Column | Van boer tot smurrie-held

Frits Abrahams

Het spel is op de wagen, luidt een bekende uitdrukking. Het betekent: de strijd kan beginnen. Voor Nederlandse boeren lijkt donderdag het spel op de trekker. Ze stomen volgens RTL Nieuws op naar Den Haag voor een demonstratie op initiatief van Farmers Defence Force (FDF). „De trekkers gaan voorop in de strijd”, zegt FDF-voorman Mark van den Oever.

Dat kan nog wat worden in Den Haag, want deze boeren ruiken bloed – het bloed van een stervend kabinet. Ze doen alsof ze bedroefd zijn over het afblazen van het Landbouwakkoord, maar in werkelijkheid zijn ze dolblij. Ook al deed het kabinet de nodige concessies, het LTO-bestuur durfde een akkoord niet aan. Dit uit vrees voor een boze achterban en in de hoop dat het kabinet valt en de BBB, ‘hun’ BBB, bij vervroegde verkiezingen als grote winnaar uit de strijd komt. Caroline for premier! Ze zegt dat ze dat niet wil, maar als er een zogenaamd beroep op haar gedaan wordt, kan misschien alles anders worden. Mark van den Oever zal niet tegen zijn.

De taal van de FDF is de moeite van het bestuderen waard. Op hun website is het hoon voor en haat na. Het is de taal van de keiharde intimidatie. De ministers Piet Adema en Hugo de Jonge („immorele politieke carrière”) zijn de gebeten honden. Adema is „nergens anders op uit geweest dan hulp-Piet zijn voor minister De Jonge”, „foute Hugo”. Nu het Landbouwakkoord niet doorgaat, is Adema „een slecht verliezer”. „Voor boeren rest de zwarte piet en in praatprogramma’s speelt hij de zielepiet.” En: „Linkse media zijn het roerend met hem eens.” Ook dat nog!

Minister Hoekstra wordt gemaand zijn verantwoordelijkheid te nemen: „Trek de stekker uit dit kabinet!” Want: „Kies voor het welzijn van Nederland, kies voor je (voormalige) achterban.”

Voor Mark van den Oever, boer in Brabant, heb ik nog een fraai gedicht. Het heet ‘Noord-Brabant’ en werd in 1985 (!) geschreven door Victor Westhoff, een befaamde hoogleraar vegetatiekunde van 1967 tot 1981 aan de Nijmeegse universiteit. Een van zijn oud-studenten stuurde het me toe naar aanleiding van mijn recente column over een kritische tekst uit 1992 van Paul de Wispelaere over Belgische boeren.

Noord-Brabant

Het stinkt er naar de roomse boerenbond,

Naar gier en vunze drijfmest allerwegen.

Hoe hier Gods volk de wijde stilten schond,

Het deert ze niet: de kerk is daar niet tegen.

Eens heide, onafzienbaar in het rond,

Waar wulpen jubelden en mensen zwegen.

Eens heldere beken, stinkend nu naar stront,

Toen zonnedauw en nu verzuurde regen.

Waar bleef de boer, hij die de grond beheert?

Hij werd tot smurrie-held gedegradeerd,

Verwoester van het erfdeel hem verleend.

Vervuild de vennen en de Peel verveend,

Verdroogd de bossen en de ziel versteend.

Waar bleef het edel Brabant dat zich weert?