Sluimerend conflict komt tot uitbarsting in het Vredespaleis

Het Vredespaleis in Den Haag


Foto Bart Maat/ANP

Ruzie in het Vredespaleis De aanvankelijke feeststemming over de komst van de nieuwe directeur Erik de Baedts slaat snel om. Hij heeft een dwingende stijl van leidinggeven, luistert slecht naar kritiek en maakt ruzie. „Het was een rotsfeer.”

Het lijkt een normale zittingsdag voor de vijftien rechters van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Zittend achter een lange tafel luisteren ze zwijgend naar een kleine vrouw, gekleed in een wit mantelpak, die achter het spreekgestoelte staat. Het is Delcy Rodríguez, vicepresident en rechterhand van de autocratische president Maduro van Venezuela. Speciaal voor de zitting zijn de Europese sancties tegen haar tijdelijk opgeschort en mag ze Nederland in. „Alles komt neer op de fraude uit 1899”, zegt ze op felle toon tegen de rechters. De overeenkomst uit 1899, die een enorm grensgebied aan Guyana toewees, is waardeloos, stelt ze. Het gebied hoort bij Venezuela.

De grote rechtszaal van het oogverblindende Haagse Vredespaleis zit vol met hoogwaardigheidsbekleders: parlementariërs, ministers, ambassadeurs, hoogleraren en dure advocaten met witte krulpruiken. Iedereen draagt een mondkapje – dat moet daar nog. In de perskamer doet de Venezolaanse tv live op opgewonden toon verslag. Niet zo gek: het Internationaal Gerechtshof van de Verenigde Naties, met rechters uit vijftien landen, is dan niet erg bekend in Nederland, maar het is de hoogste rechtbank ter wereld. De Israëlische afscheidingsbarrière met Palestina, de Russische inval in Oekraïne, de oorlog in Bosnië – over de grootste kwesties in de wereld spreekt het Internationaal Gerechtshof een finaal oordeel, hoger beroep is niet mogelijk. Zonder dat staten zich altijd aan de uitspraken houden, overigens.

Op deze grauwe donderdagochtend in november vechten twee Zuid-Amerikaanse landen een lang conflict uit over een grensregio, dat zijn wortels heeft in 1814, toen Nederland er een stuk grond verpatste aan de Britten. Al decennia ruziën Venezuela en Guyana over het grensgebied, maar sinds ExxonMobil er in 2015 olie vond, staat de kwestie extra onder druk. De Venezolaanse president Maduro heeft gezworen het gebied – twee derde van Guyana – „terug te veroveren” en stuurt voortdurend militairen naar de grens.

Terwijl de rechters proberen de vrede te bewaren, is die vrede in het paleis zélf ver te zoeken. Een paar dagen voor de zitting is de directeur van de Carnegie Stichting, die het paleis in beheer heeft, opgestapt. De directeur, Erik de Baedts, is vertrokken „in goed overleg”, zei de voorzitter van het stichtingsbestuur, oud-minister van Justitie en CDA-coryfee Piet Hein Donner, tijdens een speciaal ingelaste bijeenkomst tegen het personeel. Maar de aanwezigen wisten beter. Donner presenteerde die dag ook mondeling de resultaten van een zeer kritisch intern onderzoek naar de sociale veiligheid bij de stichting. Achter de diplomatieke taal van Donner werd de medewerkers duidelijk dat een jarenlang sluimerend conflict in het Vredespaleis tot uitbarsting was gekomen.

In de zittingszaal is er niets van te merken. De rechters zitten er onaangedaan bij. Geduldig, een beetje onderuitgezakt, luisteren ze naar de ene na de andere spreker, alsof er intern niets gist.

Torenhoge aspiraties

Een tempel voor de wereldvrede. Zo had de Amerikaans-Schotse staalmagnaat Andrew Carnegie het bedoeld. Het paleisachtig bouwwerk zou moeten dienen als onderdak voor het in 1899 opgerichte permanente hof van arbitrage voor ingewikkelde juridische kwesties tussen landen, én voor de meest prestigieuze bibliotheek op het gebied van het internationaal recht ter wereld, die nu circa 2 miljoen per jaar kost. De speciaal hiervoor opgerichte Carnegie Stichting moest dat gebouw beheren, ook voor het Internationaal Gerechtshof van de VN, dat er in 1945 bij kwam.

