N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De onderwaardering van M.C. Escher Het werk van de graficus M.C. Escher is ongekend populair, terwijl kunstkenners het vaak níét waarderen. Waarom niet? Een pleidooi voor opwaardering van Eschers kunst aan de hand van 7 thema’s.
Rembrandt, Vermeer, Van Gogh, Mondriaan, Escher. Wie hoort er in dit rijtje niet thuis? Alle vijf zijn Nederlandse kunstenaars. Hun exposities trekken overal ter wereld massa’s mensen. Van alle vijf is het werk in één oogopslag te herkennen. Toch is Escher het buitenbeentje.
Het werk van M.C. Escher (1898-1972) is ongekend populair. Bezoekers gaan in recordaantallen naar zijn exposities, zijn originele prenten brengen hoge bedragen op en zijn reproducties en boeken zijn wereldwijd bestsellers. Maar in de gevestigde kunstwereld – ook in Nederland – is de waardering een stuk minder.
Dat is altijd al zo geweest. „Hij wordt door de meesten niet als een groot Nederlands kunstenaar gezien, wel als een interessant fenomeen”, zegt Hans Locher, die als hoofd Prentenkabinet van het Haags Gemeentemuseum in 1968 ter ere van Eschers zeventigste verjaardag de eerste grote overzichtsexpositie organiseerde.
Zien miljoenen liefhebbers het verkeerd?
Wie denkt dat alle prenten van Escher een visueel spelletje zijn, kent zijn werk niet goed. Hij maakte niet alleen de bekende herhalende ‘vlakvullingen’ en optische illusies, maar ook Italiaanse landschappen, havengezichten, lichtgevende dolfijnen voor de boeg van een schip en een paar haarscherpe portretten. En vele juweeltjes, zoals de kleine houtsnede Modderplas (1952): een bospad met sporen van schoenen en autobanden en een regenplas die bomen en hemel weerspiegelt.
1 Blockbusters
Op dit moment is de tentoonstelling Escher – Andere wereld in Den Haag een succes, met sinds de opening op 12 februari al 145.000 bezoekers. En de parallelle expositie in het Haagse museum Escher in Het Paleis, waar ook prenten van zijn leermeester Samuel Jessurun de Mesquita zijn te zien, zorgt met 91.000 bezoekers eveneens voor topdrukte: in dit Escherjaar kwamen nu al 13.500 meer mensen dan in 2019, voorheen het beste jaar ooit.
Eerdere exposities van het werk waren ook altijd een succes. Zo trok de expositie M.C. Escher in 1968 vele duizenden naar het Haags Gemeentemuseum (zoals het Kunstmuseum toen nog heette). In 1998 was Escher in de Rotterdame Kunsthal een enorm succes met 336.000 bezoekers. Een Escher-expositie in Rio de Janeiro was in 2011 de best bezochte ter wereld: 573.000 bezoekers (bijna 10.000 per dag). In 2018 brak het Fries Museum bezoekrecords met de expositie Escher op reis (250.000).
2 Breed publiek
„Escher spreekt een heel breed publiek aan”, zegt Judith Kadee, Escher-conservator bij museum Escher in Het Paleis en het Kunstmuseum. „Niet per se het vaste museumpubliek, dat ouder is en hoger opgeleid, maar een doorsnede van de maatschappij. Veel gezinnen komen naar de tentoonstelling.” Die bezoekers koesteren vaak al langer een fascinatie voor Escher, zegt Benno Tempel, directeur van het Kunstmuseum. „Wereldwijd kennen heel veel mensen zijn werk van reproducties.” Directeur Kris Callens van het Fries Museum: „Er zijn een paar kunstenaars die de wereld van de kunst overstijgen en Escher is daar één van. Banksy is ook zo iemand.”
Kadee en Tempel hebben van (oud)medewerkers van het museum verhalen gehoord over een Australisch echtpaar dat speciaal naar Europa kwam om twee dingen te zien: de paus en Escher. Ook wordt nog altijd gepraat over een Russische astronaut die beslist de Eschers moest zien.
Escher-tattoo’s zijn ook iets dat opvalt, zegt Tempel. „Van klein tot groot. Een medewerker van onze technische dienst heeft een krokodilletje van de prent Reptielen (1943) op zijn arm getatoeëerd. Een Amerikaanse vrouw had Dag en nacht (1938) groot op haar rug. Dat grenst aan wat Feyenoord-supporters doen. Bij Mondriaan heb ik zoiets nog nooit gezien.”
