N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
„Laat de mensen maar leven, als ze dat willen, en daarna doodgaan, ieder op zijn beurt”, schreef Wisława Szymborska in 2002. „Zij, de wolken, hebben met heel dat vreemde gedoe niets te maken.” De woorden van de Poolse dichteres stonden aan het eind van Even lucht (EO) in de wolken geschreven, als een wijsheid die de korte documentaire in perspectief moest plaatsen. De afgelopen twintig minuten waren gevuld geweest met beelden van mensen die op hun rug in de achtertuin, op een grasveld of naast een kippenhok lagen. Op verzoek van de documentairemakers namen ze daar de tijd om midden op de dag hun blik omhoog te keren. Met hun ogen op de wolken vertelden ze waar hun gedachten nu naartoe gingen.
Bij de jonge deelnemers richtten die gedachten zich vooral op de toekomst en alle angsten en verlangens die daarbij kwamen kijken, terwijl de oudere deelnemers veelal terugblikten op het verleden: soms tevreden, soms met spijt. De thema’s die de wolkenkijkers bezighielden varieerden van behapbaar en concreet tot beangstigend groot. Latrelaties en terminale ziektes, vliegvakanties en klimaatverandering. Ik kwam er niet over uit of ik dat troostrijk of juist beangstigend vond: het idee dat je die dromen en zorgen met zo veel mensen deelt. En dat het de wolken die aan je voorbijtrekken uiteindelijk worst zal wezen hoe veel van je dromen en nachtmerries werkelijkheid worden.
Omdat maandag me wat vroeg leek voor een existentiële crisis ruilde ik de wolken in voor SBS6 (in jargon noemen we dit ook wel een ‘vibe shift’). Daar is sinds vorige week iedere avond Lotto De Quizmarathon (Talpa) te zien – of, in de woorden van presentator Rob Kamphues: „Het grootste quizevenement uit de Nederlandse tv-geschiedenis”, bestaande uit „zo’n 32 uur lang alleen maar quizen, quizen en nog eens quizen, met een selectie van de meest fanatieke quizfanaten .” Die quizfanaten nemen de uitdaging ontroerend serieus en worden behandeld als ware artiesten. Niet alleen kunnen ze backstage gebruikmaken van „speciale faciliteiten”, waaronder een ijsbad, een hometrainer en een doos Trivial Pursuit; ze mochten van tevoren ook een rider (wensenlijst) inleveren met „etenswaar die goed is om supergefocust de 32 uur durende marathon door te komen.” Zo kan het dat ze tussen de quizrondes door met een verhit hoofd de coulissen inlopen terwijl ze dingen zeggen als: „Het is nu tijd voor de hummus.”
Spijtig is het wel dat de marathon is opgeknipt en uitgesmeerd over meerdere weken. Dat geeft je als kijker de gelegenheid om je avond na avond iets slechter te voelen over je groeiende ongeduld. Want geef toe: je kijkt niet voor de triviafeitjes. Je kijkt omdat je wil zien hoe lang het duurt voor de hummus uitwerkt en de eerste uitgeputte quizfanaat van de hometrainer dondert.
Misschien dat de bedenkers van het format voorvoelden dat veel kijkers om die reden pas bij de laatste afleveringen aanhaken, als het slaaptekort van de kandidaten het best zichtbaar wordt. Dat dat de reden is voor het extra drama-element dat ze hebben toegevoegd: de kandidaten delen zich steeds op in twee teams, en aan het eind van elke ronde stemt het verliezende team een van de eigen leden weg. Het weggestemde lid mag dan weer zelf een ander teamlid aanwijzen om het tegen op te nemen in een duel. Wie verliest, vertrekt.
Al dat gehannes met messen in ruggen leidde in aflevering één al tot betraande oogjes bij de weggestemde deelnemer. Zo’n deelnemer zou je eigenlijk ook even buiten op zijn rug moeten leggen, vind ik. Voor een beetje perspectief. „Laat de mensen maar quizzen, als ze dat willen”, zou je tegen hem moeten zeggen; „en daarna weggestemd worden, ieder op zijn beurt. Zij, de wolken, hebben met dat hele vreemde gedoe niets te maken.”
Studenten, onderzoekers, docenten en hoogleraren. Vakbonden, het bedrijfsleven, ondernemers en gemeenten. Maandagmiddag op het Malieveld verenigd met één boodschap: kabinet, doe het niet. Bezuinig niet op de toekomst van Nederland.
Want daar komt het kortzichtige plan op neer dat minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NSC) deze week in de Tweede Kamer presenteert. Zijn ministerie levert komend jaar 430 miljoen euro in, een bedrag dat oploopt tot 1,9 miljard euro in 2028. Basis- en middelbare scholen ontkomen niet aan bezuinigingen, maar de grootste klappen vallen in het hoger onderwijs.
Er wordt minder geld gegeven voor internationale studenten, startersbeurzen voor jonge onderzoekers worden afgeschaft, en twee fondsen waaruit wetenschappelijk onderzoek wordt betaald, worden gekort (het Fonds Onderzoek en Wetenschap) en opgeheven (het Nationaal Groeifonds). Studenten die – in de ogen van het Rijk – te lang doen over hun studie, worden beboet. Wie de nominale studieduur met één jaar overschrijdt, moet deze zogenaamde langstudeerboete van 3.000 euro per jaar betalen.
Het is makkelijk om de demonstranten weg te zetten als elitaire drammers die – in een tijd dat er op veel meer wordt bezuinigd – hun hobby’s willen voortzetten. Dat is allesbehalve waar.