Alles in de rechtszaal van het Vredespaleis onderstreept deze torenhoge aspiraties. De immense kroonluchters, de gebrandschilderde ramen uit Groot-Brittannië, het zes meter hoge schilderij uit 1926 van Irene, godin van de vrede, het hardhouten plafondgewelf met trapeziumvormige cassettes. Landen stelden bij de bouw hun mooiste materialen ter beschikking: Italiaans marmer, Duits hekwerk op Beiers graniet, Belgische koperen deuren, Chinese vazen uit de Qing-dynastie, zeldzame Japanse wandbespanning en een ijsberenfontein uit Denemarken, die via een vernuftig kleppensysteem verbonden is met de hoge toren om frisse lucht aan te voeren. Tsaar Nicolaas II, geestelijk vader van het arbitragehof, zette een metershoge jaspis vaas op de trein vanuit Moskou.

Het Vredespaleis in Den Haag zit vol met asbest, dat allemaal verwijderd moet worden. Foto Jurjen Drenth / ANP

Hier wordt vrede door recht betracht, wil het van symboliek doordrenkte paleis zeggen. Hier komen woorden voor wapens.

Maar in deze plechtstatige wereld van hardhout en marmer is in de afgelopen jaren woede, achterdocht en venijn gaan heersen, vertellen direct betrokkenen. Jaren waarin de sfeer verziekt raakte, belangrijke functionarissen opstapten, en het ziekteverzuim groeide onder de tientallen medewerkers. De kwaliteit van de prestigieuze bibliotheek, de meest vooraanstaande op het gebied van internationaal recht ter wereld, is verslechterd. De Carnegie Stichting kampt met geldgebrek. Er is een hoogopgelopen ruzie tussen de stichting en het ministerie van Buitenlandse Zaken, de grootste geldschieter van de stichting. De gerechtshoven, op hun beurt, klagen bij Buitenlandse Zaken over ondermaatse dienstverlening door de stichting. Ze voelen zich zo niet gehoord, dat het arbitragehof zélf een arbitragezaak heeft aangespannen tegen de Nederlandse staat. Geld, ambitie en bestuurlijke weeffouten – allemaal hebben ze bijgedragen aan de onvrede in het vredelievende paleis, zo reconstrueerde NRC op basis van gesprekken met betrokkenen, interne communicatie en documenten. Het is bovendien een conflict dat zich afspeelt in een wereld van internationaal gerenommeerde juristen en hoge ambtenaren – niet echt mensen die zich snel iets door een ander laten vertellen.

Waar ging het mis? In gesprekken vallen telkens twee jaartallen: 1903 en 2015.

Wie is de baas?

Toen staalmagnaat Andrew Carnegie in 1903 een zak geld ter beschikking stelde voor de bouw van het Vredespaleis in Den Haag, was er nog geen Volkenbond of Verenigde Naties. Nederland wilde dat geld niet op z’n eigen rekening hebben. Het bedrag, 1,5 miljoen dollar, kwam in handen van de Carnegie Stichting, die speciaal voor dit doel werd opgericht.

Een paar dingen legde Carnegie niet goed vast. Van alle landen op aarde kreeg Nederland „het prinselijke cadeau”, zoals koningin Wilhelmina het paleis noemde, maar helemaal gratis was het niet. Het gebouw zou, aldus de notariële akte, „tot in eeuwigheid” onderhouden moeten worden en Carnegie ging daar niet voor betalen. Maar wie dan wel?

Nog iets: wie is precies de baas? Is dat Nederland, officieel gastland van het arbitragehof, dat met 4,4 miljoen euro per jaar zo’n tweederde van het budget financierde – naast de bijdragen van zo’n 1,4 miljoen van het VN-hof en ruim een kwart miljoen van het arbitragehof. Of is dat de stichting waar de overheid „proper control” over moet uitoefenen, aldus de akte – wat dat ook mag betekenen. En waar had de staalmagnaat het Vredespaleis preciés voor bedoeld? Enkel en alleen voor het huisvesten van een bibliotheek en het arbitragehof? Of had het paleis een eigen rol in het bevorderen van de wereldvrede?

Die kwesties speelden afgelopen decennia op, vooral als er weer eens geld tekort was. Maar ze konden tot nu toe altijd met wat extra financiering en diplomatie weggemasseerd worden. Tot 2015, volgens veel betrokkenen het echte beginpunt van de problemen.