Tempel: „Je ziet ook meer mannen dan gebruikelijk. Ik ken eigenlijk geen andere kunst die zo dwars door de samenleving heen is. In die zin is hij misschien het meest te vergelijken met Van Gogh. De romantiek van dat getroebleerde en dat niet erkende heeft Escher dan niet, maar wel de herkenbaarheid. Plus de verbazing vanwege die verbluffende fantasie.”
Ook apart aan de waardering van Eschers werk: hij is enorm populair onder wiskundigen. Zijn werk illustreert lesboeken en hangt aan de muur in leslokalen. Tempel ziet ook nu weer hele wiskundeklassen met hun leraren naar de expositie komen en Callens van het Fries Museum herinnert zich hoe thrillerschrijver Dan Brown in 2018 het museum bezocht toen hij in de buurt was om Friese paarden te bekijken. Samen met zijn vader, die wiskundeleraar was, kwam hij ook naar de expositie Escher op reis. „Ze genoten. Voortdurend zei Dan Brown: ‘Look, Dad!’. Ik kreeg het gevoel dat die jongen de liefde voor Escher had meegekregen van zijn vader. Zijn hele huis hangt vol met de reproducties.”
3 Multitalent
„Wie een expositie van Eschers werk heeft gezien, weet dat het bijzonder is”, vindt Hans Locher van het Haags Gemeentemuseum. „Wie zich ervoor afsluit, wil blijkbaar niet weten dat Escher een boeiend leven leidde, en kunst maakte die ze misschien wel kunnen waarderen.”
Locher vat Escher in een paar zinnen samen als een anti-Van Gogh: „Hij was een deftige, ontzettend grappige man uit een ingenieursmilieu. Die in een paleis is geboren, hooggeleerde broertjes had en een passie had voor grafiek. Maar hij kon ook glashelder schrijven. Zijn brieven en lezingen zijn vaak pareltjes van schrijfkunst.”
4 Actieve kijkhouding
Veel kunstliefhebbers doen Eschers grafiek af als een kunstje, maar het is veel meer dan dat, bepleit Locher. „Naar zijn mooiste prenten moet je blijven kijken en je proberen in te leven in zijn verbeelding. Dan ontdek je heel veel dimensies, boven alleen maar wat vondstjes. Zoals de prent Relativiteit (1953), waarin die mannetjes naar onder en boven lopen, die is buitengewoon spannend. Als je je probeert te verplaatsen in de positie van een mannetje, word je duizelig en weet je niet meer waar onder en boven is.”
„Eschers werk vraagt om een actieve kijkhouding”, zegt Kadee. „Goed kijken levert meestal een beloning op.” Tempel ziet bezoekers op de expositie vaak om zich heen kijken als ze de prent doorhebben. „Is er iemand in de buurt? En als dat zo is, dan gaan ze zeggen: ‘Kijk, moet je zien wat hier gebeurt.’ Escher zorgt dat mensen zichzelf slim vinden. Zijn werk is eigenlijk het omgekeerde van een goocheltruc. Niet hoe kan dat? Maar hé, ik heb door dat er iets gebeurt dat niet kan. Ik denk dat Escher daar bewust op inspeelt.”
5 Niet modern is niet hetzelfde als niet goed
Locher vindt Escher ook geen ‘natuurlijke tekenaar’. „Maar zijn grafiek is technisch heel goed en hij kan zijn beperkingen mooi hanteren. Hij gebruikt zijn kunnen op unieke wijze in spannende eigen verzinsels. Als hij die krokodilletjes tekent voor Reptielen (1943), dan zijn ze precies zoals ze moeten zijn. Vincent van Gogh kon van nature ook niet goed tekenen, maar hij had die krankzinnige wil om het te doen.”
Zelf aarzelde Escher over zijn kunstenaarschap. Aan het woord ‘artiest’ had hij een hekel. Hij was een ambachtsman, maker van goede houtsneden. Zoals zijn vader een belangrijke ingenieur bij Rijkswaterstaat was, zo wilde hij zelf even productief en nuttig zijn. Maar dat was deels pose, zegt Locher.
Escher voelde zich wel degelijk verwant met kunstenaars, maar dan met de klassiekers die ambachtelijk hun vak verstonden en zelden met types uit zijn eigen tijd.