Neem de langstudeerboete. Die raakt juist eerstegeneratiestudenten, van wie de ouders niet naar het hbo of de universiteit gingen. Vaak zijn zij degenen die extra tijd nodig hebben. Het raakt studenten die naast hun studie mantelzorger zijn of vrijwilligerswerk doen – waar de samenleving juist behoefte aan heeft. Het raakt studenten die door ziekte vertraging oplopen.
Het maakt dat het hbo of een universitaire opleiding onbetaalbaar wordt voor degene die geen rijke ouders heeft. En het maakt vooral dat het hoger onderwijs een leerfabriek dreigt te worden, voor een generatie die al grote mentale druk ervaart.
Terwijl hoger onderwijs uit méér dan studiepunten alleen bestaat. Wetenschappelijk onderzoek gedijt bij zelfontplooiing, de maatschappij bij leraren, artsen, economen – en ja, ook bij politici – die zich in hun jonge jaren tot zelfstandige denkers en burgers hebben kunnen ontwikkelen.
Lees ook
1 miljard euro minder? Universiteiten houden rekening met het zwartste scenario
De bezuinigingen zijn bovendien onverklaarbaar in een land dat een kenniseconomie wil blijven, een toonaangevende ‘technologiehub’ wil worden en de komende decennia tal van grote problemen door innovatie wil oplossen. Wie maakte de stikstofberekeningen waarmee de landbouw verder kan? Wie ontwierp de verplegende robot bij een tekort aan zorgpersoneel? Wie ontdekte hoe Nederland een nog hogere zeespiegelstijging aankan?
De ‘Biotech Booster’ die minister Bruins maandagochtend aankondigde – een eenmalig bedrag van 17,6 miljoen euro voor 54 biotechnologische uitvindingen – is niet meer dan een doekje voor het bloeden. Zijn woorden dat de langstudeerboete niet „disproportioneel en hardvochtig” zal zijn, en dat de bezuinigingen „lelijk” zijn, lijken voor de bühne.
Het is te hopen dat de Tweede en Eerste Kamer verstandiger zijn. Want verder blijkt uit alles dat het kabinet onderwijs niet ziet als een investering in de toekomst van dit land, maar louter als een kostenpost.
Op maandag, vorige week, komen 150 leerlingen van het Christelijk Gymnasium in Utrecht op bezoek in de Tweede Kamer. Drie Kamerleden die ook op die school hebben gezeten spreken hen toe: Jan Paternotte van D66, Kati Piri en Luc Stultiens van GroenLinks-PvdA. De docent maatschappijleer die mee is, oud-PvdA-Kamerlid Loes Ypma, kijkt nog rond of ze Femke Zeedijk van NSC ziet. Ook een oud-leerling. In mei kwam ze aan een vijfde klas vertellen over politiek, deze maandag zou ze in een debatzaaltje zitten. Maar ze is er niet.
In haar huis in Eindhoven, vrijdagmiddag, zegt Femke Zeedijk dat ze maandag thuis was gebleven. Ze had harp gespeeld en een dunschiller gekocht, ze is gescheiden en nog maar net verhuisd. En ze had nagedacht: hoe ging ze de volgende dag in Den Haag zeggen dat ze geen Kamerlid meer wilde zijn? Ze vond, net als Rosanne Hertzberger die ook wegging als Kamerlid, dat NSC uit het kabinet had moeten stappen na het vertrek van NSC-staatssecretaris Nora Achahbar, de enige bewindspersoon van Marokkaanse afkomst.
Al voor de verkiezingen had Femke Zeedijk, toen nog adviseur bij ASML, „weerstand” tegen samenwerken met de PVV. In de campagne was ze met Pieter Omtzigt meegegaan naar het SBS-debat en daar zag ze, zegt ze, hoe Geert Wilders „veel punten scoorde”. Na het debat, in een restaurant op het Mediapark, had Pieter Omtzigt gezegd: „Goh, Femke, misschien gaan we wel met de PVV regeren.” Dat was een grap, Femke Zeedijk weet het zeker. „Ik zei: als je dát maar uit je hoofd laat.”
In mei, op haar oude school, was het haar opgevallen hoe goed de leerlingen naar elkaar luisterden, elkaar lieten uitpraten. Heel anders dan in Den Haag. Ze wist nog dat het in háár tijd op school, in de jaren tachtig, ook al zo was. De omgang was „respectvol”. Op de basisschool had ze twee klassen overgeslagen en dat ze op de middelbare school te jong en veel te veel een nerd was om er bij te horen, snapte ze wel. Ze vond wiskunde geweldig, ze had als eerste van haar klas een computer en programmeerde. „Maar ik werd níet gepest.”
Ze denkt dat „de leidingen” in haar hoofd net zo zijn „aangelegd” als die van Omtzigt. „Als het over strategisch nadenken gaat, hoeft hij maar één ding te zeggen en ik snap hem.” Dat ze niet meer hem samenwerkt, vindt ze „een van de moeilijkste dingen” van haar beslissing om te stoppen.
Op maandag maakt Jan Paternotte de groepsapp ‘Io Sodales Parlamentum’ aan, voor de vier Kamerleden die oud-leerling zijn van het Christelijk Gymnasium. Io, Sodales, Gaudeamus is de eerste zin van het schoollied. NSC’er Tjebbe van Oostenbruggen, ook oud-leerling, zit er niet in omdat hij staatssecretaris is geworden. Femke Zeedijk nog net wel.
Ze zit in nóg een nieuwe appgroep: ‘Date?’, met Rosanne Hertzberger en Nora Achahbar. Woensdag gaan ze met z’n drieën uit eten.