N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Schenking Singer Laren ontvangt weer een grote kunstcollectie. De twee directeuren, Jan Rudolph de Lorm en Evert van Os, leggen uit hoe zij donateurs werven. „Je moet niet te hebberig zijn.”
De Quote 500 navlooien. Het was een van de eerste dingen die Evert van Os (51) deed na zijn benoeming in 2014 tot algemeen directeur van Singer Laren. Een kwestie van noodzakelijke kennis verwerven. Wie uit de lijst van meest vermogende Nederlanders woont in het Gooi en behoorde nog niet tot de Singer-familie, de gemeenschap van donateurs waar het cultuurcomplex op kan leunen?
Van Os, bedrijfskundige, zocht destijds naar begunstigers: „Ik moest nog een heel theater doen.” Het uit de jaren vijftig stammende theater van Singer was aan vervanging toe en de geplande nieuwbouw moest nog gefinancierd worden.
Drie jaar later opende het nieuwe theater, voor het leeuwendeel betaald door particulieren uit Laren en omgeving. Het raadplegen van de Quote 500 had Singer aan een stel belangrijke donateurs geholpen.
Singer Laren, naast een theater een museum en een beeldentuin, is een op Amerikaanse leest geschoeid instituut. Dat wil zeggen: niet afhankelijk van overheidssubsidies maar gedragen door zo’n vijfduizend donateurs, merendeels bewoners van het Gooi. Deze supporters beschouwen Singer als hun ‘clubhuis’, zegt museumdirecteur Jan Rudolph de Lorm (64).
De Lorm en Van Os vormen samen al bijna tien jaar de directie. Onder hun leiding heeft Singer de wind mee. Het theater, het entreegebouw en de horeca zijn in 2017 vernieuwd. In 2018 opende Singer een door tuinarchitect Piet Oudolf ontworpen beeldentuin. Het museum werd gerenoveerd en vorig jaar opende een nieuwe vleugel. Vernieuwingen die een investering van in totaal 23 miljoen vergden. Daarvan werd 20 miljoen geschonken door een grote groep particulieren en een enkel cultuurfonds. „Een verhouding die uniek is in hedendaags cultureel Nederland”, zegt Van Os.
Minstens zo belangrijk: de afgelopen acht jaar kreeg het museum meer dan tweehonderd kunstwerken cadeau. Schenkingen waardoor Singer uitgroeide tot hét museum van het Nederlandse modernisme. De meest recente donatie, een collectie van 33 belangrijke schilderijen, maakte Singer woensdag bekend.
Hoe krijgen De Lorm en Van Os dat voor elkaar?
De twee directeuren zeggen voort te bouwen op een lange traditie. Ook hun voorgangers bij Singer staken veel tijd en energie in het onderhouden van de banden met begunstigers. Als een van de eerste musea in Nederland had Singer een vriendenkring die jaarlijks geld doneerde. Het instituut heeft sinds de oprichting in 1956 altijd vooral eigen inkomsten gegenereerd.
De grond in het Gooi is vruchtbaar, zegt Van Os. Laren en buurgemeente Blaricum behoren tot de rijkste gemeenten van het land. Ze hebben ook de tijd mee, vult De Lorm aan. Tien, twintig jaar geleden hadden ze nooit zoveel donaties kunnen binnenhalen. De Lorm: „Jaren terug zat ik aan een ontbijt met Theo Schuyt, de hoogleraar filantropie. Ik deed een beetje stoer, vertelde dat we toen net 11 miljoen van particulieren hadden gekregen voor ons nieuwe theater. Schuyt reageerde wat onverschillig. ‘Singer loopt misschien een beetje voor’, zei hij. ‘Maar dit is wat overal gaat gebeuren. Er gaat enorm veel gedoneerd worden. In kunst, en in geld.’ Schuyt had gelijk, het is de generatie van onze ouders, de babyboomers. Zij zorgen nu voor de grootste vermogensoverdracht uit de geschiedenis.”
Bonbons
Maar hoe vruchtbaar de grond rond Singer Laren ook is, vanzelf vallen de appels niet van de bomen. Op een enkele uitzondering na dan, vertelt De Lorm. Vier jaar terug ontving hij een mailtje van een Duits echtpaar. Of het museum misschien belangstelling had voor de schenking van een schilderij van Max Liebermann, in 1897 geschilderd op de Brink in Laren?
