‘Strandjutten is zoiets als spullen zoeken in een kringloopwinkel’

Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Deze week: Menno Twisk (66) uit Castricum, die als ‘strandjongen’ het populaire Strandvondstenmuseum runde.

Menno Twisk: „In de bollenschuur van mijn opa werd een verzetskrant gedrukt, terwijl de NSB-krant aan de voordeur werd bezorgd.”
Menno Twisk: „In de bollenschuur van mijn opa werd een verzetskrant gedrukt, terwijl de NSB-krant aan de voordeur werd bezorgd.” Foto Roger Cremers

„Als jongen heb ik alle zomers op het strand doorgebracht, dag en nacht. Dat waren mijn onbezorgde jaren zeventig. Daar heb ik de vrijheid en schoonheid gevoeld van het leven dicht bij de natuur, met de magische gloed van zeevonk, met nachten die toen nog echt donker waren.

„Aan het strand heb ik geleerd de zee te lezen: waar schuilt het gevaar, hoe verandert het weer? Daar werd ik een kampvuurzanger, met m’n gitaar. Daar heb ik het meisje leren kennen met wie ik getrouwd ben.

„Al jong, op m’n dertiende, werd ik lid van de Reddingsbrigade. Ik was een jaar of achttien toen ik voor het eerst een drenkeling reanimeerde. Dat heb ik een keer of vijf meegemaakt. Wij zeggen altijd: één mensenleven redden is al voldoende om dit werk te willen doen.

„Ik ben opgegroeid aan zee, en aan de voet van de duinen. Mijn vader had er een bollenkwekerij. Ook werkte hij als agrarisch schade-expert. Hij maakte schaderapporten voor boeren, in opdracht van verzekeringsmaatschappijen. Het schadewerk heb ik jarenlang samen met mijn vader gedaan. Dit heeft me geleerd me open te stellen voor verhalen van mensen. Je wil mensen helpen die écht schade geleden hebben; meewerken aan fraude wil je niet.

„Van mijn vader heb ik een flinke dosis gezonde argwaan meegekregen. Ik ben allergisch voor machtsspelletjes. Als bollenkweker had mijn vader begin jaren tachtig al te maken met allerlei overheidsregels en ambtenaren die hem voor de voeten liepen. Hij ontmoedigde mij hem op te volgen als bollenboer.

„Afkeer voor politiek zit dieper in de familie. Die komt van de kant van mijn opa, mijn vaders vader. Voor de oorlog werd hij lid van de NSB, maar in de bezettingsjaren groeide zijn anti-Duitse overtuiging. In zijn bollenschuur werd een verzetskrant gedrukt, terwijl de NSB-krant aan de voordeur werd bezorgd. Toch moest hij na de oorlog ruim twee jaar celstraf uitzitten. Een paar jaar geleden heb ik zijn strafdossier gelezen. Hij heeft nooit iemand verraden of geweld aangedaan. In een brief aan mijn vader vanuit de gevangenis herhaalt hij steeds: ‘Vertrouw niemand, Jan – nooit!’

„Na de middelbare school deed ik een MTS-opleiding werktuigbouw in Santpoort. Liedjeszanger Joop Visser was mijn docent maatschappijleer. De gesprekken met hem hebben mij gevormd. Zijn teksten, waarin hij koningen en andere hotemetoten op de hak neemt, zijn mij uit het hart gegrepen.

„Naast het verzekeringswerk heb ik heel wat verschillende banen en baantjes gehad. Gaandeweg heb ik me ontwikkeld in personeelswerk en begeleiding van mensen die psychische zorg nodig hebben. Ik ben ook tien jaar huisman geweest. Dat was een afspraak met mijn vrouw; we zouden allebei een flinke periode thuis zijn voor de opvoeding van de kinderen.

Ik heb nu een repertoire met een stuk of tien liedjes om m’n verhalen over de streekgeschiedenis te ondersteunen

„Omstreeks 2004 wilde ik met de bollenvelden en -schuur van mijn vader iets nieuws ondernemen. Ik had allerlei plannen voor een theehuis en een zorgboerderij, met werk op het land voor mensen met mentale problemen. Mijn vader zag dat eerst totaal niet zitten, maar later heeft hij er toch zijn zegen aan gegeven.”

Strandvonstenmuseum

„Een goede kennis van mij, Thijs Bakker, was hulpstrandvonder. Het is een ambt dat teruggaat tot de middeleeuwen. Je vertegenwoordigt de landsheer langs een deel van de kust – tegenwoordig is dat meestal de burgemeester. In de familie van Thijs was een flinke collectie strandvondsten opgebouwd: aangespoelde roeiriemen, noodseinen, reddingsboeien, potvistanden, walvisbaleinen, enzovoorts. Het idee ontstond daarmee een museum in te richten. Onze schuur was daarvoor de ideale plek.

„Tien jaar lang is ons Strandvondstenmuseum open geweest, van 2011 tot 2021. Het was een doorslaand succes. In totaal hebben we een half miljoen bezoekers gehad. Op het land rondom de schuur had ik een ‘zorgkwekerij’ opgezet, voor reïntegratie van mensen die zich weer konden voorbereiden op betaald werk. Het ene initiatief trok het andere aan. Een bevriende kunstenaar ging er tekenlessen geven. De dorpsdichter van Castricum ging er optreden. Ik verzamelde oude verhalen over de streekgeschiedenis: over strandjutters en schelpenvissers, over jagers en stropers in de duinen.

„Steeds meer groepen kwamen de strandvondsten bekijken. Vaak kregen we de vraag: ‘Hebben jullie ook iemand die iets kan vertellen over strandjutten?’ Ja hoor, dat kon ik. Op een goeie dag pakte ik m’n gitaar erbij. Ik heb nu een repertoire met een stuk of tien liedjes om m’n verhalen over de streekgeschiedenis te ondersteunen.

„Er kwamen schoolklassen. Mijn vrouw werkt in het onderwijs. Zij kon me helpen lesprogramma’s te ontwikkelen. Wild stropen in de duinen noem ik een vroege vorm van voedselbank: zo kwamen arme mensen aan gratis eten. Strandjutten is zoiets als spullen zoeken in een kringloopwinkel – hergebruik, circulaire economie. De bollenschuur werd een plek voor geschiedenis en educatie, voor kunst en zorg. Je zou denken: een aanwinst voor de regio. Maar tien jaar lang heb ik strijd moeten leveren om allerlei vergunningen los te krijgen en te voldoen aan talloze voorschriften.

„Hele verhalen kan ik ook daarover vertellen, maar dat doe ik niet. Het museum is dicht. Ik ben nu vrijwilliger bij Stichting Oud-Castricum. Ik word veel gevraagd om lessen te geven, m’n verhalen te vertellen en liedjes te zingen. Daar geniet ik van – zoals vroeger, rondom het kampvuur op het strand.”

Aanmeldingen: [email protected]