„Kunstenaars doen maar wat”, zei hij in 1968 in een interview met Bibeb in Vrij Nederland. „Op enkele uitzonderingen na, zoals Dalí, daarvan zie je dat ie wat kan, afgezien van het feit dat hij gek is.”
Dat het Stedelijk Museum zijn werk niet aankocht, begreep hij. „Directeur Sandberg zei terecht dat het niet modern was.”
6 Authentiek
Buitenlandse musea hebben amper Eschers: het Metropolitan in New York heeft er één. MoMA vier, Philadelphia Museum of Art ook vier. Louvre nul, Pompidou nul. Ludwig in Keulen nul, Folkwang Essen nul, Victoria & Albert nul, British Museum nul, National Gallery niks. Idem Prado en Thyssen-Bornemisza in Madrid. „Zelfs het Albertina in Wenen heeft geen Escher”, zegt Benno Tempel over hun verder uitstekende verzameling grafiek.
Uitzonderingen zijn The National Gallery in Washington (dankzij een schenking), het Art Institute of Chicago (17) en The National Gallery of Canada, die een omvangrijke schenking kreeg van Eschers zoon George. In Nederland hebben het Boijmans en het Rijksmuseum redelijke collecties.
Toen Locher in 1965 hoofd Prentenkabinet van Gemeentemuseum Den Haag werd, waren er slechts enkele prenten van Escher in de collectie. „Veel te weinig, want ze waren helemaal niet duur, slechts enkele tientallen guldens per stuk. Alleen Boijmans-directeur Ebbinge Wubbe vond hem ook een belangrijke graficus. De anderen vonden zijn werk oplosbare puzzels, en dus niet artistiek. Ik vind het zo’n ongelooflijke authenticiteit hebben. Er is niet nog één die dat zo doet. Dat is juist het wonderbaarlijke.”
Nog altijd zie je op overzichtstentoonstellingen over twintigste-eeuwse kunst nooit een Escher, en in de vaste opstellingen evenmin. Dat bestendigt zijn onbekendheid bij de kunstliefhebbers die musea bezoeken.
Eschers keuze voor de grafiek is volgens Tempel ook een oorzaak van het gebrek aan waardering voor zijn werk bij kunstliefhebbers. „Wat verder zijn positie als kunstenaar heeft ondermijnd, is het heilig geloof in stromingen in de 20ste eeuw. Alleen in de jaren zestig bestond er een soort vrijhaven van kunstenaars die niet per se tot een stroming behoorden en toch opzien baarden, aangekocht werden en tentoonstellingen kregen.”
Onder invloed van de grote kunsthistorische handboeken, zoals History of Art van H.W. Janson, ging volgens Tempel in de jaren zeventig het denken in stromingen weer overheersen en verdween de ruimte voor buitenbeentjes.
7 Autonoom
„Hij maakte heel eigenzinnig werk”, zegt Kadee. „Dat is het lastige aan hem. Er zijn geen kunstenaars die met hem in een bepaalde beweging zaten. Hij werkt in de periode van de moderne kunst, maar daar distantieert hij zich van. Hij heeft niets met conceptuele kunst en ook niet met de latere op art. Maar juist door zijn eigenzinnigheid heeft hij de tand des tijds doorstaan. We noemen hem wel eens een one man art movement, een eenmanskunstbeweging.”
Hij voelde zich alleen staan in de kunsten, schreef Escher zelf ook, en veel waardering verwachtte hij niet. „Want wat mij boeit en wat ik als schoonheid ondervind, achten anderen dikwijls saai en droog.”
„Mensen zien hem als koud en technisch”, zegt Locher.
Tempel is het met Kadee eens dat Escher niet in een stroming past, maar hij beziet hem wel in een heel lange lijn van kunstenaars die bezig zijn met optische illusie. „Zoals Carel Fabritius die experimenteerde met perspectief en trompe-l’oeil. En die gekke schilderijen waar je een soort weerspiegelende bol in het midden moet leggen en daarin dan een gezicht ziet ontstaan, zoals Holbeins beroemde De ambassadeurs in de National Gallery.”
Tempel ziet ook een verband met het twintigste-eeuwse echtpaar Annie en Josef Albers en in onze tijd met Mark Grotjahn. „En Maura Biava maakt keramische objecten die gebaseerd zijn op wiskundige patronen. Het werk van Ruri Matsumoto ligt heel dicht bij vlakvulling. Escher is absoluut geen eenling.”