Naar adem happend las hij het bericht, zegt De Lorm. Een schilderij van de belangrijkste Duitse kunstenaar van zijn tijd, en dan ook nog geschilderd in Laren, vast vakantieadres van Liebermann? Dat was een langgekoesterde wens.
De eerste ontmoeting met het echtpaar vond plaats in Maastricht, op de kunstbeurs Tefaf. Van Os haalde koffie voor het echtpaar en begon met een klein charmeoffensief. „Ik vroeg of ze bij de koffie een bonbon wilden.”
De Lorm: „Zegt die man: ‘Wilt u dan misschien ook een bonbonnetje van ons? We hebben nog een Jongkindje voor u.’ Kregen we naast de Liebermann ook nog een prachtige aquarel van Jongkind, een andere ontbrekende schilder in onze collectie.”
Zulke onverwachte cadeaus zijn uitzonderlijk, leggen De Lorm en Van Os uit. Doorgaans is fondsenwerving een kwestie van zaaien, bewateren, liefde en aandacht geven, en dan pas oogsten. Singer koestert begunstigers op velerlei manieren. Voor de 150 ‘fellows’, de donateurs die jaarlijks minstens 1.000 euro geven, organiseert het museum een jaarlijks diner. Bij sponsoractiviteiten in het museum laten De Lorm en Van Os altijd even hun gezicht zien. Ook appen en e-mailen ze regelmatig met relaties.
Het bedrijfsmodel van Singer is ingegeven door noodzaak, zegt Van Os. „Laren is een dorp met 11.000 inwoners en een daardoor kleine begroting. Wij kunnen dus maar een relatief klein beroep doen op de gemeente. Als de inwoners van het Gooi dit erfgoed voor hun kinderen willen laten bestaan, dan zullen ze moeten helpen. Dat is een goed uit te leggen propositie.”
Bestuurlijke rust is daarbij onontbeerlijk, zeggen beide directeuren. Van Os: „Particulieren willen niet schenken aan een museum waar gedoe is.” Het helpt dat zij al lang op hun plek zitten, zegt De Lorm: „De eerste paar jaar denken mensen misschien nog: ‘Grappige vent, die De Lorm.’ Maar na al die jaren weten ze dat ze op Evert en mij kunnen rekenen. Er ontstaan vriendschappelijke banden en met elkaar delen we de liefde voor het instituut.”
Max Beckmann
Ze hebben een nuttig netwerk opgebouwd. Vier jaar geleden belde in de zomer een medewerker van Sotheby’s: een particulier wilde stilletjes een Larens landschap uit 1943 van de beroemde Duitse expressionist Max Beckmann verkopen. Was dat niet iets voor Singer? Te koop voor ruim een miljoen.
Van Os lag op het strand, De Lorm stond op het punt met vakantie te gaan. Hoe deze buitenkans zo snel te verzilveren? Tijd voor een aankoopvoorstel bij de Vereniging Rembrandt ontbrak.
De Lorm vroeg het veilinghuis om een paar weken respijt. Vanaf zijn Franse vakantieadres belde hij een paar dagen later met een van zijn relaties. „Misschien is dit aantrekkelijk voor je, hield ik de man voor. Ik legde hem uit dat als hij het schilderij zou kopen om het aan de staat te schenken, dat zijn kinderen dan later 120 procent van de waarde van het schilderij van de erfbelasting mochten aftrekken.”
Van Os tikte vanaf het strand mailtjes met uitleg over de regeling. „Ik ben geen fiscalist, maar zo langzamerhand weet ik het nodige van de diverse mogelijkheden om kunst te schenken op een voordelige manier.”
Een paar maanden later gaf Singer een persbericht uit: Een „anonieme weldoener” had het museum het schilderij Laren (Landschap met ruiter) van Max Beckmann cadeau gedaan.
Uitleg geven en eerlijk zijn. En vooral: géén last van haast hebben. Of van hebberigheid. Dat zijn de do’s and don’ts van hun werk, zeggen de directeuren.
Ze illustreren de stelregels aan de hand van de grootste schenking uit de geschiedenis van het museum: die van Els Blokker-Verwer, de weduwe van Jaap Blokker, de oud-directeur van detailhandelsketen Blokker.