Jonge directeur

Het is juli 2015 als de Carnegie Stichting een nieuwe directeur presenteert. Het is Erik de Baedts, dan 47 jaar, een jurist, afkomstig uit de afvalsector, waar hij veel internationale contacten heeft. Hij spreekt vloeiend Frans, één van de voertalen binnen het Vredespaleis. Als raadslid voor de PvdA in Amsterdam heeft hij ook politieke ervaring. In 2007 kreeg hij enige landelijke bekendheid toen hij een poging deed om PvdA-voorzitter te worden. Die strijd werd gewonnen door Lilianne Ploumen.

Directeur Erik de Baedts. Foto Bas Czerwinski/ANP

De werknemers, op dat moment zo’n vijftig mensen, zien uit naar de komst van de jongste directeur tot nu toe. Het paleis snakt naar iemand die de vrij informele bedrijfsvoering komt strak trekken. Er is te weinig geld, de dienstverlening aan de hoven kan beter en er komt een renovatie van het pand aan.

De feeststemming duurt niet lang. Al heel snel blijkt dat De Baedts er een nogal dwingende stijl van leiding geven op nahoudt. Medewerkers voelen zich voortdurend op de vingers gekeken, als hij uitvoerig alle de stukken die naar buiten gaan controleert. Hij luistert slecht naar kritiek van zijn personeel, maakt ruzie, in vergaderingen schreeuwt hij tot het punt dat een ondergeschikte gaat huilen. Soms slaat hij hard op tafel. „Het was een rotsfeer”, zegt er één.

Binnen een half jaar zijn de verhoudingen zo stroef, dat een aantal leidinggevenden en andere medewerkers een brief naar het bestuur van de stichting sturen, dan voorgezeten door oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, een CDA’er. Ze klagen over de lompe, respectloze omgangsvormen van hun baas, zijn onvermogen om suggesties en kritiek aan te horen, over ondoorzichtige besluitvorming en niet te verdragen micromanagement. Er verandert niets.

Collega’s horen De Baedts zeggen dat de stichting zélf moet werken aan wereldvrede

Niet alleen de stijl van leidinggeven zit de medewerkers van het Vredespaleis dwars. De Baedts verlegt op eigen houtje de missie van de stichting. In wezen is de taak van de Carnegie Stichting nederig: medewerkers zorgen dat de gerechtshoven hun werk kunnen doen en onderhouden de bibliotheek. Maar collega’s horen De Baedts zeggen dat hij niet is aangesteld om conciërge te zijn. Hij vindt dat de stichting zélf moet werken aan wereldvrede. En hij heeft grootse plannen, waar hij het bestuur in mee krijgt. Het Vredespaleis moet een eigen, ambitieuze ‘vredesagenda’ ontwikkelen met evenementen en dialogen. Hij heeft ook een extra argument. In 2014 is de bijdrage van Buitenlandse Zaken verlaagd van 4,8 naar 4,4 miljoen euro en sindsdien niet meer geïndexeerd. De stichting moet ook zelf geldbronnen aanboren via externe bronnen, anders is het onmogelijk het paleis te onderhouden, zegt hij. Er moeten daarom onder meer evenementen en congressen in het paleis komen.

In 2018 organiseert de stichting in het kader van de vredesagenda het driedaagse congres ‘PeaceBuilding Conversations’. Onder de gasten: prinses Laurentien, wetenschappers op het gebied van conflicten en internationaal recht, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, prominenten uit de ngo-wereld.

Wereldreligies

Het congres is slechts de opmaat voor het project waar de directeur echt aan wil werken: vrede tussen wereldreligies. In datzelfde jaar stuurt de Carnegie Stichting het bericht rond dat invloedrijke religieuze leiders onder toeziend oog van de stichting werken aan een verklaring van vriendschap tussen de grote religies. De verklaring is een idee van reclameman Mark Woerde, auteur van het boek How Advertising Will Heal The World and Your Business, en moet in 2020 tijdens een grootschalige conferentie in het Vredespaleis ondertekend worden. Ook de paus is enthousiast, meldt het persbericht.

Het personeel gnuift onderling over het plan met „alle jurken van de wereld” en vindt het branchevervaging en grootheidswaan. Het Vredespaleis is een gerechtsgebouw, niet een toneel voor grootmoefti’s, dalai lama’s en pausen. Een gerechtshof moet neutraal zijn en zich verre houden van politiek en religie.

