Onderzoek: deel Nederlandse industrie kan verdwijnen door energietransitie

Toekomstperspectieven Niet elke industriesector kan in de toekomst Nederland overleven, stellen onderzoekers van CE Delft.

De kunstmestfabriek van Yara in het Zeeuwse Sluiskil gebruikt kalk en nitraat als vulstof.
De kunstmestfabriek van Yara in het Zeeuwse Sluiskil gebruikt kalk en nitraat als vulstof. Foto Jonas Roosens/ANP

In het Nederland van de toekomst is vermoedelijk geen plek voor energie-intensieve sectoren als de metaalindustrie en kunstmestproductie. Ook de raffinagesector zal stukken kleiner zijn, omdat fossiele brandstoffen wegvallen. Dat schrijven onderzoekers van onderzoeksbureau CE Delft in een recent rapport over de toekomst van de Nederlandse industrie, dat is uitgevoerd in opdracht van milieuorganisatie Natuur & Milieu.

De onderzoekers schrijven dat de huidige Nederlandse industrie in grote mate is gevormd door de beschikbaarheid van goedkoop gas uit Groningen. Daardoor kent Nederland onder meer grote plastic- en kunstmestfabrieken. Maar naarmate de energietransitie vordert, zullen de energiekosten lager komen te liggen in landen met veel zon, zoals in Spanje. De concurrentiepositie van Nederland om basisproducten te maken, verslechtert dan.

Het gevolg is volgens CE Delft een vorm van „creatieve destructie”, zoals het in economische termen heet: het verdwijnen van bedrijven, of zelfs hele sectoren die niet mee kunnen in een nieuwe fase. De kunstmest- en metaalsector (staal, zink) zijn daarvoor het meest kwetsbaar, denken de onderzoekers: deze sectoren hebben veel elektriciteit of waterstof nodig voor hun vergroeningsplannen. De productie in deze sectoren kan elders goedkoper plaatsvinden, maar import is vanwege hoge transportkosten duur.

Volgens CE Delft kan Nederland wel basisproducten importeren, om die verder te verwerken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om aluminium, maar ook om ammoniak om dat verder te verwerken tot kunstmest.

Twee kunstmestfabrieken

Nederland kent op dit moment twee grote kunstmestfabrieken, van Yara in Zeeland en OCI in Limburg. Zink wordt gemaakt bij Nyrstar in Budel, en staal bij Tata Steel in IJmuiden. Bij elkaar opgeteld werken bij deze fabrieken rond de 10.000 mensen.

De vraag hoe de toekomstige Nederlandse industrie eruitziet houdt economen en de politiek al langer bezig. Minister van Economische Zaken Micky Adriaansens (VVD) wil graag afspraken maken met de twintig grootste vervuilers in Nederland over eventuele steun bij verduurzaming: van Tata Steel, Yara en OCI tot plasticproducent Dow Chemicals in Terneuzen.

Wel zijn er volgens de onderzoekers een flink aantal industriesectoren waarvoor wel degelijk plek zal zijn in Nederland

Vanuit de oppositie in de Tweede Kamer klinkt daarop regelmatig kritiek: volgens met name linkse partijen wordt er geen keuze gemaakt over wat slim is om te steunen en wat niet, vanwege de toekomstige concurrentiepositie van verschillende sectoren.

Lees ook deze reportage: In Noord-Zweden ontspruit een nieuwe, groene staalindustrie

De onderzoekers van CE Delft concluderen overigens dat voor een flink aantal industriesectoren er wel degelijk plek zal zijn in Nederland. Daarbij gaat het om bedrijfstakken die relatief weinig energie gebruiken, zoals de voedingsindustrie, of sectoren die wel veel energie gebruiken maar hoge transportkosten kennen: bijvoorbeeld voor baksteenfabrieken en glasfabrieken. Op kleine schaal kunnen mogelijk ook nieuwe plastic geproduceerd worden, met elektrische ‘krakers’ (in plaats van op aardgas) en op basis van organische materialen als biomassa.

En dan zijn er volgens de onderzoekers ook nog nieuwe sectoren die kunnen groeien in Nederland: daarbij valt te denken aan recyclingsfabrieken (bijvoorbeeld voor plastic), of fabrieken die plantaardig voedsel maken. Verder kent Nederland ook nog altijd een goede bereikbaarheid en infrastructuur, waardoor de concurrentiepositie ten opzichte van veel andere landen in West-Europa goed is.

Sluiskil

Sommige effecten die de onderzoekers beschrijven zijn overigens al langer te zien in de economie. Zo importeerde kunstmestfabriek Yara in Sluiskil het afgelopen jaar grote hoeveelheden ammoniak om verder te verwerken, in plaats van dit zelf te produceren: dat was niet winstgevend door de hoge gasprijzen. Aluminiumfabrikant Aldel in Delfzijl ging zelfs helemaal failliet.

Verder zijn er al verschillende ondernemers die denken in te spelen op de lagere energiekosten in sommige Europese regio’s. In Zweden bouwt H2 Green Steel een geheel nieuwe staalfabriek, die het wil laten draaien op waterstof die goedkoop wordt gemaakt met het overschot aan groene stroom in het land.