzelfde fenomeen ten grondslag ligt, namelijk een ernstige en eenzijdige vorm van partnergeweld. Het geeft dan ook geen pas dat rechters op zo’n schaal rechtzoekenden in de media belachelijk maken door hen te labelen als ‘vechtscheidende’ ouders, terwijl zij zelf met regelmaat veiligheidsrisico’s negeren en volharden in stilzwijgen over gefundeerde kritiek op hun handelswijze. Strafbaarstelling van dwingende controle, zoals het Verdrag van Istanbul verplicht, en een fundamentele herstructurering van het familierecht zijn noodzakelijk om slachtoffers bescherming te bieden. Ook is van belang dat professionals scholing krijgen in huiselijk geweld en de verschillende verschijningsvormen. Want wonderlijk genoeg zijn er in het familierecht bijna geen professionals te vinden die serieuze kennis hebben van huiselijk geweld en kindermishandeling.