Het gebouw, weliswaar een traditioneel ontwerp, was destijds volgens de modernste inzichten gebouwd.
Foto’s Guus Schoonewille/ANP

Ook trekt De Baedts voortdurend capaciteit weg bij de kerntaken van de stichting. Hij trekt een dure kracht aan voor externe relaties, zet mensen op fondsenwerving, dat volgens de jaarverslagen niet van de grond komt, en gebruikt budgetten van de facilitaire dienst en van de bibliotheek voor de afdeling marketing en communicatie. Zijn eigen staf breidt uit. Hij degradeert de bibliothecaris van adjunct-directeur tot manager, zodat er een éénkoppige directie overblijft, bestaande uit hemzelf. De bibliotheek, één van de pijlers van de stichting, heeft steeds minder geld en mankracht en de gerechtshoven beginnen te klagen over gaten die in de collectie vallen en over ongewassen gordijnen die bijna van de rails vallen.

Er heerste voortdurend „wantrouwen en achterdocht”, zeggen werknemers en oud-werknemers. De Baedts blijkt achteraf notulen van vergaderingen aan te passen als de inhoud hem niet bevalt. Als hij daarop wordt aangesproken, wuift hij dat weg. De stemming in vergaderingen is „om te snijden”. „Op kritische vragen waarom er geld naar externe relaties ging en niet naar de lampen, ict of schoonmaak, antwoordde De Baedts dat de stichting een missie had, en dat je zelf maar moest nadenken of je hier wilde werken.” De sfeer is zo giftig dat een personeelslid familieleden van de tot de islam bekeerde De Baedts natrekt op signalen van radicalisering. Misschien krijgen ze hem zó wel weg. Het leidt tot niets.

Meerdere werknemers komen met een burn-out thuis te zitten

Zelf willen werknemers niet weg. Veel mensen die er werken, geloven in de missie van de Carnegie Stichting. Ze houden van de rijke erfenis van het Vredespaleis, vinden het een eer om de gezaghebbende hoven te kunnen bedienen. Toch vertrekken er steeds meer mensen op belangrijke posities. Drie van de vijf leden van het managementteam stappen gedesillusioneerd en boos op of melden zich ziek, onder wie het hoofd van de facilitaire dienst en de bibliothecaris. Meerdere werknemers komen met een burn-out thuis te zitten. Het bestuur, vanaf 2019 voorgezeten door Piet Hein Donner, ziet het, maar grijpt niet in. Ongelukkige medewerkers proberen in gesprekken het bestuur tot actie te bewegen, maar dat leidt tot niets.

Anonieme brief

In het begin van 2022 ploft er een brief bij Buitenlandse Zaken op de mat van een onbekende afzender uit het Vredespaleis. Zoals de werkverhoudingen met De Baedts nu zijn, schrijft de melder, gaat het niet langer. Het geld wordt niet doelmatig besteed en mensen zitten ziek thuis. Als het bestuur niks doet, moet Buitenlandse Zaken ingrijpen.

Op het ministerie maken ze zich al enkele jaren zorgen over het Vredespaleis. Buitenlandse Zaken is de grootste geldschieter van de Carnegie Stichting. Het ministerie zorgt voor meerdere internationale organisaties die in Den Haag gevestigd zijn. Maar het Vredespaleis, vertelt een betrokkene, geldt op het ministerie als „het vervelende neefje in de familie”. Zo bijten ambtenaren zich al sinds 2016 stuk op een omvangrijke paleisrenovatie die eraan zit te komen. Die is begroot op 150 miljoen euro, een flinke smak belastinggeld die de overheid niet zomaar naar een particuliere stichting kan overmaken.

Piet Hein Donner bij het Vredespaleis. Foto Laurens van Putten/ANP

Het gebouw, weliswaar een traditioneel ontwerp, was destijds volgens de modernste inzichten gebouwd. En wat toen ook heel modern was, was asbest. Het gebouw zit er vol mee, iets waar de veelal oudere rechters en arbiters heel nerveus van worden. Maar het zit verstopt, achter houten panelen en kwetsbare, zeldzame wandkleden die je niet even oprolt en weglegt. De stichting en Buitenlandse Zaken komen er onderling maar niet uit of alles in één grote renovatie verwijderd moet worden, waarbij de hoven tijdelijk verhuizen, of dat dat stap voor stap moet gebeuren. En ze zijn het oneens over de voorwaarden voor de financiering. De regering stelde wel 150 miljoen beschikbaar, maar eiste in ruil daarvoor het eigendom van het Vredespaleis. Het werd ruzie tussen ambtenaren en Piet Hein Donner, die Donner uiteindelijk won: de stichting blijft eigenaar van het pand. Maar de verhoudingen zijn erdoor ernstig verzuurd.