De Blokkers verzamelden kunst die aansluit bij de Singer-collectie. Omdat ze als supporter een hechte band met Singer onderhielden polste een vorige directie al eens of het echtpaar een schenking wilden overwegen. De Lorm: „Daar was de tijd toen nog niet rijp voor.”
Jaap Blokker overleed in 2011. Een paar maanden later mocht De Lorm de collectie van de Blokkers bekijken. Dat gebeurde op instigatie van een adviseur van de Blokkers, Renée Smithuis, een verzamelaar die Singer in 2015 honderd schilderijen schonk van Bergense School- en Groninger Ploeg-schilders. De Lorm: „Zij zei tegen Els Blokker: ‘Laat die jongen toch eens binnen.’”
De directeur wist niet wat hij zag. „Zo’n beetje alles wat in Singer ontbrak of beter dan wat wij hadden. Ik durfde Els Blokker maar één ding te vragen: of ik een keer een tentoonstelling van haar collectie mocht maken. Haar hoofd stond daar op dat moment niet naar, zei ze. Maar ook: ‘Ik heb je gehoord.’”
Jazz
Fast forward naar 2015. Van Os had Els Blokker leren kennen als medebestuurslid van Laren Jazz. „Een aardige en heel hartelijke vrouw.” Kennis die van pas kwam toen Renée Smithuis de twee directeuren tipte dat Blokker inmiddels openstond voor een gesprek over haar collectie.
De Lorm wilde „niet te greedy” zijn en alleen over de donatie van kunst praten. Van Os verschilde van mening. Als er veel schilderijen naar het museum zouden komen, moesten die ook een plek krijgen.
Niet te klein denken, hield Van Os zijn collega voor. De donateur in spe behoort tot de meest vermogende Nederlanders. Met een nieuwe vleugel aan het museum zou Singer haar kunst goed kunnen presenteren. „Ik probeerde Jan Rudolph gerust te stellen. Ik had Els leren kennen als een evenwichtige en volwassen vrouw. We gaan echt geen ruzie over zo’n voorstel krijgen, zei ik. Als ze niet wil, zegt ze gewoon nee.”
Voor de zekerheid vroegen ze advies aan een vertrouweling van Blokker, de toenmalige burgemeester van Laren. De burgemeester raadde hun aan ervoor te gaan, zegt De Lorm. „Aan Els liet hij weten dat er twee heren aankwamen met een serieuze vraag.”
De aspirant-donateur ontving de museumdirectie aan haar keukentafel, met haar fiscalist aan haar zijde. Achter haar hingen geweldige schilderijen van Jan Sluijters en Kees van Dongen, herinnert Van Os zich.
De twee directeuren hadden voor Blokker en haar zonen boekjes laten maken met hun uitgewerkte voorstel voor een ‘Jaap en Els Blokker-vleugel’ in het museum. Een schetsontwerp door een architect, plus een Excel-sheet van de bouwkosten en de kosten van het toekomstige onderhoud.
Els Blokker hoorde de uitleg over het plan glimlachend aan. Van Os: „Haar lichaamstaal was zo positief dat wij met een heel goed gevoel de deur uitliepen.”
Twee dagen later meldde Blokker zich bij de balie van het Singer: of de directie even tijd voor haar had. In de directiekamer zei ze: ‘We gaan het doen zoals jullie hebben voorgesteld.’ Voorjaar 2018 maakte Singer bekend ruim honderd schilderijen van Nederlandse avant-gardisten van rond 1900 te hebben ontvangen plus geld voor de bouw van een nieuwe vleugel. Een schenking ter waarde van tientallen miljoenen.
Het oorspronkelijke plan was slechts op één punt gewijzigd. Op verzoek van de donateur heette de nieuwe vleugel niet naar de Blokkers maar de Nardinc-vleugel, naar het huis in het Gooi waar het paar woonde.
Met de deze week bekendgemaakte schenking bezit Singer nu ook een werk van Piet Mondriaan, een bloemstilleven. De bekendste Nederlandse schilder van de vorige eeuw maakte vanaf 1915 in Laren zijn eerste echt abstracte schilderijen. Zo’n niet-figuratief werk in de Singer-collectie is de grote droom van De Lorm en Van Os. Op veilingen doen zulke werken meer dan 10 miljoen. De enige manier om zo’n schilderij te verwerven is dus via een schenking. Van Os, de jongste van de twee directeuren, is optimistisch: „Vroeger of later gaat dat ons nog wel lukken.”