En nu is er ook gedoe met de directeur. Niet alleen het personeel klaagt over De Baedts, ook het arbitragehof en het Internationaal Gerechtshof klagen al jaren bij ambtenaren over ondermaatse dienstverlening onder de directeur. De verhoudingen worden zo slecht dat Hugo Siblesz, tot afgelopen mei de secretaris-generaal van het hof, niet meer wil praten met De Beadts, behalve over noodzakelijkheden. Het conflict tussen stichting en hoven gaat om heel basale dingen: onderhoud, haperende audiovisuele middelen tijdens zittingen, gebrek aan ruimte en over de bibliotheek. Maar er is ook een principiële klacht. Net als het personeel vinden ook de hoven de taakopvatting van De Baedts te ruim. Een neutrale uitstraling is van levensbelang voor het kunnen functioneren van de hoven, vinden ze. Elke vorm van religieuze of politieke betrokkenheid doet afbreuk aan het neutrale beeld van een gerechtsgebouw – de kwesties die in het paleis worden uitgevochten zijn te gevoelig.

Dat De Baedts dit zegt te doen om de noodzakelijke inkomsten te verwerven, interesseert de hoven dan weer minder. Ze zijn niet van plan meer te gaan betalen aan de stichting, totdat duidelijk is waar het geld aan wordt besteed, en of dat wel past bij de stichting. Iets wat de stichting en het ministerie weer steekt, want het arbitragehof betaalt bijvoorbeeld maar zo’n kwart miljoen per jaar.

Het arbitragehof is op zijn beurt inmiddels zo ongeduldig geworden, dat het in januari van dit jaar zelf een arbitragezaak heeft aangespannen tegen de Nederlandse staat om af te dwingen dat Nederland zijn verplichtingen als ‘gastland’ nakomt. Het hof wil een aantal extra kamers om te kunnen werken, en krijgt die niet.

Sociale veiligheid

Dit loopt, kortom, helemaal uit de hand.

Een van de glas-in-loodramen in het Vredespaleis met uitzicht op de binnentuin en voorzijde. Foto Guus Schoonewille/ANP

Met de anonieme brief in de hand dringt het ministerie bij Donner en zijn bestuursleden aan op een onafhankelijk onderzoek naar sociale veiligheid op de werkvloer. Integriteitsbureau Bezemer & Schubad wordt ingevlogen en levert na tientallen interviews een streng rapport af. In de mondelinge toelichting daarop hoort het personeel dat het zwaar belast is door de spanningen die de leiderschapsstijl van De Baedts met zich meebrengt. „In goed overleg” treedt De Baedts na een paar weken af. Het personeel krijgt van Donner op het hart gedrukt niet met de buitenwereld te praten over het rapport en het vertrek van de directeur. Tegen NRC zegt De Baedts dat hij „niet wil ingaan op roddels”, maar dat hij bij zijn aantreden de stichting in „een moeizame financiële situatie” aantrof en dat alleen ruimteverhuur en evenementen „enig soelaas” boden.

Er heerst enige opluchting in het Vredespaleis, maar euforie blijft uit. Bij de stichting werken nog maar dertig mensen, in plaats van vijftig een paar jaar geleden. Sommigen zitten nog ziek thuis. De dienstverlening is niet op peil, de bibliotheek is nog niet bijgewerkt, er is nog steeds ruimtegebrek en dan is de renovatie nog niet eens begonnen. Pas in februari, als De Baedts officieel vertrekt, zal er een nieuwe directeur gezocht worden om alle plooien glad te strijken. Buitenlandse Zaken maakt wel eenmalig 0,5 miljoen over voor de bibliotheek, plus komende jaren 2,8 miljoen per jaar, en zegt verder streng te zullen gaan toezien op de besteding van het geld. Ook zal het kritischer kijken of de evenementen de neutraliteit van de hoven in de weg zitten. Maar een fundamenteel gesprek over de kwesties die al decennia liggen – wie is de baas, wie moet wat betalen – is nog steeds niet gevoerd.

De werknemers en oud-werknemers wijten de problemen aan verschillende partijen. De één wijst op de zuinige houding van Buitenlandse Zaken, een ander wijst op de laksheid van het bestuur, veel wijzen op de autoritaire stijl van de directeur. Maar allemaal vinden ze het erg dat zo’n waardig instituut zo slecht behandeld wordt. „Het Vredespaleis is geen commercieel bedrijf”, zegt één. „Wat hier zit is zo bijzonder. De hoven zijn heel belangrijk voor de wereld. Die moeten we koesteren.”